UGO JANSSENS OVER DE ROL VAN DE VROUW IN DE GESCHIEDENIS

Geplaatst op 6 augustus 2010 door Jef Abbeel
Ugo Janssens over de rol van de vrouw in de geschiedenis
Al 30.000 jaar een mysterie...
Dit boek handelt over de rol van de vrouw in de geschiedenis, vanaf de prehistorie tot nu en vooral over de wijze waarop mannen over vrouwen dachten en schreven. De auteur start in de Steentijd en vertelt ons dat recent onderzoek uitwijst dat de mannen / jagers of vissers minder voedsel naar huis brachten dan de vrouwen / verzamelaars en plukkers van vruchten, planten en kleine dieren. Deze laatste activiteit was namelijk  voorbehouden aan vrouwen, kinderen en ouderlingen en hun bijdrage aan het dagelijkse voedsel liep op tot 70%.

Bovendien speelden ze een rol in het opjagen van wild en de verwerking van het vlees. Janssens veronderstelt dat de vrouw de gelijke was van de man, omdat onder hedendaagse jagers en verzamelaars beide seksen gelijk zijn in aanzien en rechten, wat ons een riskante hypothese lijkt.  Hij leidt het ook af uit archeologisch onderzoek, dat aantoont dat ze op dezelfde wijze begraven werden. En hij verwijst naar onderzoekers en Griekse historiografen zoals Herodotos en Diodoros van Sicilië, die stellen dat er minstens tijdelijk en plaatselijk een matriarchale cultuur was, o.a. bij de amazones. Hij vernoemt ook de tegenstanders van deze hypothese. 

Dan volgt een hoofdstuk over de moedergodinnen. Hier ontmoeten we o.m. Isis, die door de veroveringen van Alexander de Grote en nadien van de Romeinen over heel het Romeinse rijk verspreid werd, tot in Engeland toe. Demeter of Ceres, Persephone of  Proserpina en Cybele hoorden er ook bij.  Griekse geleerden en filosofen zoals Pythagoras, Socrates, Plato, Aristoteles en hun Romeinse navolgers krijgen kritiek omdat ze de vrouw duidelijk als minderwaardig aan de man beschouwden. In de Griekse en Romeinse wereld waren prostitutie, homofilie en pedofilie ruimschoots aanwezig. Keizer Augustus probeerde vruchteloos de decadente Romeinse elite en het volk ertoe te bewegen om meer kinderen te hebben en ze weer op een hoger moreel peil te tillen, door het stoïcisme te preken en zijn vrouw Livia als voorbeeld te stellen. De auteur vergeet te vermelden dat de keizer zelf een decadent voorbeeld gaf en mislukte in de opvoeding van zijn enige dochter, die hij dan  verbande naar het huidige Roemenië.  Keizer Marcus Aurelius zorgde wel voor meer jonge Romeinen : zijn vrouw schonk hem “in totale gehoorzaamheid” 13 kinderen. 

In de antieke geschiedenis speelden vrouwen ook de rol van helderzienden. De Pythia’s van Delphi waren de bekendste. Al even helderziend waren de politici  die erin slaagden hun advies correct te interpreteren en zo de slag bij Salamis te winnen. 
In Korinthe floreerde de tempelprostitutie. De opbrengst diende voor het onderhoud van de tempel van Aphrodite.  Sommige Griekse vrouwen waren dichteres. Aan de echte  Olympische Spelen ter ere van Zeus mochten de vrouwen  niet deelnemen. Voor hen waren er wel de Heraia, met een zeer beperkt programma : één loopwedstrijd van slechts 160m (5/6 van een stadion), waaraan zij gekleed deelnamen. Enkel Pausanias spreekt hierover en het is niet zeker of de deelneemsters ook uit heel de Griekse wereld kwamen. Gallische en Germaanse vrouwen komen ook aan bod. Doorgaans speelden ze geen rol als strijders, maar wel bij de overgave : dan pleegden ze vaak zelfmoord. 

In het hoofdstuk over lichaamsverzorging en schoonheidsidealen staan ook urine, om tanden te poetsen, ontharingsmethodes met tangetjes of crèmes, wanhoopsmiddelen zoals ezelinnenmelk tegen rimpels, soorten haardracht, geurende oliesoorten en zalfjes als parfums. 
Sieraden kwamen voor bij alle volkeren : Romeinen, Kelten, Galliërs. Huwelijksringen werden bij de Romeinen enkel gedragen door de vrouwen : de man mocht blijkbaar ontrouw zijn. 

In hfst. 8, “Gods discriminatie”, citeert de auteur uit de bijbel. De vrouw komt er meestal uit als ongelijk en onderdanig aan de man. Bij de orthodoxe joden en in de koran is ze er niet beter aan toe. De cultus van het maagdenvlies is één aspect van haar onderwerping. Andere zijn : besnijdenis, mishandeling, moord als ze verkracht wordt of een gedwongen huwelijk weigert. 
Van de bijbel springt de auteur naar de Middeleeuwen, een periode waarin hij vooral hypocrisie ontwaart en de vrouw herleid werd tot de 3 k’s : kerk, kinderen, keuken. Hier gaat veel aandacht naar Jeanne d’ Arc  en wat minder naar de schrijfsters Hildegard van Bingen, Hadewych en Christine de Pizan. 

Met Erasmus zitten we in de Renaissance. Hij krijgt lof omwille van enkele  positieve uitspraken over de vrouw. Dat was gewaagd in een  tijd van heksenvervolgingen, die zowel in katholieke als protestantse gebieden plaats vonden. Luther en Calvijn deden niet onder voor de katholieke kerk. Ook dat mensonterend fenomeen was uitsluitend tegen de vrouwen gericht. Het wordt hier omstandig beschreven. De auteur schat het aantal verbrande heksen op bijna 4.000 tussen 1450 en 1685. In wat nu Wallonië is, stierven er dubbel zoveel als in Vlaanderen. Het laatste proces in de Benelux vond plaats in …1950, voor de rechtbanken van Arendonk en Turnhout : de “heks” werd vrijgesproken. 

In diezelfde periode speelden enkele vrouwen wel een belangrijke rol in de internationale politiek : Isabella van Castilië (koningin van Spanje), Elisabeth I van Engeland, aartshertogin Isabella (getrouwd met Albrecht van Oostenrijk), Maria de Medici. Hier ontbreken de vrouwen die samen met Karel V bestuurstaken waarnamen in zijn groot rijk : zijn tante, Margareta van Oostenrijk, was zijn landvoogdes in de Nederlanden van 1519 tot 1530; in 1508 sloot ze met Lodewijk XII de eerste vrede van Kamerijk, die een einde maakte aan de oorlog met Gelre (dat door Frankrijk gesteund werd). in 1529 sloot ze met Louise van Savoye de Damesvrede van Kamerijk, waardoor Frankrijk Bourgondië kreeg, maar Vlaanderen, Artesië en Italiaanse gebieden (voor lange tijd)  bij Spanje bleven.  Zijn zus Maria van Hongarije was landvoogdes van de Nederlanden van 1531 tot 1555. En na zijn dood was zijn onechte dochter Margareta van Parma landvoogdes van 1559 tot 1567.  De Antwerpse dichteres Anna Bijns krijgt wel een ereplaats, net zoals enkele andere dames met talent :  Judith Leyster, Anna Maria van Schurman, Chiara Cozzolani en Barbara Strozzi. 

Met de Verlichting brak een tijd aan waarin niet enkel de kerken het gedachtegoed bepaalden. Nieuwe ideeën ontstonden en verspreidden zich via salons in Parijs, die vaak door vrouwen werden gehouden. Maar de gelijke rechten werden niet van toepassing op de vrouw en zeker niet op de gewone vrouwen. Hun kansen op onderwijs bleven zeer beperkt. Enkel de Ursulinen boden de meisjes wat meer mogelijkheden. Grote filosofen zoals Diderot waren van mening dat rationeel denken moeilijk was voor vrouwelijke hersenen. Ook Kant beschouwde de man als superieur, hoewel Catharina II de Grote en Maria-Theresia bewezen dat ze bekwame bestuurders waren. 
Marianne was het symbool van de Franse Revolutie, maar ze bleef onder het patriarchale juk. 
Marie-Olympe de Gouges zette zich af tegen slavernij en ongelijkheid van de vrouw, maar stierf op het schavot in 1793. Haar “Déclaration des droits de la femme et de la citoyenne” (1791) leverde haar  en haar lotgenoten  geen enkel  voordeel op.  En de zo geroemde Code Napoléon  legde de vrouw volledige gehoorzaamheid aan haar man op. Schrijfster Madame de Staël – Necker, dochter van de rijke Zwitserse bankier Necker (minister van financiën van Lodewijk XVI), bood verzet, zowel in haar salon als in haar geschriften. Maar Napoleon verbande haar drie keer uit Parijs (1802, 1806,1810), telkens omdat zij de moed had de keizer te krenken. 

Het Congres van Wenen (1814-1815)was weer een mannelijke aangelegenheid, behalve op de dansvloer. Het kantte zich tegen de ideeën van de Franse revolutie. De Industriële Revolutie zorgde wel voor de doorbraak van de middenklasse, maar tot ca. 1875 bleven de universiteiten in de meeste landen een mannenbastion, zelfs in Engeland, waar koningin Victoria gedurende 63 jaar aan het hoofd stond van het grootste wereldrijk. 
In 1830 slaagde de Belgische Opstand, mede omdat de Grote Alliantie de voorkeur gaf aan de onderdrukking van de Poolse rebellie. Alle Belgen werden gelijk, maar het kiesrecht was voorbehouden aan 1 en in 1848  3 % rijke mannen, terwijl de dames moesten wachten tot 1879 / 1881 voordat ze toegang kregen tot de universiteit van Brussel, Luik of Gent.  En in Leuven, de oudste en grootste, duurde het nog vier decennia langer. 

In Nederland haalde Aletta Jacobs als eerste vrouw een universitair diploma in Groningen, 1871-1878. De liberale minister Thorbecke moest tussenbeide komen  om te zorgen dat ze werd toegelaten tot de universiteit en examens mocht afleggen. Als huisarts zette ze zich actief in voor de rechten van alle vrouwen, ook die uit de armere klassen. Een andere bekende feministe was Wilhelmina Drucker, die in 1889 de Vrije Vrouwen Vereniging oprichtte en in 1894 de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht.  Aletta Jacobs steunde beide verenigingen.  In 1917 kregen de Nederlandse vrouwen passief kiesrecht, in 1919 ook actief. 
In België haalde Marie Popelin in 1888 als eerste een doctoraat in de rechten aan de ULB. Maar ze mocht het beroep van advocaat niet uitoefenen !Ze zette zich actief in voor feminisme en pacifisme. De oorlog kwam er toch, maar in 1917 – 1919 kregen vrouwen in diverse landen  wel kiesrecht. In België moesten de meeste nog wachten tot 1948.

De jaren ’60-’70 zorgden voor een tweede feministische golf. De wettelijke gelijkheid van de vrouw kwam er in België in de jaren 1974-2002, in een zevental stappen.  Toch blijven er nog veel vormen van ongelijkheid bestaan : er staan veel te weinig vrouwen aan het hoofd van Westerse overheidsinstellingen en van bedrijven en in Afrika en in de islamitische culturen wereldwijd zijn ze nog altijd het slachtoffer van grote ongelijkheid.  Het boek eindigt met een nawoord, een lijst van raadgevers en geïnterviewden, een uitvoerige bibliografie en een personenregister. 

Ugo Janssens heeft alweer degelijk werk geleverd. Hij is enorm belezen, citeert op elke pagina wel uit één of meer boeken, hij kan vlot en aangenaam vertellen en hij houdt de aandacht van de lezer zeer levendig. Je leest ook veel feiten die je elders niet tegenkomt.  Enkele opmerkingen. De ondertitels maakt hij niet helemaal waar : zijn boek handelt weinig over de vrouw als mysterie en de evolutie van godin naar slavin is zeker niet van toepassing op de huidige Westerse vrouwen. Hij had evt. kunnen verwijzen naar de toestand van vele vrouwen in Afrika en met name in Oost-Congo. 
De chronologische lijn is niet consequent : van de Romeinse keizers keert hij terug naar de farao’s en na de Grieks-Romeinse visie op de vrouw volgt de Egyptische. Janssens vernoemt dikwijls zijn bronnen, maar onvolledig : enkel de naam van de auteur en eventueel de titel van het boek, maar niet het hoofdstuk etc. Een voordeel is dan weer dat het boek zo vlotter leest. Er staan mooie foto’s in (p. 225-256), maar ze verwijzen niet naar de tekst en omgekeerd evenmin. De scheiding tussen Cicero en Terentia kwam er niet in 51 v.C. omdat Terentia toen hun dochter uithuwelijkte, maar in 46 v.C. om financiële redenen. Een prostituee is in het Latijn prostibulum, iemand die openlijk te koop staat, maar  onzijdig. Het meervoud is dus prostibula (p. 111).  Hier en daar stuit je op een drukfoutje : siu iuris i.p.v. sui iuris (114), Halewych i.p.v. Hadewych (279), 1890 i.p.v. 1790 (363), 1789 i.p.v. 1889 (406). De periode na 1945 komt onvoldoende aan bod : onterecht, want de laatste decennia zijn er veel meer vrouwen met leidende functies in de politiek, maatschappij, economie en zeker aan de universiteiten. 
 
Ugo Janssens
Vrouwen. Het beeld van de vrouw door de jaren heen. 30.000 jaar mysterie.
Witsand Uitgevers, Gent, 2010
458 p. ; foto’s, bibliografie, register.
ISBN 978 94 9038 217 9; € 22,50.
 
 
Bericht geplaatst in: artikel, boekrecensie