200 JAAR KONINKRIJK: MYTHE EN WERKELIJKHEID
Geplaatst op
10 augustus 2015
door
Henk Slechte
De herdenking van 200 jaar Koninkrijk kan historisch belangrijk en ook leerzaam zijn. Mits er ook aandacht wordt besteed aan de manier waarop Nederland in de eerste helft van de 19e eeuw een natie werd.
Joseph Paelinck, Willem I, Koning der Nederlanden, 1819 (detail)
In januari 1795 vertrokken stadhouder Willem V en zijn gezin met een visserspink van het strand in Scheveningen, en in november 1813 keerde zijn zoon, de erfprins Willem Frederik, op dezelfde manier en op dezelfde plek terug. Die gebeurtenis wordt dit jaar nationaal herdacht onder aanvoering van een comité met uiteraard de burgemeester van Den Haag, maar ook met bekende Nederlanders uit de werelden van politiek, bestuur, wetenschap, cultuur, bedrijfsleven en sport. De viering duurt van juli 2013 tot eind 2015. De aanwezigheid van Albert Verlinde in het comité doet tenminste vermoeden dat Nederland getrakteerd zal worden op een musical met een titel als 1813 De Musical.
rechts: schoolplaat van J.H. Isings uit 1955 met de Aankomst van Willem I in Scheveningen, 1813
Officiële sprekers zullen 1813 duiden als het jaar, waarin een eind kwam aan een periode van overheersing en bezetting door Frankrijk, die als de Franse Tijd een eigen plek in de vaderlandse geschiedenis heeft gekregen. Ze zullen 1813 ook duiden als het begin van onze onafhankelijkheid en van onze monarchie, al was ons land als Koninkrijk Holland al een paar jaar een monarchie geweest en al begon ons huidige koninkrijk pas twee jaar later. En natuurlijk zullen democratie, grondwet, rechtsstaat en wellicht saamhorigheid de andere trefwoorden zijn. Het woord natie of nationaal zal zorgvuldig vermeden worden, omdat het inmiddels politiek niet meer helemaal correct gevonden wordt. Ongetwijfeld staat in de herdenking ook de rol centraal, die de in 1813 nog als erfprins gelande Willem Frederik vanaf 1815 als koning Willem I heeft gespeeld in de opbouw van het koninkrijk. Men zal hem het eerste staatshoofd noemen, dat regeerde op basis van een grondwet of constitutie, en een enkele – te - overmoedige politieke spreker of scribent zal hem wellicht zelfs de onverdiende eer gunnen dat hij de democratie in ons land heeft geïntroduceerd. Het is daarom nuttig aan de vooravond van deze herdenking de feiten in het juiste perspectief te zetten.
In 1814 en 1815 hebben de overwinnaars van Napoleon op het Congres van Wenen Europa staatkundig en bestuurlijk opnieuw ingedeeld. Dat was onvermijdelijk, nadat de Napoleontische overheersing het werelddeel in enkele decennia geheel op zijn kop had gezet. De grootmachten deden het zo, dat herhaling van een Franse greep naar de Europese heerschappij moeilijk zou zijn. Een van de voorwaarden daarvoor vonden zij een krachtige bufferstaat ten noorden van Frankrijk. En dus werden de ooit zeventien Habsburgse Nederlanden herenigd in het Koninkrijk der Nederlanden met als beoogd staatshoofd Willem Frederik, die als ‘souverein vorst’ al over het Noorden regeerde. Deze eerste koning uit de stadhouderlijke familie was gebonden aan een grondwet die in 1815 moeizaam tot stand kwam, omdat de bestuurlijke en godsdienstige culturen van Noord en Zuid sinds 1581 ver uit elkaar waren gegroeid. Willem benoemde zichzelf in maart 1815 tot koning, en stelde toen de grondwet vast, die de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal invoerde, en functioneerde, totdat in 1840 het feitelijke afscheid van België een wijziging nodig maakte, en in 1848 politieke ontwikkelingen leidden tot een ingrijpende wijziging, die voorzichtig een begin maakte met de ontwikkeling van een democratische staatsinrichting…
links: De zelfopoffering van burgemeester Van der Werff, door Gustaaf Wappers 1829
De nieuwe Europese staten hadden voor hun broodnodige nationale saamhorigheid een nieuw nationaal besef nodig. Daarvoor werden historische gebeurtenissen, die de verschillende bevolkingsgroepen binnen een nieuwe staat zouden kunnen verbinden, aangepast aan de omstandigheden en opgeblazen tot vaak mythische proporties. Dat gebeurde ook in het Koninkrijk der Nederlanden, en pas daarmee begon daadwerkelijk de wording van wat nu Nederland is. Voor het toenmalige Koninkrijk leverden drie historische figuren en hun grote vaderlandse (!) daden de belangrijkste mythen, die Noord en Zuid samen aan dat nieuwe nationale besef moesten helpen. De eerste was Julius Civilis die in 69-70 v. Chr. de opstand van de Batavieren tegen de Romeinen leidde. Dezelfde Batavieren die ook al door de patriottische voorgangers van 1795 als de oer-Nederlanders waren ingezet. De tweede was de onversaagde Leidse burgemeester Van der Werff, die in 1574 de uitgehongerde burgers van zijn stad zijn lichaam aanbood als voedsel, waaruit die de moed putten het beleg van de Spanjaarden vol te houden. En dan was er uiteraard Willem van Oranje, de in 1584 vermoorde Vader des Vaderlands, die niet alleen als de bevrijder van het herenigde maar toch weer nieuwe vaderland werd gevierd, maar door de katholieke Belgen ook als het toonbeeld van godsdienstige tolerantie.
In de wording van het nieuwe Koninkrijk waren de opstand van het Zuiden in 1830 en de latere afscheiding als België complicerende factoren. Door de afscheiding had het noorden eigen helden nodig. Dat werden de jonge luitenant Van Speyk, die zichzelf en zijn schip in Antwerpen opblies, opdat het schip niet in handen van de Belgische opstandelingen zou vallen, en de toen wat in vergetelheid geraakte schilder Rembrandt, die maatschappelijk werd opgepoetst als tegenpool van zijn Belgische aristocratische evenknie Rubens. Deze figuren en meer nationale helden en hun grote daden werden verbeeld door vaderlandse schilders, onder wie opvallend veel Zuid-Nederlanders, in steen gehouwen door beeldhouwers, onder wie eveneens veel Belgen, en op papier beschreven door historici. Gedenkdagen en hele jaren werden aan hen gewijd, en ieder kind werd ervan doordrongen dat het zijn vrijheid en zijn vaderland dankte aan deze helden. Het Deutsches Historisches Museum in Berlijn wijdde in 1998 aan de invoering van deze nationale mythen de tentoonstelling Mythen der Nationen, ein Europäisches Panorama. Daarop toonden en verklaarden zeventien Europese landen de historische mythen, die ze hadden ingezet om snel en effectief een nieuw nationaal bewustzijn te kweken. Zulke nationale mythen zullen in de herdenking van 2013-2015 ontbreken.
De herdenking van 200 jaar Koninkrijk kan historisch belangrijk en ook leerzaam zijn, als die zich niet beperkt tot het naspelen van de landing met een visserspink van de erfprins op het strand bij Scheveningen, een musical en wat politiek correcte en (zeer)geleerde toespraken over de bevrijding van het Franse juk, het begin van de constitutionele monarchie met de grondwet van welk jaar dan ook, en de vraag of Willem I als de eerste koning van dit land al dan niet democratische beginselen huldigde. De herdenking dient tenminste ook te gaan over de boeiende manier, waarop in de eerste helft van de 19de eeuw van een particularistische Republiek met een monarchaal sausje, die dus door de Fransen al via de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland bestuurlijk al was verenigd, een heuse natie werd gemaakt.
links: De slag bij Waterloo door Jan Willem Pieneman, 1824. Centraal de hertog van Wellington. Links vooraan wordt de gewonde prins Willem weggedragen.
Daarom moet dus meer aan de orde komen, zoals de belangrijke rol van de drie koningen: Willem I die Nederland als koning-koopman economisch op de kaart zette, maar het land door zijn halsstarrigheid vervolgens financieel aan de rand van de afgrond bracht, de kunst- en architectuurliefhebber Willem II die zich als ijdele en wispelturige held van Waterloo en dus als bevrijder liet vieren, en onder de druk van wat elders in Europa gebeurde, in één nacht van conservatief liberaal kon worden, en zelfs zijn zoon, die als Willem III verbeten vocht tegen de inmiddels onvermijdelijke democratisering. Onder deze koningen ontwikkelde zich – vaak huns ondanks- een onafhankelijke staat waarin het volk geleidelijk een eigen rol ging spelen, en kreeg de monarchie een vorm die in de 20ste eeuw resulteerde in de volwassen democratie en rechtsstaat die Nederland nu is, en die het herdenkingscomité met de bevolking wil vieren.
In januari 1795 vertrokken stadhouder Willem V en zijn gezin met een visserspink van het strand in Scheveningen, en in november 1813 keerde zijn zoon, de erfprins Willem Frederik, op dezelfde manier en op dezelfde plek terug. Die gebeurtenis wordt dit jaar nationaal herdacht onder aanvoering van een comité met uiteraard de burgemeester van Den Haag, maar ook met bekende Nederlanders uit de werelden van politiek, bestuur, wetenschap, cultuur, bedrijfsleven en sport. De viering duurt van juli 2013 tot eind 2015. De aanwezigheid van Albert Verlinde in het comité doet tenminste vermoeden dat Nederland getrakteerd zal worden op een musical met een titel als 1813 De Musical.
rechts: schoolplaat van J.H. Isings uit 1955 met de Aankomst van Willem I in Scheveningen, 1813
Officiële sprekers zullen 1813 duiden als het jaar, waarin een eind kwam aan een periode van overheersing en bezetting door Frankrijk, die als de Franse Tijd een eigen plek in de vaderlandse geschiedenis heeft gekregen. Ze zullen 1813 ook duiden als het begin van onze onafhankelijkheid en van onze monarchie, al was ons land als Koninkrijk Holland al een paar jaar een monarchie geweest en al begon ons huidige koninkrijk pas twee jaar later. En natuurlijk zullen democratie, grondwet, rechtsstaat en wellicht saamhorigheid de andere trefwoorden zijn. Het woord natie of nationaal zal zorgvuldig vermeden worden, omdat het inmiddels politiek niet meer helemaal correct gevonden wordt. Ongetwijfeld staat in de herdenking ook de rol centraal, die de in 1813 nog als erfprins gelande Willem Frederik vanaf 1815 als koning Willem I heeft gespeeld in de opbouw van het koninkrijk. Men zal hem het eerste staatshoofd noemen, dat regeerde op basis van een grondwet of constitutie, en een enkele – te - overmoedige politieke spreker of scribent zal hem wellicht zelfs de onverdiende eer gunnen dat hij de democratie in ons land heeft geïntroduceerd. Het is daarom nuttig aan de vooravond van deze herdenking de feiten in het juiste perspectief te zetten.
links: De eerste Nationale Vergadering (1796)
De democratie is niet in 1813 of 1815 in ons land ingevoerd, en de geschiedenis van de vaderlandse monarchie begint niet met de landing van de erfprins op het strand van Scheveningen. Nederland was van 1581 tot 1795 een particularistische Republiek met een monarchaal sausje. Die heette niet voor niets Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarmee zeven van de oorspronkelijk zeventien provincies werden bedoeld, die in de 15de en 16de eeuw in de Habsburgse Nederlanden verenigd waren. Die zeven Nederlanden hadden eigen ‘staten’ of bestuursorganen, eigen wetten en regels, en vaak een eigen munt. Ze waren autonoom en regelden hun regionale zaken en de grote steden vaak zelfs hun lokale zaken zonder dat met de andere ‘landen’ af te stemmen. In de Staten-Generaal namen de vertegenwoordigers van die ‘landen’ besluiten over generale verantwoordelijkheden als de buitenlandse zaken van oorlog en vrede. Van verkiezingen in onze betekenis van het woord was geen sprake. De regenten vormden een eigen klasse en kozen elkaar. De komst van de Fransen maakte een eind aan het particularisme. Zij gaven de Patriotten, een nieuwe politieke stroming, die een – zeer beperkte - vorm van democratisering nastreefde, een eigen Republiek, die naar de vroegste vaderlandse voorouders de Bataafse Republiek heette. Die – labiele en kortstondige - Bataafse Republiek hield in 1796 verkiezingen voor de Nationale Vergadering, een landelijk vertegenwoordigend lichaam, en stelde in 1798 de eerste grondwet vast, die nadien vaak is gewijzigd. De Bataafse Republiek was een Franse vazalstaat, en in 1806 vond Napoleon het tijd om die door een van zijn broers te laten regeren. Dat gebeurde in de vorm van het Koninkrijk Holland, dat vier jaar heeft bestaan, waarna het voormalige koninkrijk nog tot 1813 was ingelijfd bij het Franse keizerrijk. De komst van de erfprins in 1813 en de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 zijn samen wel een belangrijke cesuur in de geschiedenis van de vaderlandse constitutionele monarchie, maar niet de cesuur!
De democratie is niet in 1813 of 1815 in ons land ingevoerd, en de geschiedenis van de vaderlandse monarchie begint niet met de landing van de erfprins op het strand van Scheveningen. Nederland was van 1581 tot 1795 een particularistische Republiek met een monarchaal sausje. Die heette niet voor niets Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarmee zeven van de oorspronkelijk zeventien provincies werden bedoeld, die in de 15de en 16de eeuw in de Habsburgse Nederlanden verenigd waren. Die zeven Nederlanden hadden eigen ‘staten’ of bestuursorganen, eigen wetten en regels, en vaak een eigen munt. Ze waren autonoom en regelden hun regionale zaken en de grote steden vaak zelfs hun lokale zaken zonder dat met de andere ‘landen’ af te stemmen. In de Staten-Generaal namen de vertegenwoordigers van die ‘landen’ besluiten over generale verantwoordelijkheden als de buitenlandse zaken van oorlog en vrede. Van verkiezingen in onze betekenis van het woord was geen sprake. De regenten vormden een eigen klasse en kozen elkaar. De komst van de Fransen maakte een eind aan het particularisme. Zij gaven de Patriotten, een nieuwe politieke stroming, die een – zeer beperkte - vorm van democratisering nastreefde, een eigen Republiek, die naar de vroegste vaderlandse voorouders de Bataafse Republiek heette. Die – labiele en kortstondige - Bataafse Republiek hield in 1796 verkiezingen voor de Nationale Vergadering, een landelijk vertegenwoordigend lichaam, en stelde in 1798 de eerste grondwet vast, die nadien vaak is gewijzigd. De Bataafse Republiek was een Franse vazalstaat, en in 1806 vond Napoleon het tijd om die door een van zijn broers te laten regeren. Dat gebeurde in de vorm van het Koninkrijk Holland, dat vier jaar heeft bestaan, waarna het voormalige koninkrijk nog tot 1813 was ingelijfd bij het Franse keizerrijk. De komst van de erfprins in 1813 en de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 zijn samen wel een belangrijke cesuur in de geschiedenis van de vaderlandse constitutionele monarchie, maar niet de cesuur!
In 1814 en 1815 hebben de overwinnaars van Napoleon op het Congres van Wenen Europa staatkundig en bestuurlijk opnieuw ingedeeld. Dat was onvermijdelijk, nadat de Napoleontische overheersing het werelddeel in enkele decennia geheel op zijn kop had gezet. De grootmachten deden het zo, dat herhaling van een Franse greep naar de Europese heerschappij moeilijk zou zijn. Een van de voorwaarden daarvoor vonden zij een krachtige bufferstaat ten noorden van Frankrijk. En dus werden de ooit zeventien Habsburgse Nederlanden herenigd in het Koninkrijk der Nederlanden met als beoogd staatshoofd Willem Frederik, die als ‘souverein vorst’ al over het Noorden regeerde. Deze eerste koning uit de stadhouderlijke familie was gebonden aan een grondwet die in 1815 moeizaam tot stand kwam, omdat de bestuurlijke en godsdienstige culturen van Noord en Zuid sinds 1581 ver uit elkaar waren gegroeid. Willem benoemde zichzelf in maart 1815 tot koning, en stelde toen de grondwet vast, die de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal invoerde, en functioneerde, totdat in 1840 het feitelijke afscheid van België een wijziging nodig maakte, en in 1848 politieke ontwikkelingen leidden tot een ingrijpende wijziging, die voorzichtig een begin maakte met de ontwikkeling van een democratische staatsinrichting…
links: De zelfopoffering van burgemeester Van der Werff, door Gustaaf Wappers 1829
De nieuwe Europese staten hadden voor hun broodnodige nationale saamhorigheid een nieuw nationaal besef nodig. Daarvoor werden historische gebeurtenissen, die de verschillende bevolkingsgroepen binnen een nieuwe staat zouden kunnen verbinden, aangepast aan de omstandigheden en opgeblazen tot vaak mythische proporties. Dat gebeurde ook in het Koninkrijk der Nederlanden, en pas daarmee begon daadwerkelijk de wording van wat nu Nederland is. Voor het toenmalige Koninkrijk leverden drie historische figuren en hun grote vaderlandse (!) daden de belangrijkste mythen, die Noord en Zuid samen aan dat nieuwe nationale besef moesten helpen. De eerste was Julius Civilis die in 69-70 v. Chr. de opstand van de Batavieren tegen de Romeinen leidde. Dezelfde Batavieren die ook al door de patriottische voorgangers van 1795 als de oer-Nederlanders waren ingezet. De tweede was de onversaagde Leidse burgemeester Van der Werff, die in 1574 de uitgehongerde burgers van zijn stad zijn lichaam aanbood als voedsel, waaruit die de moed putten het beleg van de Spanjaarden vol te houden. En dan was er uiteraard Willem van Oranje, de in 1584 vermoorde Vader des Vaderlands, die niet alleen als de bevrijder van het herenigde maar toch weer nieuwe vaderland werd gevierd, maar door de katholieke Belgen ook als het toonbeeld van godsdienstige tolerantie.
In de wording van het nieuwe Koninkrijk waren de opstand van het Zuiden in 1830 en de latere afscheiding als België complicerende factoren. Door de afscheiding had het noorden eigen helden nodig. Dat werden de jonge luitenant Van Speyk, die zichzelf en zijn schip in Antwerpen opblies, opdat het schip niet in handen van de Belgische opstandelingen zou vallen, en de toen wat in vergetelheid geraakte schilder Rembrandt, die maatschappelijk werd opgepoetst als tegenpool van zijn Belgische aristocratische evenknie Rubens. Deze figuren en meer nationale helden en hun grote daden werden verbeeld door vaderlandse schilders, onder wie opvallend veel Zuid-Nederlanders, in steen gehouwen door beeldhouwers, onder wie eveneens veel Belgen, en op papier beschreven door historici. Gedenkdagen en hele jaren werden aan hen gewijd, en ieder kind werd ervan doordrongen dat het zijn vrijheid en zijn vaderland dankte aan deze helden. Het Deutsches Historisches Museum in Berlijn wijdde in 1998 aan de invoering van deze nationale mythen de tentoonstelling Mythen der Nationen, ein Europäisches Panorama. Daarop toonden en verklaarden zeventien Europese landen de historische mythen, die ze hadden ingezet om snel en effectief een nieuw nationaal bewustzijn te kweken. Zulke nationale mythen zullen in de herdenking van 2013-2015 ontbreken.
De herdenking van 200 jaar Koninkrijk kan historisch belangrijk en ook leerzaam zijn, als die zich niet beperkt tot het naspelen van de landing met een visserspink van de erfprins op het strand bij Scheveningen, een musical en wat politiek correcte en (zeer)geleerde toespraken over de bevrijding van het Franse juk, het begin van de constitutionele monarchie met de grondwet van welk jaar dan ook, en de vraag of Willem I als de eerste koning van dit land al dan niet democratische beginselen huldigde. De herdenking dient tenminste ook te gaan over de boeiende manier, waarop in de eerste helft van de 19de eeuw van een particularistische Republiek met een monarchaal sausje, die dus door de Fransen al via de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland bestuurlijk al was verenigd, een heuse natie werd gemaakt.
links: De slag bij Waterloo door Jan Willem Pieneman, 1824. Centraal de hertog van Wellington. Links vooraan wordt de gewonde prins Willem weggedragen.
Daarom moet dus meer aan de orde komen, zoals de belangrijke rol van de drie koningen: Willem I die Nederland als koning-koopman economisch op de kaart zette, maar het land door zijn halsstarrigheid vervolgens financieel aan de rand van de afgrond bracht, de kunst- en architectuurliefhebber Willem II die zich als ijdele en wispelturige held van Waterloo en dus als bevrijder liet vieren, en onder de druk van wat elders in Europa gebeurde, in één nacht van conservatief liberaal kon worden, en zelfs zijn zoon, die als Willem III verbeten vocht tegen de inmiddels onvermijdelijke democratisering. Onder deze koningen ontwikkelde zich – vaak huns ondanks- een onafhankelijke staat waarin het volk geleidelijk een eigen rol ging spelen, en kreeg de monarchie een vorm die in de 20ste eeuw resulteerde in de volwassen democratie en rechtsstaat die Nederland nu is, en die het herdenkingscomité met de bevolking wil vieren.