MODERN TIMES IN ROTTERDAM
Geplaatst op
9 januari 2013
door
Lucia Hogervorst
Waar of niet waar: het moderne Rotterdam ontstond na de Tweede Wereldoorlog. Lees Brinkman & Van der Vlugt Architecten van Joris Molenaar voor het antwoord op deze vraag.
Stadion Feijenoord tijdens de openingswedstrijd tussen Feijenoord en het Antwerpse Beerschot, 2 mei 1937. Foto: Stadsarchief Rotterdam.
Bij velen leeft het idee dat Rotterdam als gevolg van het bombardement in 1940 na de Tweede Wereldoorlog uitgroeide tot de modernste stad van Nederland, waar het nieuwste van het nieuwste te vinden was op het gebied van architectuur. Maar dat idee klopt niet: al voor de Eerste Wereldoorlog nam het stadsbestuur initiatieven die Rotterdam de allure van een grootse stad moesten geven. Zo moest de volkse Zandstraatbuurt plaats maken voor de grootstedelijke Coolsingel, compleet met nieuw stadhuis en postkantoor. In het Interbellum kon architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt Architecten vrijwel naadloos op dit nieuwe elan aansluiten, zo valt te concluderen na lezing van het gelijknamige boek van Joris Molenaar.
De haven als ijkpunt voor de stad
Sinds het midden van de negentiende eeuw lag het accent in Rotterdam vooral op de uitbouw van de haven, op de infrastructuur en de hygiënische waterhuishouding. Daarmee ontstond een gedateerd stadsbeeld, bestaande uit 18e-eeuwse binnenstadsbebouwing aan oude havens en daarbuiten enkele monumentale lanen en singels, waarlangs burgerwoonhuizen te vinden waren in diverse stijlen van rond 1900 met daartussen onafzienbare buurten met speculatiebouw. Met een schuin oog keken stadsbestuurders, jonge ondernemers en architecten naar de grote concurrent, de Duitse havenstad Hamburg. Qua scheepstonnage kon de stad Hamburg uitstekend het hoofd bieden, maar op het gebied van stadsaanleg moest Rotterdam het afleggen. Architect Fritz Schumacher realiseerde er een monumentaal grootstedelijk stadsbeeld op basis van een magistraal stedenbouwkundig en architectonisch esthetisch programma. En wat in Duitsland kon, moest in Nederland natuurlijk ook kunnen! Het hele oeuvre van Brinkman & Van der Vlugt is op te vatten als een radicale expressie van een modern Rotterdams city-ideaal, aldus Molenaar. Dat ideaal vormde een gezamenlijke drijfveer voor een nieuwe generatie ondernemers en bestuurders die rond de Eerste Wereldoorlog aantrad in Rotterdam en de stad wilde ontwikkelen in schoonheid en internationaal aanzien.
Dynamische tijd
Die nieuwe generatie maakte niet alleen deel uit van de stedelijke context van Rotterdam, zoals Molenaar laat zien, maar bevond zich ook middenin de turbulente dynamiek van rond 1900. Allerlei nieuwe ontwikkelingen kregen toen hun beslag, zoals elektriciteit, massaproductie, röntgenstralen, radioactiviteit, de relativiteitstheorie, film, draadloze telegrafie, telefoon, auto’s, vliegtuigen, maar ook sociale veranderingen als emancipatie van arbeiders en vrouwen. Velen werd de snelheid van al deze nieuwe ontwikkelingen te machtig, en er woedde zelfs een ware epidemie van zenuw-aandoeningen. Anderen ontleenden juist hoop en verwachting aan al deze nieuwigheden. De wereld leek vol van onbegrensde mogelijkheden. In die geest zette de nieuwe generatie Rotterdamse ondernemers en bestuurders zich met hart en ziel in voor het moderne city-ideaal, daarin onder meer bijgestaan door het architectenbureau van Brinkman & Van der Vlugt.
Drie heren met de vingers aan de knoppen
Wie kent ze niet, de architectuuriconen in zakelijke stijl van Brinkman & Van der Vlugt Architecten: de Van Nellefabriek, Huis Sonneveld en Stadion Feyenoord. Maar geen van die iconen was mogelijk geweest zonder het driemanschap Kees van der Leeuw, firmant bij Van Nelle; Kees van der Mandele, directeur bij de Rotterdamsche Bankvereeniging; en August Plate, neef van Van der Mandele en directeur van de nieuw opgerichte Gemeentelijke Woningdienst. Alle drie zijn ze begeesterd door het idee Rotterdam op een hoger plan te brengen en zetten daarvoor hun functie en stedelijke positie in. Door dit netwerk in kaart te brengen plaatst Molenaar het architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt in een bredere stedelijke context, een belangrijke verdienste van het boek. Die context maakt het belang duidelijk van zo’n netwerk, van het gewicht van relaties met de juiste persoon op het juiste moment op de juiste plek.
International Style ondanks pech en crisis
De Van Nellefabriek had zijn masterpiece moeten worden, maar architect Michiel Brinkman overleed volkomen onverwacht aan een hartstilstand in 1925. Samen met Van der Leeuw zette hij zich vanuit de theosofie in voor een betere samenleving, en in die geest moest de nieuwe fabriek de leef- en arbeids-omstandigheden van de fabrieksarbeiders verbeteren. Leen van der Vlugt blijkt een geschikte opvolger en compagnon voor Jan Brinkman, Michiels zoon die nog studeert voor het ingenieursdiploma. Van der Vlugt is een jonge en modern georiënteerde architect, lid van Opbouw, en nationaal en internationaal bekend door zijn ontwerp van de Ambachts- en Nijverheidsscholen in Groningen in samenwerking met J.G. Wiebenga, het vroegste voorbeeld van het Nieuwe Bouwen in Nederland. Naast het werk voor de nieuwe Van Nellefabriek geeft Van der Leeuw het bureau ook de opdracht voor een woonhuis aan de Kralingse Plas, een ‘machine à habiter’, waar de fabrieksdirecteur er zijn eigen moderne stijl van vrij en individueel leven op na kan houden. De oplevering van het huis maakt grote indruk op twee procuratiehouders van de Van Nellefabriek, en zo krijgt het architectenbureau eind jaren twintig nog twee opdrachten voor moderne villa’s, Villa De Bruyn in Schiedam en Villa Sonneveld in Rotterdam.
Ondertussen komt de bouw van de Van Nellefabriek door de wereldwijde crisis in 1931 tijdelijk tot stilstand. De crisis heeft ook consequenties voor het bureau: het aantal bureaumedewerkers slinkt van 16 naar 3. Tot overmaat van ramp vertrekt Kees van der Leeuw naar Wenen voor een studie medicijnen en psychoanalyse, en daarmee raakt het architectenbureau een belangrijke opdrachtgever kwijt. Noodgedwongen moet het zich vooral beperken tot studieopdrachten. Kort vóór de oplevering van Stadion Feijenoord, een uitschieter in deze periode, overlijdt Leen van der Vlugt aan een bloeding als gevolg van lymfklierkanker, net terug van een zakenreis naar de Verenigde Staten. Ook de jonge Jan Brinkman heeft pech: hij valt in Amerika plotseling neer op straat, een voorbode van de ongeneeslijke ziekte multiple sclerose. Met vooruitziende blik associeert hij zich in 1937 met de jonge en veelbelovende architect J.H. van den Broek en wanneer Brinkman zich in 1938 definitief terugtrekt, krijgt Van den Broek de leiding. Na associatie met Jaap Bakema is architectenbureau Van den Broek & Bakema een feit en verdwijnt de naam Brinkman & Van der Vlugt van de gevel.
Rotterdams city-ideaal
En het Rotterdamse city-ideaal, wat is daar na de Tweede Wereldoorlog van over? Molenaar concludeert in zijn epiloog dat er van Van der Vlugts voorloorlogse moderne city-ideaal niet veel meer restte dan ‘een telefooncel op de Lijnbaan’. Het was niet gelukt om de ‘international style’ à la Haussmann voor de hele stad uit te rollen. Na de oorlog raakten architectuur en stedenbouw definitief van elkaar losgekoppeld. Rest ons niet anders dan te genieten van de gebouwen die Brinkman en Van der Vlugt wel hebben weten te realiseren in Rotterdam, zoals de Van Nellefabriek, de imposante graansilo aan de Maashaven, de woningblokken aan de Mathenesserweg, Huis Sonneveld en Stadion Feyenoord.
Prachtige uitgave
Brinkman & Van der Vlugt Architecten is een prachtig uitgegeven monografie. De geschiedenis van het bureau is degelijk beschreven met oog voor de historische stedelijke context, maar ook met aandacht voor persoonlijke details. Het boek bevat uitstekende projectbeschrijvingen, compleet met tekeningen, oude en hedendaagse foto’s van de gebouwen en familiekiekjes. Ook aan de vormgeving is bijzonder veel aandacht besteed, zowel aan de typografie als aan het kleurgebruik. Kortom: een monografie die Brinkman en Van der Vlugt eer aandoet!
Brinkman & Van der Vlugt Architecten – Rotterdams city-ideaal in International Style is geschreven door architect Joris Molenaar en uitgegeven door NAi010Uitgevers. Het boek telt 274 bladzijden en kost € 49,50.
Verder lezen:
- Het bewoonbare land – Geschiedenis van de volkshuisvestingsbeweging in Nederland, voor publiek bewerkt proefschrift van Wouter Beekers, Uitgeverij Boom, 2012
- Koninkrijk vol sloppen – Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw, Auke van der Woud, Uitgeverij Bert Bakker, 2010. Lees ook de recensie Land van drek en derrie op geschiedenis.nl
- De duizelingwekkende jaren – Europa 1900 – 1914, Philipp Blom, Uitgeverij Bezige Bij, 2009
- Een nieuwe wereld – Het ontstaan van het moderne Nederland, Auke van der Woud, Uitgeverij Bert Bakker, 2006
- Interbellum Rotterdam: Kunst en cultuur 1918 – 1940, Marlite Halbertsma en Patricia van Ulzen, NAi Uitgevers, 2001
Deze recensie is van de hand van Lucia Hogervorst, in 2007 archivaris van het online archievenoverzicht bij het Nederlands Architectuurinstituut (NAi). In dat kader schreef ze zo’n 225 korte biografieën en monografieën van architecten, kunstenaars en instellingen waarvan het NAi het archief bezit.
Bij velen leeft het idee dat Rotterdam als gevolg van het bombardement in 1940 na de Tweede Wereldoorlog uitgroeide tot de modernste stad van Nederland, waar het nieuwste van het nieuwste te vinden was op het gebied van architectuur. Maar dat idee klopt niet: al voor de Eerste Wereldoorlog nam het stadsbestuur initiatieven die Rotterdam de allure van een grootse stad moesten geven. Zo moest de volkse Zandstraatbuurt plaats maken voor de grootstedelijke Coolsingel, compleet met nieuw stadhuis en postkantoor. In het Interbellum kon architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt Architecten vrijwel naadloos op dit nieuwe elan aansluiten, zo valt te concluderen na lezing van het gelijknamige boek van Joris Molenaar.
De haven als ijkpunt voor de stad
Sinds het midden van de negentiende eeuw lag het accent in Rotterdam vooral op de uitbouw van de haven, op de infrastructuur en de hygiënische waterhuishouding. Daarmee ontstond een gedateerd stadsbeeld, bestaande uit 18e-eeuwse binnenstadsbebouwing aan oude havens en daarbuiten enkele monumentale lanen en singels, waarlangs burgerwoonhuizen te vinden waren in diverse stijlen van rond 1900 met daartussen onafzienbare buurten met speculatiebouw. Met een schuin oog keken stadsbestuurders, jonge ondernemers en architecten naar de grote concurrent, de Duitse havenstad Hamburg. Qua scheepstonnage kon de stad Hamburg uitstekend het hoofd bieden, maar op het gebied van stadsaanleg moest Rotterdam het afleggen. Architect Fritz Schumacher realiseerde er een monumentaal grootstedelijk stadsbeeld op basis van een magistraal stedenbouwkundig en architectonisch esthetisch programma. En wat in Duitsland kon, moest in Nederland natuurlijk ook kunnen! Het hele oeuvre van Brinkman & Van der Vlugt is op te vatten als een radicale expressie van een modern Rotterdams city-ideaal, aldus Molenaar. Dat ideaal vormde een gezamenlijke drijfveer voor een nieuwe generatie ondernemers en bestuurders die rond de Eerste Wereldoorlog aantrad in Rotterdam en de stad wilde ontwikkelen in schoonheid en internationaal aanzien.
Dynamische tijd
Die nieuwe generatie maakte niet alleen deel uit van de stedelijke context van Rotterdam, zoals Molenaar laat zien, maar bevond zich ook middenin de turbulente dynamiek van rond 1900. Allerlei nieuwe ontwikkelingen kregen toen hun beslag, zoals elektriciteit, massaproductie, röntgenstralen, radioactiviteit, de relativiteitstheorie, film, draadloze telegrafie, telefoon, auto’s, vliegtuigen, maar ook sociale veranderingen als emancipatie van arbeiders en vrouwen. Velen werd de snelheid van al deze nieuwe ontwikkelingen te machtig, en er woedde zelfs een ware epidemie van zenuw-aandoeningen. Anderen ontleenden juist hoop en verwachting aan al deze nieuwigheden. De wereld leek vol van onbegrensde mogelijkheden. In die geest zette de nieuwe generatie Rotterdamse ondernemers en bestuurders zich met hart en ziel in voor het moderne city-ideaal, daarin onder meer bijgestaan door het architectenbureau van Brinkman & Van der Vlugt.
Drie heren met de vingers aan de knoppen
Wie kent ze niet, de architectuuriconen in zakelijke stijl van Brinkman & Van der Vlugt Architecten: de Van Nellefabriek, Huis Sonneveld en Stadion Feyenoord. Maar geen van die iconen was mogelijk geweest zonder het driemanschap Kees van der Leeuw, firmant bij Van Nelle; Kees van der Mandele, directeur bij de Rotterdamsche Bankvereeniging; en August Plate, neef van Van der Mandele en directeur van de nieuw opgerichte Gemeentelijke Woningdienst. Alle drie zijn ze begeesterd door het idee Rotterdam op een hoger plan te brengen en zetten daarvoor hun functie en stedelijke positie in. Door dit netwerk in kaart te brengen plaatst Molenaar het architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt in een bredere stedelijke context, een belangrijke verdienste van het boek. Die context maakt het belang duidelijk van zo’n netwerk, van het gewicht van relaties met de juiste persoon op het juiste moment op de juiste plek.
International Style ondanks pech en crisis
De Van Nellefabriek had zijn masterpiece moeten worden, maar architect Michiel Brinkman overleed volkomen onverwacht aan een hartstilstand in 1925. Samen met Van der Leeuw zette hij zich vanuit de theosofie in voor een betere samenleving, en in die geest moest de nieuwe fabriek de leef- en arbeids-omstandigheden van de fabrieksarbeiders verbeteren. Leen van der Vlugt blijkt een geschikte opvolger en compagnon voor Jan Brinkman, Michiels zoon die nog studeert voor het ingenieursdiploma. Van der Vlugt is een jonge en modern georiënteerde architect, lid van Opbouw, en nationaal en internationaal bekend door zijn ontwerp van de Ambachts- en Nijverheidsscholen in Groningen in samenwerking met J.G. Wiebenga, het vroegste voorbeeld van het Nieuwe Bouwen in Nederland. Naast het werk voor de nieuwe Van Nellefabriek geeft Van der Leeuw het bureau ook de opdracht voor een woonhuis aan de Kralingse Plas, een ‘machine à habiter’, waar de fabrieksdirecteur er zijn eigen moderne stijl van vrij en individueel leven op na kan houden. De oplevering van het huis maakt grote indruk op twee procuratiehouders van de Van Nellefabriek, en zo krijgt het architectenbureau eind jaren twintig nog twee opdrachten voor moderne villa’s, Villa De Bruyn in Schiedam en Villa Sonneveld in Rotterdam.
Ondertussen komt de bouw van de Van Nellefabriek door de wereldwijde crisis in 1931 tijdelijk tot stilstand. De crisis heeft ook consequenties voor het bureau: het aantal bureaumedewerkers slinkt van 16 naar 3. Tot overmaat van ramp vertrekt Kees van der Leeuw naar Wenen voor een studie medicijnen en psychoanalyse, en daarmee raakt het architectenbureau een belangrijke opdrachtgever kwijt. Noodgedwongen moet het zich vooral beperken tot studieopdrachten. Kort vóór de oplevering van Stadion Feijenoord, een uitschieter in deze periode, overlijdt Leen van der Vlugt aan een bloeding als gevolg van lymfklierkanker, net terug van een zakenreis naar de Verenigde Staten. Ook de jonge Jan Brinkman heeft pech: hij valt in Amerika plotseling neer op straat, een voorbode van de ongeneeslijke ziekte multiple sclerose. Met vooruitziende blik associeert hij zich in 1937 met de jonge en veelbelovende architect J.H. van den Broek en wanneer Brinkman zich in 1938 definitief terugtrekt, krijgt Van den Broek de leiding. Na associatie met Jaap Bakema is architectenbureau Van den Broek & Bakema een feit en verdwijnt de naam Brinkman & Van der Vlugt van de gevel.
Rotterdams city-ideaal
En het Rotterdamse city-ideaal, wat is daar na de Tweede Wereldoorlog van over? Molenaar concludeert in zijn epiloog dat er van Van der Vlugts voorloorlogse moderne city-ideaal niet veel meer restte dan ‘een telefooncel op de Lijnbaan’. Het was niet gelukt om de ‘international style’ à la Haussmann voor de hele stad uit te rollen. Na de oorlog raakten architectuur en stedenbouw definitief van elkaar losgekoppeld. Rest ons niet anders dan te genieten van de gebouwen die Brinkman en Van der Vlugt wel hebben weten te realiseren in Rotterdam, zoals de Van Nellefabriek, de imposante graansilo aan de Maashaven, de woningblokken aan de Mathenesserweg, Huis Sonneveld en Stadion Feyenoord.
Prachtige uitgave
Brinkman & Van der Vlugt Architecten is een prachtig uitgegeven monografie. De geschiedenis van het bureau is degelijk beschreven met oog voor de historische stedelijke context, maar ook met aandacht voor persoonlijke details. Het boek bevat uitstekende projectbeschrijvingen, compleet met tekeningen, oude en hedendaagse foto’s van de gebouwen en familiekiekjes. Ook aan de vormgeving is bijzonder veel aandacht besteed, zowel aan de typografie als aan het kleurgebruik. Kortom: een monografie die Brinkman en Van der Vlugt eer aandoet!
Brinkman & Van der Vlugt Architecten – Rotterdams city-ideaal in International Style is geschreven door architect Joris Molenaar en uitgegeven door NAi010Uitgevers. Het boek telt 274 bladzijden en kost € 49,50.
Verder lezen:
- Het bewoonbare land – Geschiedenis van de volkshuisvestingsbeweging in Nederland, voor publiek bewerkt proefschrift van Wouter Beekers, Uitgeverij Boom, 2012
- Koninkrijk vol sloppen – Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw, Auke van der Woud, Uitgeverij Bert Bakker, 2010. Lees ook de recensie Land van drek en derrie op geschiedenis.nl
- De duizelingwekkende jaren – Europa 1900 – 1914, Philipp Blom, Uitgeverij Bezige Bij, 2009
- Een nieuwe wereld – Het ontstaan van het moderne Nederland, Auke van der Woud, Uitgeverij Bert Bakker, 2006
- Interbellum Rotterdam: Kunst en cultuur 1918 – 1940, Marlite Halbertsma en Patricia van Ulzen, NAi Uitgevers, 2001
Deze recensie is van de hand van Lucia Hogervorst, in 2007 archivaris van het online archievenoverzicht bij het Nederlands Architectuurinstituut (NAi). In dat kader schreef ze zo’n 225 korte biografieën en monografieën van architecten, kunstenaars en instellingen waarvan het NAi het archief bezit.