JAN COMPAGNIE, HET AFRIKAANSE VRIENDJE VAN MICHIEL DE RUYTER

Geplaatst op 17 mei 2010 door Dirk J. Tang
Jan Compagnie, het Afrikaanse vriendje van Michiel de Ruyter
Van Michiel Adriaanszoon de Ruyter bestaan vele afbeeldingen. Op tenminste één schilderij en een paar prenten wordt de voorbeeldige zeeheld geflankeerd door een Afrikaans jongetje.
Portret van Michiel de Ruyter door Ferdinand Bol, 1667

Onopvallend op de achtergrond kijkt hij op naar de admiraal. Is hij een slaaf(je) van Michiel of is het een afbeelding van Jan Compagnie? Voor zover bekend heeft De Ruyter nimmer de beschikking gehad over een tot slaaf gemaakte Afrikaan. Ook is nooit afdoende aangetoond dat hij ooit op directe wijze betrokken is geweest bij de handel in slaven. Dat maakt het niet waarschijnlijk dat we hier van doen hebben met een slaafje.
Wat is dan de betekenis van het Afrikaanse jongetje? Als Jan en Michiel in werkelijkheid ooit jeugdvrinden zijn geweest dan zijn ze beide in hetzelfde tempo oud geworden. De portretten tonen De Ruyter op gevorderde leeftijd en dat geldt duidelijk niet voor het jongetje. Dat betekent dat het dus ook niet waarschijnlijk is dat we hier van doen hebben met een afbeelding van Jan Compagnie.
 
Een verklaring
 
Het is bekend dat toevoegen van Afrikanen aan portretten een soort modeverschijnsel is geweest in het midden van de zeventiende eeuw. Het gebruik heeft zich een korte periode in de Europese schilderkunst gemanifesteerd. Dat was vooral om bij geportretteerde dames de blankheid van de huid beter tot zijn recht te laten komen. De schilder heeft hier het jongetje gebruikt om de belangrijkheid de hoofdpersoon te benadrukken. Een Afrikaanse bediende gaf status aan de afgebeelde. 
Van Jan Company bestaat geen staatsieportret, we weten dus niet hoe hij er heeft uitgezien. Slechts van heel weinig 17e eeuwse Afrikanen is een formeel portret bekend. De rol van Afrikanen in de kunst is in deze periode die van bijfiguren. Toch zal Jan Compagnie, althans iemand die daarvoor moet doorgaan, in latere eeuwen op talloze manieren in kinderboeken worden afgebeeld.
 
Jan Compagnie en Michiel de Ruyter
 
We weten niet veel over het leven van Jan Compagnie, maar over zijn jeugdvriend is een bibliotheek vol geschreven. De oerversie van de De Ruyterbiografie wordt al in 1676 uitgegeven. In het jaar dat De Ruyter sneuvelt publiceert een Amsterdamse uitgever Leeven en daden der doorluchtighste zee-helden en ontdeckers van landen, deser eeuwen: Beginnende met Christoffel Columbus, vinder van de Nieuwe Wereldt. En eyndigende met den roemruchtigen admiraal M.A. de Ruyter.  In het boekje wordt de naam van Jan Compagnie niet door Van den Bos genoemd. 
In 1681, vijf jaar na de dood van de zeeheld, vraagt zoon Engel de Ruyter aan de Amsterdamse predikant Gerard Brandt een biografie over zijn vader te schrijven. Hij krijgt de beschikking over een groot aantal documenten, scheepsjournalen en ander bronnenmateriaal uit de nalatenschap van De Ruyter. Wanneer Brandt’s magnum opus, Het leven en bedryf van den heere Michiel de Ruyter, in 1687 verschijnt, is het een groot succes. 
Het vormt een bron van inspiratie voor vele schrijvers. 
 
Jan Compagnie in het boek van Brandt
 
Gerard Brandt noemt de naam van Jan Compagnie, in zijn spelling: Jan Kompany, op twee plaatsen in zijn werk. De eerste keer is dat wanneer Michiel nog een jongen van elf jaar is. De tweede scène speelt zich geruime tijd later af, wanneer De Ruyter als commandeur van de vloot in 1664 de West-Afrikaanse kust aandoet om de Engelsen een lesje te leren. De eerste beschrijving is erg summier. 
“Op het fchip, daar hij voor Hoogbootsmansjongen voer, was te dier tijd een Neger, weleer voor flaaf verkocht, maar toen vry, en te Vliffingen, naa ’t aanneemen van den Chriftelyken godsdienft, gedoopt en Jan Kompany geheeten, die zyn fpeelgezel werd en dien hy, by verloop van tyd weer in zyn vaderland geraakt, lang daarna in een anderen ftaat wonderlyck ontmoette, in ’t vervolg te melden.”
 
Dat doet Brandt veel later in het boek wanneer hij de tocht die De Ruyter in 1665 naar West-Afrika maakt, beschrijft. De vloot ligt bij het eiland Goeree.
 
“Op dezelven dag viel iets voor dat waardig is verhaalt te worden: een wonderbaare ontmoetig. Eenige van de Hollanfche scheepen verzeilden beooften het eiland Goeree, en hunne boots voeren aan de kaap of het vafte land om water. Onder anderen begaf zich de Schoutbynacht van der Zaan aan land daar hy een’ ouden Neeger vond, die Nederduitfch verftond en fprak, en hem vraagde wie als Adniraal ’t gebied had over de Hollandfche vloot? Van der Zaan zeide, Michiel de Ruiter; De Neger daar op, Michiel, Michiel, Michiel de Ruiter, ik heb omtrent vijf- of zesenveertig jaar geleeden, te Vliffingen een bootsmans jongen gekent, die Michiel de Ruiter heette. Waar op van der Zaan hem verzekerde, dat die zelve Michiel nu Admiraal van de vloot was. Maar de Neger kon ’t bezwaarlyk gelooven, zeggende, Michiel, toen Bootsmansjonge en nu Admiraal, dat kan niet zyn. Als van der Zaan by zyn zeggen bleef, verzocht de Neger, Jan Kompany genoemt, dat men hem aan de Ruiters boord zou brengen; op dat hy zyn’ ouden makker en fpeelgezel, met wien hy gevaaren had, noch eens mocht zien en fpreeken. Men was hem te wil: en de Ruiter hem, na ’t verloop van zo veele jaaren, ziende en hoorende fpreeken, ftond niet min verwondert dan de Neger over die zeldzaame ontmoeting. Hier zag de Neger dat de Bootsmans jongen eertyds zyn medemaat, een Admiraal van deeze Hollandfche vloote was geworden, en hy vertelde, dat het geluk hem, weleer een’ arme slaaf, ook had begunftigt, en tot ‘ Onderkoning’ over eenige Negers van dat geweft verheven. Daarna begoft hy te fprekenvan d’oude tyd hunner kindsheit, en toonde een fterke ja byna ongelooffelyke geheugenis te hebben. Hy wift al de naamen der bruggen , ftraaten en kaajen te Vliffingen onderfcheidelijk te noemen en men hoorde hem vele voorvallen van zyne jeugt, en al wat hem in in ’t gezelfchap van de Ruiter, te waater of te land, was bejegent, omftandiglyk verhaalen. De Ruiter onthaalde hem vriendelyk, en had groot vermaak in zyn gefprek, dat hem d’onnoozele geneugten van zyne kommerlooze jaaren in de gedachten bragt”. 
 
Brandt vervolgt zijn beschrijving nog met allerlei details over het godsdienstige leven van Jan en een beschrijving van zijn dorp en positie.
 
Hoe komt Brandt aan zijn kennis?
 
De vraag is natuurlijk waar heeft Brandt zijn gegevens aan ontleed? Het is niet bekend met wie Brandt heeft gesproken of welke documenten, stukken of papieren hij heeft ingezien. Zeker is het dat hij verschillende documenten en scheepsjournaals in het handschrift van De Ruyter heeft kunnen raadplegen. Het scheepsjournaal dat De Ruyter bijhield van zijn reis naar West-Afrika is bewaard gebleven en ook nu nog goed te lezen. Het bevat allerlei details van de tocht en de manier waarop De Ruyter er in slaagt om de Nederlandse forten op de kust terug te veroveren op de Engelsen. Hij noemt echter nergens de naam van Jan Compagnie. Is dat omdat een dergelijke ontmoeting nooit heeft plaatsgevonden of is dat omdat De Ruyter het niet de moeite waard vond om over de ontmoeting te schrijven? Dat laatste is niet waarschijnlijk want uit alles blijkt dat de vice-admiraal een goed oog voor details heeft. Dat wordt nog eens bevestigd door het gegeven dat hij wel de namen van twee andere Afrikanen noemt. 
Nee, van De Ruyter zelf moeten we het niet hebben bij de zoektocht naar Jan Compagnie. 
Brandt kon natuurlijk ook nog gebruik maken van de verslagen die anderen van de reis maakten. Zo is er het journaal van Engel de Ruyter, de zoon van Michiel, en een andere belangrijke ooggetuige vice-admiraal Joan Cornelisz Meppel of dat van kapitein Isaak Sweers van het schip Middelburg. Alle melden niets over een ontmoeting met een Afrikaanse onderkoning. 
De reis van de vloot naar West-Afrika wordt als een groot succes gezien. Op ruime schaal krijgt het gebeuren aandacht in kranten en pamfletten. 
 
De bron van Brandt gevonden?
 
Bij drukker Pieter la Burgh in Amsterdam verschijnt het pamflet: Journael, gehouden op ‘slants schip de Spiegel, van ‘tgene gepasseert en verricht is op de vloot van [..] de heeren Staten Generael [..] Onder’t beleyt van [..] Michiel de Ruyter [..] in den jare 1664 en 1665. 
Dit is dus een tweede journaal dat aan boord van het schip van De Ruyter wordt bijgehouden. Het is niet zeker wie daar voor verantwoordelijk is. Op bladzijde 29 van het journaal  is de vloot aangekomen bij het eiland Goeree. Het journaal geeft als dagdatum 24 oktober 1664 en beschrijft de manier waarop De Ruyter de Britten het eiland weer afhandig maakt en dan plotseling:
“Onze luytenant Hondius hadde dien dagh
een boodt water gehaeldt/en daer wiert voor den Capitein van der Saen
een Neger aen boordt gebracht/ die door de Wandeling genoemt wierde
Jan Compagny, die voor 5 of 46 Jaren geleden/ al kennis hadde gehadt/
aen den Heer Vice-admiraal de Ruyter, en wist alles perfeckt te verh
len/ wat in die tijdt ghepasseert was/ dat hy onmoogelijck scheen dat
op sulcke Barbarische Menschen sulcken memorij was/ om alles
weder soo perfeckt te verhalen/ deze Neger zijnde een oud bedaert
Man/ die soo wij verstonden op dat Eylandt soo veel als Vice-Koninck
was/ en hadden veel dienst aen de Hollandsche West-Indische Compa
gny ghedaen hadde/ wij bewesen alle de Negers groote vrientschap/
’t Welck sy aen ons Volck van ghelijcken deden/ maer mochten de En
gelsche niet lyden”
 
De datum van verschijnen van het pamflet maakt het waarschijnlijk dat Gerard Brandt bij het schrijven van zijn meesterwerk de beschikking heeft gehad over deze gedrukte bron. Daarbij moet meteen worden opgemerkt dat Jan Compagnie heel summier wordt beschreven. De details die Brandt in zijn boek geeft van de ontmoeting op de West-Afrikaanse kust kan hij daar onmogelijk op baseren. De vraag die blijft is dan of de beschrijving van Brandt afkomstig is van een tot heden onbekende bron of uit de duim van de auteur zelve. 
 
Heeft Jan Compagnie wel bestaan?
 
Afgaande op de biografie van Brandt moet Jan Compagnie rond het jaar 1620 in het Zeeuwse zijn aangekomen en er na een kort verblijf weer zijn vertrokken. Hij was zeker niet de eerste Afrikaan die in het begin van de zeventiende eeuw als vrij man in Middelburg rondloopt, maar veel zijn het er niet geweest. Toch is er van zijn verblijf geen spoor gevonden in contemporaine of latere documenten. De doopregisters van Vlissingen zijn tijdens bombardementen in de 2e WO verloren gegaan. Dat kan ook geen aanknopingspunt meer vormen. De vraag of hij echt bestaan is daarmee moeilijk te beantwoorden. 
 
Jan Compagnie in Jeugdboeken
 
Voor de auteurs van jeugdboeken vormt dit echter geen belemmering. Het gebrek aan feitelijke kennis verhindert niet dat talloze jeugdboekenschrijvers in de loop van de tijd het leven van Jan Compagnie al of niet in relatie met De Ruyter bijeen hebben gefantaseerd. Van die mogelijkheid lijkt ruim gebruik te zijn gemaakt. Er zijn naar schatting 156 kinderboeken verschenen over of rond het leven van Michiel de Ruyter. (het CBK telt op 27/6/07, 156 titels inclusief herdrukken) 
Het eerst bekende exemplaar dat over Michiel de Ruyter gaat, dateert uit 1799 en heet Het leven van M.A. de Ruiter. Het is van de hand van C. Rogge en verscheen in Leiden bij D. du Mortier en zoon. Het boek bevat geen illustraties. 
 
In 1823 komt van de hand van G. Engelberts Gerrits: Het leven en daden van M.A. de Ruiter, Neerlands doorluchtigsten zeeheld: in gesprekken tusschen eenen vader en zijne kinderen. Het is getekend door Jacob Smies en gegraveerd door W. van Senus. In het boek wordt de ontmoeting tussen Michiel en Jan op de Afrikaanse kust beschreven. Het is klaarblijkelijk een succes want het zal nog zes keer worden herdrukt voordat het in 1907 geheel wordt herzien. Op bladzijde 86 bevat het een illustratie die toont hoe een soort Indiaan in een witte hansop met opgeheven armen toeloopt op de Zeeuwse zeebonk. Het is – voor zover bekend - de eerst bekende afbeelding van Jan Compagnie. De voorstelling waarbij Jan van links het schip opkomt terwijl Michiel, met op de achtergrond een mast en omringd door andere bemanningsleden, hem opwacht zal nog talloze malen worden gekopieerd. 

omslagillustratie afkomstig uit KB collectie (zie onderaan dit artikel)
 
Bijna veertig jaar later verschijnt: De weezen van Vlissingen, of Hoe onze Republiek onafhankelijk werd : een verhaal uit het derde tijdperk van den Tachtigjarigen oorlog  door P.J. Andriessen. Die noemt Jan Compagnie en het boekje heeft ook een afbeelding van de hand van G.J. Bos. Wie JAN KOMPANY was? --- Een negerknaap, als slaaf verkocht, maar nu vrij. Hij was met een schip der O.I. Compagnie in ’t land gebragt en te V l i s s i n g e n gedoopt, waarbij hij den naam van JAN KOMPANY had ontvangen. Het beschrijft de relatie met Michiel als volgt:

“Jan!” begint Michiel. “Wil je nu wel eens je mond houden.”  “Ikke zoo verschrikt is,” jammert de neger. “Hou je mond, zwarte nikker!”, herneemt de andere. “O, ikke zoo bang is!”, herhaalt de kroeskop. “Ikke niet bang mag wezen,”zegt CORNELIS EVERTSEN, terwijl hij den knaap de gebalde vuist voorhoudt.  “Ziezoo! nu ben je een Vlissinger, JAN!”zegt MICHIEL en onze herdoopte neger snelt in gestrekte draf weg."
 
In 1880 verschijnt:  Vlissinger Michiel, of Neerlands glorie ter zee : geschiedkundig verhaal voor oud en jong Nederland van P. Louwerse dat een afbeelding van Jan heeft. De illustrator is onbekend maar de stijl en compositie doet sterk denken aan G.J. Bos. Jan staat hier op drie plaatjes afgebeeld. Ook Louwerse beschrijft een ontmoeting tussen Michiel en zijn vrienden en Jan. ‘Waar ga je naar toe, sausneger?’ vroeg Pieter. ‘Jij nog eens zeggen moet sausneger, ik er op inslaan zal, ja,’ riep de negerknaap, die algemeen Jan Kompanjie genoemd werd, en na zijn doop ook onder dien naam in het doopboek ingeschreven werd.‘Nou, word maar niet boos! Waar ga je naar toe?’ vroeg Pieter andermaal. ‘Ikke ga naar de schipper! Ikke daar moet schuren de dek met bezem en dweil! Zjjjt, zjjjt!’ zeide Jan het geluid van den bezem nabootsende.
‘Jij bent een wonder van een braven jongen!’ spotte Michiel. ‘Dat de dominie ook zegt!’ "
 
In 1907 wordt het driehonderdste geboortejaar van Michiel de Ruyter herdacht. Dat is aanleiding voor uitgever J. Vlieger uit Amsterdam om J. Stamperius te vragen het boek van Engelberts Gerrits te bewerken. Het resultaat is de uitgave van het boek Het leven van De Ruyter. Het is klaarblijkelijk een succes want nog hetzelfde jaar verschijnt een tweede druk. De tweede druk bevat een afbeelding van Jan Kompany. 
 
Ook andere auteurs en schrijvers gebruiken het herdenkingsjaar. Van H.J. Hana: Hollands waterleeuw: uit het leven van Michiel Adriaansz. De Ruyter, voor de Nederlandse jeugd bewerkt. Ook hier is de illustrator die ditmaal een originele invalshoek heeft gekozen onbekend. 
 
Van de bekende auteur Johan Been is De drie matrozen van Michiel de Ruyter, geïllustreerd door J.H. Isings Jr. Het volgende jaar komt wellicht het beroemdste boek van Been uit: Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruijter, eveneens geïllustreerd door J.H. Isings Jr. Daar blijft het niet bij want vanaf het begin van de twintigste eeuw groeit de stroom boeken over De Ruyter gestaag. Niet in alle gevallen krijgt Jan Compagnie een rol in het leven van Michiel. 
 
Tot slot
 
Ook in het De Ruyter-jaar 2007 verschijnt een groot aantal boeken over de nationale zeeheld. Eén van die boeken verdient bijzondere aandacht. Het betreft Michiel Adriaenszoon de Ruyter, De Admiraal. De tekst van Graddy Boven en de illustraties van Jack Staller vertellen tamelijk traditioneel het levensverhaal van De Ruyter. Opvallend zijn de tekeningen. Er is een afbeelding met een jonge Michiel en een jonge Jan en een oudere De Ruyter met een oudere Compagnie. De meeste jeugdige lezers zullen de illustraties nauwelijks als iets bijzonders ervaren. Gewoon een plaatje van een Surinaams en een Hollands jongetje. Jan Compagnie leeft nog volop.

Zie ook:  KB Dossier Michiel de Ruyter
 
Bericht geplaatst in: artikel