DE MOORD OP EEN BELASTINGONTVANGER

Geplaatst op 3 juni 2024 door Eric van Dusseldorp
De moord op een belastingontvanger
Bron: Bing Image Creator

“Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker" was een gevleugelde slogan (1993-2018) van de Nederlandse Belastingdienst.

Belastingontvangers zijn nooit geliefd geweest. Wie de Volkskrantstrip van De Tovenaar van Fop, die zich afspeelde in de vroege Middeleeuwen, nog kent, weet dat de belastinginner zelfs op bezoek bij de koning een zwarte kap droeg. Ook het dictatoriale vorstje moest er qua belastingen aan geloven en dan is het toch wat veiliger om onherkenbaar op audiëntie te gaan.

Ook belastingontvanger Anthonij Colenbrander was niet geliefd. Hij leefde van 1650 tot 1700 in Dinxperlo en directe omgeving. Hij werd meermalen met de dood bedreigd en na een poging tot moord annex molestatie maakten enkele jaren later geweerschoten een einde aan zijn leven. De reden was beroepsgerelateerd: hij haalde het in zijn hoofd om bij mensen langs te gaan om (soms achterstallige) belastingschulden op te eisen.

Colenbrander als chirurgijn
Anthonij Colenbranders vader overleed vrij jong, maar er was toch geld genoeg om zoonlief een deugdelijk beroep te laten leren. Hij koos voor chirurgijn, en daarvoor diende hij een aantal jaren als knecht mee te draaien bij een meester in zijn vak. Na een geslaagd examen, oftwel een meesterproef, die enkele dagen duurde, kon hij in het gilde worden bijgeschreven om zelfstandig zijn vak uit te oefenen.

Plaatje rechts: Bing Image Creator

Een chirurgijn moet niet verward worden met een geneesheer die afgestudeerd was aan de universiteit. Dat ambacht gold als een stapje hoger en richtte zich met name op interne geneeskunde. Chirurgijnen hielden zich meer bezig met het grovere werk, zoals snijden, spalken en zwachtelen. Maar ook ziektes en na verloop van tijd ook bevallingen hoorden tot zijn werkterrein. Om het gezinsinkomen wat te spekken, bestierde hij vaak een winkeltje in medicijnen en zelfs voor knippen of scheren kon je soms bij hem terecht.

Onbetaalde rekeningen
Het beroep zou voldoende moeten opleveren, mits iedereen zijn rekeningen zou voldoen. En daar zat nu juist de crux: met name in rurale gebieden hadden gewonden en zieken daar nauwelijks financiële ruimte voor. Vaak bleven rekeningen noodgedwongen (deels) onbetaald.

Zo was er een gezin van ene Jan Velcamp, dat werd getroffen door meerdere ziektes. De rekening beliep 45 gulden en 8 stuivers, iets wat bij lange na niet opgebracht kon worden. Colenbrander verlaagde de nota, die nu uitkwam op 11½ rijksdaalders en twee mud appels. Maar getuige een aanklacht van de chirurgijn tegen diezelfde Velcamp, bleek dat zelfs dat bedrag niet (volledig) kon worden betaald en zelfs de appels waren een probleem. Wat er op de aanklacht volgde, vertellen de annalen niet.

Colenbrander als belastingontvanger
Als gevolg van veel van dit soort incidenten, leverde het chirurgijnsvak dat Colenbrander van 1673 tot 1675 beoefende, te weinig op. Hij werd kerkmeester, een man die het financiële reilen en zeilen van een kerk bestierde. En later bleek hij ingeschreven te zijn als belastingontvanger van Dinxperlo en omgeving. Dat laatste werd je niet zomaar. De integriteit van de persoon moest voor honderd procent vast staan en ongetwijfeld heeft zijn onbesproken kerkmeesterschap hem hierbij geholpen.

Als ontvanger was Colenbrander verantwoordelijk voor het innen van de zogeheten Lantspenninghen, die globaal werden onderverdeeld in grondbelasting, verbruiksbelasting en personele belasting, die bestond uit een vast bedrag per gezinslid. Het lijkt erop dat hij bekend stond als standvastig en op zijn strepen staand, wat hem in bepaalde kringen niet bepaald populair maakte.

Win-win met een dikke ‘maar’
Colenbrander deed zijn werk niet in dienstverband, maar zelfstandig. Hij beurde steeds het hele bedrag en stuurde dat door naar de Ontvanger-Generaal, die wel een vaste betrekking had bij de Staten van Gelderland, onder aftrek van een vast percentage dat zijn inkomstenbron vormde.

Een win-winsituatie, zo lijkt het. Want de opdrachtgever – in dit geval dus de Staten van Gelderland – had belang bij een zo groot mogelijke opbrengst en de zelfstandige ontvanger eveneens, gezien het vaste percentage. Er zat echter een dikke ‘maar’ aan. Die ontvanger zou wel eens heel fanatiek, misschien zelfs te fanatiek, te werk kunnen gaan om zo groot mogelijke bedragen te vorderen. Er was bovendien, vlak voor het aantreden van Colenbrander, sprake van een nogal fors ‘achterstallig onderhoud’ in het vorderen van belastingen, wat natuurlijk koren op de molen was van de kersverse ontvanger.

Derck Smit als belastingbetaler
Een beetje uit het niets komt Derck Smit, de nagenoeg zekere moordenaar van Colenbrander, in beeld. In een archiefstuk wordt hij ‘chirurgijn’ genoemd, net als Colenbrander in de jaren 1673-1675. Het is puur giswerk, want nergens ondersteund door geschreven teksten, maar zou er ‘oud zeer’ kunnen zijn geweest tussen deze twee heren? Ze zullen elkaar in zo’n kleine omgeving zeker gekend hebben en mogelijk voeren ze, als concurrenten, in elkaars vaarwater. We zullen het echter nooit zeker weten. Het staat evenwel vast dat Smit een grote achterstand had in het betalen van belastingen en dat ontvanger Colenbrander hem meerdere malen had aangemaand de ‘landspenningen’ te voldoen.

Maar Smit was het er duidelijk niet zo mee eens en liet het er zeker niet bij zitten. 1694 werd een onstuimig jaar met bedreigingen, poging tot moord en begin van een rechtzaak. Aan de hand van getuigenissen in de rechtszaak kon een overzichtelijke tijdlijn worden samengesteld.

Ca. 1 april 1694
Jan van Hummel (25) en Berent ten Berghe (23) hoorden Derck Smit zeggen dat hij iets wilde doen wat niemand in Dinxperlo had durven doen, namelijk Anthonij Colenbrander doodschieten. Maar het ging Smit echt niet om het geld hoor, want hij voegde eraan toe dat hij geld genoeg had, wel een melkvat vol, maar eerst wilde hij Colenbrander doodschieten.

Later in april 1694
Henrick Hulst, executeur van Anthonij Colenbrander, was bij Smit op bezoek, met een lastgeving om de belastingschulden te voldoen. Het ging inmiddels om een beslaglegging ter executoriale verkoop, maar Smit smeet dit papier opzichtig in het haardvuur. Hij voegde eraan toe dat hij, waar hij ook Colenbrander te pakken zou krijgen, hem zou kapotmaken.

Ca. half mei 1694
Berent Welinck (34) en Aeltien Tueben (47) hoorden Derck Smit zeggen dat hij, voordat hij de verschuldigde landspenningen zou betalen, Colenbrander eerst dood zou willen schieten ‘dat hem den damp soude uijt den hals vlieghen’.

1 juli 1694
Colenbrander ging naar het huis van Derck Smit om hem te manen de achterstallige belastingschulden te betalen. Toen het duidelijk was dat dat niet lukte, schakelde hij een executeur in voor een executoir beslag. Smit herhaalde wat hij vaak al eerder had geroepen, namelijk dat hij hem liever wilde doodschieten.

Die avond gingen Smit met zijn broer en twee kompanen naar Colenbranders woning. Nadat Anthonij met vriendelijke woorden naar buiten was gelokt, begon de ellende. Smit viel hem fysiek aan, smeet hem tegen de grond, trapte hem in zijn gezicht en borst en maakte aanstalten om hem te wurgen.

Einde Colenbrander? Nee, want hij had versterking in de hoedanigheid van zijn zoon met een geweer, een zogeheten snaphaan, en zijn echtgenote die half Dinxperlo bij elkaar schreeuwde en gilde. Hij gaf later ook toe dat hij de aanval alleen kon overleven dankzij zijn zoon en zijn vrouw. Het viertal droop af, het slachtoffer bloedend, maar niet dood, achterlatend.

Dit verhaal komt van het slachtoffer, maar een onafhankelijke getuigenverklaring was er ook, en wel van de ruim twintigjarige Mechtelt Hulst. Zij kwam haar koeien halen en liep langs Colenbranders huis. Ze zag vier of vijf mannen staan die een heleboel rumoer veroorzaakten.
“Datter doemaels veel slaens ende mishandelens is voorgevallen soodanighe dat een manspersoon onder de voet geraeckt is, sijnde Antonij Calenbrander.” en ook “een affgrijslick moort-geroep van de huijsvrouwe ende kinderen van Calenbrander.” Ze getuigde ook dat Dercks broer probeerde de snaphaan te overmeesteren van de inmiddels zwaar bebloede Colenbrander. Dat lukte niet en de mannen dropen af, de herrie ontvluchtend.

Diezelfde avond nog meldde Colenbrander mondeling het feit bij de voogd van Dinxperlo.

4 en 5 juli 1694
Zittingen van de rechtbank waarbij Colenbrander wordt gevraagd wettig en overtuigend bewijs van het voorval te leveren.

7 juli 1694
Colenbrander geeft gehoor aan dit verzoek.

9-10 juli 1694
Derck en twee van zijn kompanen worden ‘s nachts van hun bed gelicht en gearresteerd.

Plaatje rechts: Bing Image Creator

Smits verbanning naar Suderwick
Er volgde een rechtszaak, maar de precieze uitspraak is in geen enkel archief terug te vinden. Toch weten we ongeveer wat die geweest moet zijn, ook in aanmerking genomen de overtuigende ooggetuigenverklaringen. In principe waren vijf straffen mogelijk: doodstraf, lijfstraf, geldboete, gevangenisstraf en verbanning. Gelet op ongeveer vergelijkbare zaken vallen doodstraf, lijfstraf en gevangenisstraf af. De laatste werd eind zeventiende eeuw sowieso zelden of nooit opgelegd, vanwege de hoge kosten.

Er zal zeker een flinke geldboete opgelegd zijn alsmede een vordering tot betaling van de achterstallige belastingschuld. Maar het belangrijkste was natuurlijk de goedkope, maar vanuit de samenleving geredeneerd zeer effectieve, verbanning, waarmee Derck Smit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is bestraft.

Slechts een zandweg oversteken
Die verbanning brengt tevens een nieuwe dimensie in de zaak. Dinxperlo vormde en vormt nog steeds met Suderwick een zeldzame dubbelgemeente, verdeeld over twee landen: nu Nederland en Duitsland, toen de Staten van Gelderland en Münster. De gemeentes worden vandaag de dag gescheiden door een keurige geasfalteerde weg met aan de ene kant duidelijk Nederlandse en aan de overzijde typisch Duitse lantaarnpalen. Eind zeventiende eeuw was er niet meer dan een karrenspoor.

Plaatje rechts: Bing Image Creator

Smit werd dus verbannen en ‘emigreerde’ van Dinxperlo naar… Suderwick, maar bleef dus gewoon in hetzelfde dorp wonen. En er kraaide natuurlijk geen haan naar als hij bij voorbeeld ‘s avonds of ‘s nachts even de zandweg overstak om zich bij zijn gezin te voegen. Daar komt bij dat in die tijd weliswaar in theorie zware straffen konden worden opgelegd op het illegaal terugkeren uit verbanning, maar in de praktijk werd er dikwijls de andere kant op gekeken als de bestrafte zich onopvallend en poeslief gedroeg.

Zo was het mogelijk dat Smit in 1696, 1697, 1700, 1703 en 1707 bij de doop van zijn kinderen in een kerk in Dinxperlo aanwezig kon zijn en ook bij andere ‘activiteiten’ zal hem geen strobreed in de weg zijn gelegd. Om in zijn onderhoud te voorzien trad Smit in vreemde krijgsdienst, om precies te zijn als ruiter in een Münsterse compagnie. Hij was vanaf nu praktisch helemaal onbereikbaar voor de jurisdictie van de Staten van Gelderland en dat zou hem, zoals direct blijkt, goed van pas komen.

De moord
Over de moord op Colenbrander, in de nacht van 20 op 21 mei 1700 in Suderwick, is niets meer bekend dan een vermelding in de notulen van 11 juli van de kerkenraad van de Nederduitse gereformeerde kerk van Dinxperlo. Er was namelijk een vacature vrijgekomen voor kerkmeester, aangezien Colenbrander ‘tusschen den 20 en 21 Maij laastleden als Pachter over het Kerspel en onderhoorighe Boerschappen van Dinxperloo in de Soederwijck is dood geschooten’.

Het staat er duidelijk, maar toch roept het veel vragen op. Want wat speelde er zich precies af op die dramatische nacht in Suderwick? Wat deed Colenbrander in vredesnaam in Suderwick, was hij wellicht gelokt? Is er ondanks de jurisdictiekwestie ergens nog een procesgang geweest? Is Derck Smit, ondanks dat hij beroepsmilitair was, wellicht in elk geval nog ondervraagd? We weten het niet, alles verdwijnt in de mist.

Gezin definitief de grens over
Wel weten we, dat er vanaf 1707 niets meer in de Nederlandse archieven terug te vinden is over de kinderen van Smit. Zeer aannemelijk is, dat ze allen de grens zijn overgestoken en bij hun vader zijn gaan wonen. Smits nakomelingen zijn dus in principe Duitsers, die van Colenbrander Nederlanders, onder wie de auteur van dit artikel.

Is de zaak van de moord op Anthonij Colenbrander nu opgelost? Nee, maar de rancuneuze en gewelddadige binnenvetter Derck Smit zal altijd hoofdverdachte blijven. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is hij (of een direct familielid) de moordenaar.

Verantwoording
De feiten uit dit artikel komen uit het boek ‘Stemmen uit het verleden’, in het bijzonder hoofdstuk 4 'De moord op Anthonij Colenbrander'. Auteur Rob de Redelijkheid deed uitgebreid onderzoek naar deze ‘cold case’, en zonder zijn werk was dit verhaal niet mogelijk geweest.

Rob de Redelijkheid
Stemmen uit het verleden. Over de Achterhoek, over mensen, namen en gebeurtenissen.
€19,95
https://www.achterhoekseboeken.nl/alle-boeken/1175-stemmen-uit-het-verleden.html

 

Bericht geplaatst in: artikel