TERREUR EN DROOM

Geplaatst op 13 juli 2011 door Jef Abbeel
Terreur en droom
Karl Schlögel over de terreur van Stalin en de droom van de nieuwe sovjetmaatschappij.
In 1937 is Stalin oppermachtig en veroorzaakt hij de eerste georganiseerde massamoord in de Europese geschiedenis. Ten minste als we het uitroeien en uithongeren van koelakken, Oekraïners  en andere inwoners hier niet bij rekenen.
700.000 mensen worden schijnbaar zonder reden doodgeschoten en  1,3 miljoen anderen verdwijnen in straf- en werkkampen. Blijkbaar hadden de Sovjetburgers nog niet genoeg geleden onder de Eerste Wereldoorlog  (15 miljoen doden) en onder de uithongering tijdens de collectivisatie.

De executies van 1937 hadden bovendien iets onwezenlijks, dat we met ons verstand nog altijd niet kunnen bevatten. Bij de nazi’s wisten joden, zigeuners,homo’s en communisten dat ze gevaar liepen. Bij Stalin wisten de slachtoffers niet waarom precies zij uitgekozen werden, want ze beschouwden zichzelf als voortreffelijke patriotten. Onder hen waren overtuigde leiders van de revolutie (zoals Boecharin), wereldwijd bekende staatslieden en diplomaten, bedrijfsleiders, uiterst bekwame militairen, kortom : mensen die onmisbaar waren voor de heropbouw van het land. En juist zij werden beschuldigd van aanslagen en opstanden, spionage voor de vijand, sabotage van fabrieken, mijnen of van wetenschappelijk onderzoek.

En nog minder begrijpelijk is dat zij onder druk bekenden dat zij dat allemaal gedaan hadden en dat hun familieleden en vrienden die bekentenissen ook nog gingen geloven,als ze er ten minste iets van te weten kwamen. In een latere fase werden uitvoerders van vonnissen zelf beklaagden en slachtoffers : Jezov ondertekende vonnissen in 1937, in 1940 werd hij zelf afgemaakt.

De Duitse historicus Karl Schlögel heeft archieven mogen inkijken en probeert het waarom van deze waanzinnige slachting, de oorzaken, de ratio te achterhalen. En terwijl de meeste aandacht tot nu toe ging naar de showprocessen in Moskou tegen prominente politieke en militaire leiders, stelt Schlögel dat de Grote Terreur zich in de eerste plaats of minstens evenzeer richtte tegen heel gewone mensen, die geen lid waren van de partij en die volgens sociale en etnische criteria uitgekozen werden, spoorloos verdwenen en vervolgens werden omgebracht. Schlögel baseert zich in eerste instantie niet op de bestaande literatuur, maar op archiefdocumenten over “de massaoperaties van de jaren 1937 en 1938”, die recentelijk opengesteld zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Die documenten vallen op door hun verbijsterende graad van precisie, alsof het gaat om statistieken van bedrijven i.p.v. de uitroeiing van mensen.

Het werk van Schlögel spitst zich toe op de analyse van de lugubere verordening 00447 van de geheime dienst NKVD omtrent de repressie van voormalige koelakken, criminelen e.a. antisovjet elementen (p. 564-571). In de massagraven zoals dat van Boetovo kwam de doorsnee van de maatschappij terecht. De doden kwamen uit alle regio’s van de SU : 2652 uit Rusland en Siberië, 331 uit Oekraïne, 98 uit Wit-Rusland, 150 uit de Baltische landjes, Moldavië, de Kaukasus, Centraal Azië en Kazachstan. 

Verder “criminelen” uit meer dan 60 landen: VSA, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Joegoslavië, Hongarije,  Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Turkije, India, China, Japan en veel Joden. De auteur vertelt niet hoe die allemaal in Rusland terechtgekomen waren. 80 à 85 % van de geëxecuteerden was partijloos, slechts de helft was hoger opgeleid.

Ze kwamen uit alle beroepen : arbeiders die daarvoor boer waren, vaak analfabeet en niet wetend waarom zij moesten sterven. In plaats van een handtekening, zetten zij een kruisje onder hun verhoorprotocol. Verder alle soorten vaklieden,bakkers, postbodes, kappers,  artsen, priesters, monniken, leraren, ingenieurs, kunstenaars, muzikanten.

Gelovige orthodoxen waren talrijk aanwezig. Hun enige misdaad was hun geloof. In 1937 vond trouwens een ware kerkvervolging plaats : 8.000 orthodoxe kerken werden gesloten, 70 bisdommen opgeheven, 60 bisschoppen doodgeschoten. Ook de andere kerken werden zwaar aangepakt.

Bergbeklimmers werden ook in groot aantal gedood, omdat ze internationale contacten hadden, vaak in grensgebieden vertoefden en deelnamen aan internationale expedities. Dat gold ook voor piloten, pioniers van de luchtvaart en constructeurs van zeppelins.En dan, wat eerder nog nergens was vertoond, de moord op 830 à 1160 invaliden, omdat ze arbeidsongeschikt waren.

De meeste lieden hadden dus niets te maken met politiek of met de nomenclatura.De leeftijden varieerden van 15 tot 80. In totaal waren het 19.903 mannen en 858 vrouwen. De represailles waren ongekend omvangrijk, ongekend hard en hadden hun eigen logica en regels : mensen werden gedood volgens plan en volgens quota ! Ze begonnen in mei – juni 1937, met het doodschieten van hoge militairen. De talentrijke maarschalk Toechatsjevski was één van hen.

Op 2 juli 1937 verscheen in de Pravda een document over de eerste algemene en “vrije” verkiezingen voor de  Opperste Sovjet. En op dezelfde dag nam het Politbureau het besluit tot de massaoperaties. Op 3 juli ging een telegram van Stalin naar de partijsecretarissen van de republieken en regio’s : “Voormalige koelakken, die na hun deportatietijd teruggekeerd zijn uit Siberië, zijn de aanstichters van alle soorten antisovjet misdaden, in het verkeer, de industrie, inclusief van sabotage in kolchozen en sovchozen. Ze moeten onmiddellijke gearresteerd worden en de dood met de kogel krijgen” (572-573).
Dit door NKVD-baas Jezov ondertekend document met de naam “verordening nr. 00447”, werd op 30 juli 1937 door plaatsvervangend NKVD-voorzitter Frinovski gestuurd naar Stalins persoonlijke secretaris Poslriobysjev en later aan de partijsecretarissen in gans het land.

Net daarvoor, op 25 juli, had verordening 00439 al bepaald dat Duitse emigranten die in de SU woonden, gearresteerd moesten worden als “spionnen, agenten en terroristen”. Op 5 augustus werd het startschot gegeven. Schlögel geeft  op p. 576-577 de tabel met de  negen contingenten en categorieën die in aanmerking kwamen en vooral de quota per republiek of oblast, van de Azerbeidjaanse SSR (5.250 ) tot de kampen van de NKVD (10.000). De klopjacht kon beginnen.
Ze kwam tot stilstand met het besluit van het Politbureau van 17 november 1938, dat gezamenlijk ondertekend werd door Molotov en Stalin.

Schlögel citeert op p. 615-618 de laatste brief van Boecharin aan Stalin(10 december 1937). Boecharin  had een uitstekende klassieke opleiding genoten, met Latijn, Frans en Duits, in een school met leerlingen van alle nationaliteiten, religies en maatschappelijke klassen. Hij werd door  Lenin de lieveling van de partij genoemd. Hij vraagt Stalin om afscheid te mogen nemen van zijn vrouw en zoon, niet van zijn dochter, want het  zou voor haar veel te zwaar zijn(617). De brief heeft niet mogen baten.
 
Komen we dan bij de kern van het drama : waarom beging Stalin zulke wreedheden ? Wat dreef hem tot deze destructie ?
Schlögel geeft de volgende verklaring : in december 1936 was een nieuwe grondwet opgesteld door Boecharin, Radek  en anderen, die vertrouwd waren met de grondwetten van landen zoals de VSA, Frankrijk, België, Zwitserland. De nieuwe grondwet was ruimdenkend, de auteurs waren niet bezig met volksmisleiding, maar ze beseften wellicht niet welke risico’s ze liepen door aan iedereen de kans te geven zich verkiesbaar te stellen. Gelovigen, boeren en anderen die tot dan toe uitgesloten waren, reageerden enthousiast met gelukwensen  aan Stalin. 

Maar de geroutineerde partijbonzen, die zich de ontgoochelende verkiezingen van 1917 nog herinnerden, realiseerden zich dat dit experiment verkeerd zou kunnen aflopen voor de CPSU. Zij schudden de anderen wakker op de partijbijeenkomst van februari - maart 1937. Kalinin, Zjdanov en Chroesjtsjov waarschuwden dat de interne vijanden de macht zouden overnemen. Schlögel vond deze informatie terug in een document van 1500 pagina’s dat 60 jaar na de vergaderingen ingekeken mocht worden (p. 229-232). 
 
De voorbereidingen van de eerste algemene verkiezingen en de massa-executies gingen hand in hand(229-232).De wetenschap dat deze verkiezingen verkeerd zouden kunnen aflopen, dat de partij er absoluut niet klaar voor was, vervulde de top met ontzetting en deed hen overgaan tot de fysieke uitschakeling van alle krachten die het machtsmonopolie van de CPSU evt. in gevaar konden brengen.
 
Schlögel komt de verdienste toe dat hij als eerste historicus  een verband ontdekte tussen de verkiezingen en de terreur. Het lijkt een zinvolle verklaring, maar we kunnen ons afvragen of dit de volledige achtergrond is van zulke huiveringwekkende beslissing. O.i. speelde ook het ziekelijke wantrouwen van Stalin t.o.v. mogelijke concurrenten een rol. Hierover is het laatste woord nog niet gezegd.
 
Schlögel schetst in alle geval een indrukwekkend beeld van de catastrofe en ook van de contrasterende omstandigheden : het dagelijks leven in Moskou ging gewoon zijn gang, de bioscoop, de attracties in het Gorkipark, de schitterende opera’s in het Bolsjoi theater leden er niet onder.

Hij bespreekt verder nog het Moskouse adresboek van 1936, de topografie van de terreur (geen monopolie voor Berlijn), de volkstelling van 1937, die niet gepubliceerd mocht worden wegens de ontbrekende miljoenen medeburgers, de talrijke  zelfmoorden, de partijdige rechtspraak tegen Boecharin en Rykov, het verloop van de eerste verkiezingen, de machinekamer van de terreur, het Rode Plein als één van de executieplaatsen, de rol van de radio en Stalins stem daarop, de goelagarchipel, de getuigenissen van André Gide over schaarste en  wachtrijen voor de rode proletariërs enerzijds en luxe voor de nomenclatura anderzijds, de diplomaten en hun tijdverdrijf, het wereldcommunisme, de tweede wereldoorlog, feestredes, muziek en ovaties voor de beulen tussen de massamoorden, de Loebjanka gevangenis, Moskou op de kaart van de Duitse vijand.

Er komen nog andere gebeurtenissen aan bod, die niets te maken hadden met de executies en die plaats vonden alsof er niets aan de hand was : de afbraak  van o.m. de Verlosserskerk en nieuwbouw van het gigantische Paleis van de Sovjets in Moskou, andere grote bouwprojecten zoals de Moskouse metro, de inmenging in de Spaanse “burgeroorlog”, de showprocessen van de NKVD in Barcelona, het vijfjarenplan van 1937, het Poesjkinjubileum, het paviljoen van de SU op de wereldtentoonstelling van 1937, waar de SU in het wreedste jaar van zijn bestaan zich van zijn beste kant toonde, de Art déco architecten, de parade van de sporters, de aanleg van kanalen zoals dat van de Oostzee naar de Witte Zee en van de Moskva naar de Wolga, de verovering van de Noordpool, de helden van de luchtvaart, film en muziek, de vakanties van de elite, Stalins socialisme in één land, de festiviteiten bij de 20° verjaardag van de Oktoberrevolutie en van de Tsjeka, de autofabrieken, Russen die een reis naar Amerika mochten maken, enz. In deze artikels herken je het tweede deel van de titel : de droom van het Sovjetregime. Deze was helaas ondergeschikt aan de terreur.
 
In het boek staan zeer interessante plattegrondjes, brieven van slachtoffers of van hun familieleden en ander verhelderend materiaal. De vele zwart-wit foto’s zijn ook een pluspunt, maar ze zijn vrij vaag. Het  register is een onmisbaar instrument om de weg te vinden in het labyrint van de persoonsnamen. Een lijstje met de functies van de voornaamste protagonisten had er wel bij mogen staan. De literatuurlijst is indrukwekkend, maar helaas heeft de vertaalster niet de moeite gedaan om te vermelden welke boeken ook in het Nederlands vertaald zijn. Een paar voorbeelden : Nina Loegovskaja, “Ik wil leven”, Simon Sebag Montefiore, “Stalin. Het hof van de rode tsaar.”, Orlando Figes, “Fluisteraars. Leven onder Stalin”.
Ik mis de boeken van Richard Overy, “Dictators. Hitlers Duitsland, Stalins Rusland” en van Rachel Polonsky,”Molotovs toverlantaarn. Een reis door de Russische geschiedenis”(1).

Daaruit blijkt dat Molotov tijdens de Grote Terreur niet minder dan 373 lijsten ondertekende, waardoor hij 43.569 politieke tegenstanders ter dood liet brengen en Stalin overtrof. Dit boek is een aanrader voor al wie interesse heeft voor Stalin, zijn tijdgenoten en het dagelijks leven in het communistische Rusland.
 
 
Karl Schlögel
Terreur en droom. Moskou 1937.
Uitgeverij Atlas / VBKU, Amsterdam / Antwerpen, 2011.
751 p. , foto’s, tabellen, plattegrondjes, noten, literatuur, register.
ISBN 978-90-450-1618-4
€ 69,95.
 
1- Rachel Polonsky,
Molotovs toverlantaarn.
Een reis door de Russische geschiedenis.
Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2011.
ISBN 978-90-468-074-53
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Bericht geplaatst in: artikel, boekrecensie