DECEMBERMOORDEN ALS EXCUUS
In Suriname loopt nog altijd een strafzaak tegen Desi Bouterse vanwege het standrechtelijk executeren van vijftien tegenstanders op 8 december 1982, de zogeheten decembermoorden. Nederland schortte destijds onmiddellijk de ontwikkelingshulp aan Suriname op. Maar de mensenrechtenschendingen waren niet de werkelijke reden. Dat blijkt uit een artikel van Leon van Damme dat onlangs in het Geschiedenis Magazine verscheen en gebaseerd is op archiefmateriaal dat door het ING in de bronnenpublicatie Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking 1949-1989 bijeen is gebracht.
Nadat Suriname in 1975 onafhankelijk was geworden, sloten Nederland en Suriname een verdrag waarin de ontwikkelingssamenwerking tussen beide landen geregeld werd. Dit verdrag was echter vanaf het begin een bron van irritaties en onbegrip over en weer. Suriname verweet Nederland neokoloniaal gedrag, terwijl Nederland vond dat de Surinamers zich niet hielden aan de gemaakte afspraken en het geld verkeerd besteedden. Nederland probeerde dan ook van meet af aan te komen tot een herziening van het verdrag. Dat bleek juridisch gezien buitengewoon lastig. Alleen als de fundamentele mensenrechten op grove wijze voortdurend en stelselmatig zouden worden geschonden, kon Nederland het verdrag eenzijdig opschorten, zo concludeerden juristen.
Toen Bouterse op 8 december 1982 vijftien tegenstanders liet executeren vanwege een vermeende couppoging, aarzelde toenmalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking Eegje Schoo geen moment en schortte met onmiddellijke ingang de hulp aan Suriname op. Hoewel de Nederlandse regering dit besluit motiveerde door te wijzen op de mensenrechtenschendingen, speelden deze in werkelijkheid, volgens Van Damme, een ondergeschikte rol in het besluitvormingsproces.
Uiteraard was de Nederlandse verontwaardiging over het bloedbad oprecht, maar tegelijkertijd blijkt dat de executies voor de Nederlandse regering vooral werden aangegrepen om het ontwikkelingsverdrag met Suriname ingrijpend te herzien. Pas nadat Bouterse in 1987 het veld had geruimd, werd op het departement van Buitenlandse Zaken hardop nagedacht over de hervatting van de hulp. Hoewel Suriname uiteindelijk tegemoet kwam aan enkele belangrijke Nederlandse wensen, bleven beide landen het oneens over de verplichtingen. Surinaamse crises als de decembermoorden, maar ook de staatsgreep in december 1990 en de diplomatieke rel in 1997 toen Suriname Jan Pronk de toegang tot het land ontzegde, werden door Nederland telkens aangegrepen om de ontwikkelingshulp op te schorten en aan de hervatting ervan steeds nieuwe voorwaarden te stellen.
Zie voor het artikel: Leon van Damme, De decembermoorden als excuus. De ontwikkelingsrelatie tussen Nederland en Suriname, in: Geschiedenis Magazine 45 (2010) afl. 8, pp. 44-49
Zie ook de bundel: Voor de ontwikkeling van de Derde Wereld. Politici en ambtenaren over de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking 1949-1989
Redactie: L.J. van Damme, M.G.M. Smits.
Horizonreeks. Uitgeverij Boom. Den Haag, 2009.
ISBN: 9789085067641