DIT MEISSIE HEB OOK HONGER
Caroline Nieuwendijk schreef op basis van bronnenonderzoek en interviews het boek 'Dit meissie heb ook honger. Schiedamse kinderuitzendingen tussen 1940 en 1946'. Negen vragen aan de auteur.
Wie is Caroline Nieuwendijk?
Ik heb maatschappijgeschiedenis gestudeerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ik ben eerst gaan werken in het Techniek Museum Delft en daarna bij het Stedelijk Museum Schiedam. Sinds 2008 werk ik bij het Gemeentearchief Schiedam. Bij het archief doe ik onderzoek wat resulteert in een artikel of een tentoonstelling. Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor de educatie. Ik ontwikkel projecten voor het basis- en het voortgezet onderwijs en voer die voor een groot gedeelte ook uit.
Waarom een boek over de hulp aan kinderen in Schiedam tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Het is nu 75 jaar geleden dat Nederland bevrijd. De kinderen die in de Hongerwinter zijn uitgezonden zijn allemaal 80 jaar of ouder. Nu heb ik nog vragen kunnen stellen aan verschillende ouderen die als kind zijn uitgezonden, maar dat worden er gezien hun leeftijd steeds minder. Om mondelinge geschiedenis een rol te laten spelen in het onderzoek, is dit jaar misschien het laatste jaar geweest.
De ondertitel van het boek doet vermoeden dat het om goed georganiseerde reizen ging. Klopt dat beeld?
In de eerste paar jaren van de Tweede Wereldoorlog was de kinderuitzending een geoliede machine. In de Hongerwinter was de organisatie in principe goed georganiseerd maar was het komen aan transportmiddelen een hele ingewikkelde operatie. Transportmiddelen waren schaars of waren oud en gebrekkig. Ook was het moeilijk om aan brandstof, bijvoorbeeld benzine of olie, te komen. Hierdoor kunnen konden geplande transporten soms geen doorgang vinden of waren hopeloos vertraagd.
Was de situatie in Schiedam tijdens de hongergerwinter ernstiger dan in andere steden in het Rijnmondgebied?
Ik heb niet specifiek onderzoek gedaan naar waar de Hongerwinter de meeste impact heeft gehad. Ik denk dat de situatie in Schiedam niet veel anders is geweest dan in andere steden in het westen van Nederland. Vlaardingen was iets landelijker daar was het wellicht iets beter. In Rotterdam was het wellicht iets slechter dan in Schiedam omdat Rotterdam als stad een stuk groter was en is. Er waren afspraken dat als er voedsel aankwam in Rotterdam, Schiedam hier 10% van kreeg. Er is hierover veel gemopperd, want Schiedam kreeg vaak haar 10% niet.
Welke kinderen kwamen in aanmerking voor uitzending en hoe lang duurde het verblijf elders?
De kinderen die in aanmerking wilden komen voor een uitzending werden medisch gekeurd door de schoolarts. Ze werden gemeten en gewogen. De kinderen die meer dan 20% ondervoed waren, kwamen in aanmerking voor noodvoedsel of kinderuitzending. De kinderen werden dus bewust voorgetrokken. Het interkerkelijk Bureau (IKB) regelde zowel het noodvoedsel als de kinderuitzending. De noodvoeding bestond uit elke dag een warme maaltijd ,die bij de kerk waarbij het kind bij was aangesloten, moest worden opgegeten. Dit om te voorkomen dat andere huisgenoten ook mee zouden eten van dit kleine beetje. De warme maaltijd bestond uit dunne soep, net als bij de Gaarkeuken. Het IKB zond schepen uit om in Noord Nederland of in Oost Nederland voedsel te gaan halen. Omdat deze transportmiddelen op de heenweg leeg waren, namen ze kinderen mee om die in Noord of Oost Nederland onder te brengen bij een pleeggezin.
Een reguliere uitzending duurde zes weken. In de Hongerwinter bleven de kinderen bij hun pleegouders totdat ze na de bevrijding weer naar huis konden. Voor iedereen was het onbekend hoe lang het zou duren voordat Nederland bevrijd was. De kinderen zijn in de maanden januari, februari en maart 1945 bij hun pleegouders terecht gekomen. De meeste kinderen zijn was in juni, juli of augustus weer teruggegaan naar hun ouders. Het verblijf was dus minimal drie maanden.
Hoe kwam men aan adressen voor opvang van de kinderen?
Sommige kinderen zijn teruggegaan naar hun pleegouders van een of meerdere jaren geleden. Waarschijnlijk hebben voormalige uitzendverenigingen adressen gegeven van mensen die zich in het verleden als pleegouders hadden opgegeven. Er werd contact opgenomen met de kerken in Noord en Oost Nederland met de vraag of zij een x-aantal kinderen konden plaatsen. In enkele gevallen is bekend dat men pas bij aankomst in een dorp vroeg of men daar kinderen kon plaatsen.
Hoe ben je aan bronnen gekomen voor je onderzoek?
Ik heb gezocht in het Gemeentearchief Schiedam in de archieven van de verenigingen tot kinderenuitzending. Ook het Inter Kerkelijk Bureau (IKB) archief heb ik doorgespit. Ik heb gezocht in archieven van plaatsen waar men ook kinderen uit zond zoals Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Ik heb gezocht in het IKB-archief bij het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies). Ik dacht dat er misschien gecombineerde uitzendingen waren geweest met Delft, Vlaardingen of Rotterdam. Zodoende heb ik de archieven van het IKB van deze steden onderzocht. Maar er zijn geen gecombineerde uitzendingen geweest. Zo heb ik wel de IKB’s onderling kunnen vergelijken. Een aantal jaar geleden heb ik een oproep gedaan aan mensen, die als kind in Schiedam woonden en zijn uitgezonden, zich te melden en hun ervaringen met mij te delen. Hier is op grote schaal aan meegedaan. Zodoende heb ik een lijst van 150 mensen die als Schiedams kind zijn uitgezonden. Twintig mensen heb ik uitgebreid geïnterviewd met een professionele cameraman erbij. Ongeveer vijf mensen heb ik, terwijl ik het interview afnam, zelf op de camera vastgelegd. De overige voormalige bleekneusjes heb ik uitgebreid gesproken, persoonlijk of in diverse telefoongesprekken. Met enkele heb ik slechts contact per e-mail gehad, omdat zij in het buitenland woonden. Van alle gesprekken heb ik uitgebreid notities gemaakt en al deze informatie heb ik verwerkt in het boek.
Hoe kijken de uitgezonden kinderen achteraf op deze ervaring terug?
Alle kinderen, zonder uitzondering, zijn uitermate dankbaar jegens hun pleegouders. Zij beseffen heel erg goed dat deze pleegouders moeite voor hen hebben gedaan om hun gezondheid te verbeteren. Enkele kinderen hebben het in de Hongerwinter niet zo leuk gehad, maar ook zij zijn hun pleeggezin erg dankbaar, omdat zij te eten kregen op het moment dat ze dat nodig hadden.
Wat is je vooral bijgebleven uit de verhalen die je opgeschreven hebt?
Het verhaal van Janny die meemaakt dat op de boerderij waar ze als bleekneusje woonde, 46 mannen werden geëxecuteerd. Als je dat verhaal hoort en je laat het tot je doordringen, dan krijg je het koud en lopen de rillingen over je rug. Dat mensen zo afschuwelijk meedogenloos kunnen zijn ten opzichte van anderen. Onvoorstelbaar!