HET MIDDEN-OOSTEN, POëTISCH EN PROZAïSCH
Sammy Michael werd in Bagdad in Irak geboren. In 1949 vluchtte hij naar Israël. Als lid van de communistische ondergrondse stond hij in zijn land op de dodenlijst van de geheime politie. Als Arabische Jood werd hij niet met open armen in zijn nieuwe vaderland verwelkomd. Maar Michael zette door en realiseerde zijn droom: in 1974 begon zijn literaire carrière. Zijn bekendste roman is Victoria: een Joodse vrouw in Bagdad. Ook zijn nieuwe boek is een verhaal over Irakezen in Israël. Josef is een Irakese Jood die, net als Michael, in de jaren vijftig dienst neemt in de Israëlische Hydrologische Dienst en het land doorkruist om het in kaart te brengen. Zijn houding is die van Michael zelf: een patriottische Israëli, maar geen zionist. Een overlever.
Overal in de wereld leven twee soorten Joden, Asjkenazische en Sefardische. De Sefarden vluchtten uit Spanje einde 15de eeuw vooral naar het Ottomaanse rijk. Ongeveer 600 000 Arabische Joden vervoegden de 700 000 vooral Asjkenazim die rond 1948 in Israël leefden, maar tot de overname door de Likoedpartij in 1977 bleven zij vaak op de achtergrond. Maar de erudiete romanschrijver legt wereldwijze kennis in de mond van zijn hoofdfiguur: ‘Eén van de straffen van de Britse bezetter voor opstandelingen in India was moslimse zelfmoordenaars te begraven met het kadaver van een varken' (p. 191). ‘In de jaren vijftig werden zojuist onafhankelijk geworden landen overspoeld door dadendrang; voormalige vrijheidsstrijders sloofden zich uit in de industrie, de bouw, stomme militaire avonturen. Aan elke hik werd belang gehecht en ideologische betekenis, van Brazilië tot China' (p. 265). Vaak vergat men met en van elkaar te genieten, lijkt Michael te suggereren.
Tijdens zijn werk moet Josef rekening houden met overstromingen, maar ook met Syrische bombardementen en Arabische guerrilla-aanvallen. De landschapsbeschrijvingen zijn bijzonder mooi, water speelt een cruciale rol in het boek en geeft de titels aan de hoofdstukken, maar natuurlijk ook in de ontwikkeling van Israël, ‘het land dat de woestijn vruchtbaar maakte'. Josef verdedigt de Arabische minderheid en hun cultuur, de taal van de roman is bloemrijk en poëtisch want uiteindelijk Arabisch. Maar hij heeft ook zo zijn vooroordelen over de ‘machtige' Europese Asjkenazim, die vooral via zijn vrouw en schoonvader worden getypeerd. Het volk van het boek behoudt zijn vooroordelen omdat het wel leest over de ander, maar beter elkaar ‘rechtstreeks kon leren kennen' zoals Josef zijn schoonvader Jakov voorhoudt (p. 209). Voor Jakov is ‘de krijgsmacht de muur tussen leven en dood' maar wel verantwoordelijk voor de dood van zijn dochter, ‘Arabieren paraderen als pauwen terwijl hun vrouwen er na vier jaar uitzien als hun grootmoeder' en Josef kan zich enkel ergeren.
Ook de liefdesgeschiedenis van Josef en Ina is zowel educatief als boeiend, ‘het ergste wat je iemand kan aandoen is zijn liefde minachten' (p. 244). Michael schreef een prachtige ode aan het leven en de liefde.
Sammy Michael, Water kust water, Vassallucci, Amsterdam, 423 p., 25 euro