ALVA ALS KANNIBAAL

Geplaatst op 26 augustus 2010 door Edith van Gameren
Alva als kannibaal
De wereld verandert en dus verandert ook de manier waarop landen naar hun geschiedenis kijken.
Geschiedenisonderwijs en globalisatie
Het ochtendprogramma van de woensdag biedt de keuze uit 13 sessies. Ik start met 'historical consciousness and cultural identities in a globalizing world: changing roles of school history'. De eerste die hierover het woord voert is de Canadese historicus Jocelyn Létourneau van de Laval Universiteit in Quebec. 'What history for what future of Quebec?' is zijn centrale vraag. 
 
The rock of the past
Quebec verandert en daarmee de manier waarop naar de eigen geschiedenis wordt gekeken. Hoewel: niet door iedereen. Létourneau onderscheidt twee 'scholen', de conservatieven en de revisionisten. De conservatieven willen graag vasthouden aan 'het bekende verhaal' van Quebec, een verhaal met een sterke link naar de nationale identiteit van dit francofone deel van Canada. Naast de conservatieven zijn er de revisionisten, een deel van hen te karakteriseren als 'nationalistisch' een ander deel als 'postnationalistisch'. Beiden streven ernaar de mythe van een duidelijke en simpele identiteit meer in overeenstemming te brengen met de complexe, ambivalente werkelijkheid. Of, zoals Létourneau het noemt, een verhaal gebaseerd op ' the rock of the past' in plaats van 'the clay of good intentions of historians'. Zo moet het mogelijk te zijn een aantal constanten te vinden in de geschiedenis van Quebec – zoals non-violence en 'primacy of the political' - die verder gaan dan simplificaties en waarin de gehele, pluralistische bevolking van het hedendaags Quebec zich herkent.
 
Willem van Oranje ontmoeten
Carla van Boxtel, hoogleraar 'Historical Culture and Education' aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, gaat vervolgens in op 'heritage education': erfgoedonderwijs. Musea en andere erfgoedinstellingen beloven vaak een ware 'onderdompeling' in de geschiedenis: in plaats van een docent die in de klas iets vertelt over Willem van Oranje, kunnen leerlingen hem ontmoeten: de historische sensatie. Het is echter niet altijd duidelijk wat de leerlingen nou precies ervaren en wat zij daarvan leren. Dat is wat Van Boxtel onderzoekt. Erfgoed kan leerlingen helpen tijd, plaats en betekenis te ervaren van geschiedenis. De leerling leert daar iets van, betoogt Van Boxtel, als de ervaring verrijkend is en transformerend: je stelt je kennis of mening bij op basis van wat je ervaart. Erfgoed kan de scheiding tussen toen en nu doen vervagen en laten ervaren 'dat het echt bestond, echt gebeurde'. Aan de andere kant kan erfgoed afstand scheppen en leerlingen juist met meer afstand naar de geschiedenis laten kijken. Erfgoed kan een plaats aan het verleden koppelen, de verbeelding aanwakkeren. Daarnaast heeft erfgoed altijd een verbinding met mensen, persoonlijke relevantie of relevantie voor bepaalde groepen.
Belangrijke winst van erfgoedonderwijs kan zijn dat het begrip van metaconcepten (zoals verandering en continuïteit) erdoor vergroot wordt en dat leerlingen gelegenheid krijgen hun schoolse kennis buiten de klas toe te passen. Voor een positieve uitwerking van erfgoedonderwijs zijn drie dingen nodig, betoogt Van Boxtel: een balans tussen constructie van nabijheid en afstand, een balans tussen de sensorisch-emotionele ervaring en het opdoen van kennis en er moet ruimte zijn voor onderzoek, dialoog en meerdere perspectieven. 
 
Twijfelachtige canon
In de onderzoeksgroep aan de Erasmus Universiteit probeert men een kader te construeren voor dit erfgoedonderwijs. Professor Maria Grever werkt net als Van Boxtel aan dat programma 'Heritage Education, Plurality of Narratives and Shared Historical Knowledge'. Binnen het programma houden de onderzoekers zich bijvoorbeeld bezig met de wildgroei aan 'canons'  en de soms twijfelachtige representatie die ze geven van de geschiedenis van een stad, een regio of een groep, het gevaar van nationalisme of  'naïef presentisme'. Hoe zorg je voor een goede kwaliteit van erfgoedonderwijs? 
Het effect van de directe confrontatie met de geschiedenis, via erfgoed, kan groot zijn: het brengt emotie teweeg, wakkert nieuwsgierigheid en verbeelding aan en stimuleert het bewustzijn van de realiteit van het verleden. Het is echter belangrijk, vindt Grever, dat die confrontatie op een goede manier gebeurt: zonder 'sensatiezucht', nostalgie of simplificatie. Er moet altijd oog zijn voor meerdere perspectieven. Dat neemt niet weg dat het soms zoeken is naar de goede balans tussen die complexiteit en wat (jonge) leerlingen aankunnen. Het is ook belangrijk dat docenten oog hebben voor wat de confrontatie met de historische realiteit teweeg kan brengen, zeker in onze pluralistische samenleving: boosheid, schok, misschien ook onverschilligheid. Docenten moeten leerlingen daarin begeleiden met dialoog en historisch denken. 
 
Economische geschiedenis
Een levendige discussie – over de 'pros en cons of heritage education' en de gevaren dat overmatige belangstelling voor al dat erfgoed nieuwe groepen in onze samenlevingen buitensluit –  besluit de eerste helft van de ochtendsessie in de afgeladen zaal. Het biedt een wonderlijke overgang naar de sessie 'trade and civilisation from ancient times to present' die ik bezoek na de koffiepauze. In een zaal die een paar maten te groot is voor de geringe belangstelling, gaan verschillende specialisten in op kleine details uit de economische geschiedenis. Uit populair-wetenschappelijk oogpunt ietwat teleurstellend, niet in de laatste plaats door een gebrek aan presentatievaardigheden van de sprekers. Ik had wel zin in een proefje van het betere archiefspeurwerk, maar geen van de inleiders weet zijn onderzoek tot leven te brengen. De geleerden onderling vuren overigens talrijke vragen op elkaar af; uit wetenschappelijk oogpunt is de sessie zeker nuttig voor kennisuitwisseling. 
 
Anders kijken naar geschiedenis van Nederland
Na de lunch een nieuwe uitdaging: welke van de 17 zalen te bezoeken? Ik kies voor de Doelenzaal in de UB waar een paar episoden uit de geschiedenis van Nederland aan de orde komen onder de titel 'The politics of pluralism: violence, conflict and accomodation in Dutch history.' Organisator Leonie de Goei legt uit dat er lange tijd op de Nederlandse geschiedenis en het Nederlandse volk is teruggekeken als vreedzaam, tolerant en niet-repressief tegenover de verschillende groepen in de samenleving. Dat perspectief is aan het veranderen. Hoe moeten we de Nederlandse geschiedenis begrijpen?
 
UCLA-hoogleraar Margaret Jacobs is een van de historici die daarop ingaat. Zij bekijkt het onderwerp in het licht van laat 16e-eeuwse gravures. Ze laat zien hoe de Nederlandse leeuw vreedzaam ligt te slapen, terwijl om hem heen bruut geweld gaande is: de Hollanders als slachtoffers, martelaren in de religieuze conflicten rond de reformatie. Zowel aan protestante als aan katholieke zijde komen beelden van marteling en bruut geweld voor. 
 
Alva als kannibaal
Ze laat ook zien hoe gruwelijke voorstellingen van kannibalisme in Amerika, gebaseerd op verslagen van bijvoorbeeld Amerigo Vespucci, opduiken in de context van Europese politiek-religieuze conflicten. Zo is er de afbeelding uit 1572 waarin Alva zijn tanden in het been van een levend kind zet.



De vijand wordt neergezet als wreed en inhumaan, niet 'zoals wij', de passieve slachtoffers van al dat geweld, vredelievende kooplui. Met name Romeyn de Hooghe is sterk in het verbeelden van het geweld van 'de anderen', soms gaat het daarbij ook om niet-chistenen zoals de Turken die Wenen belegeren of de profeet Mohamed. Pas als een menigte landgenoten de gebroeders De Witt te lijf gaat, lijken de Hollanders toch zelf ook deel te nemen aan geweld.
Als de tijden veranderen, het protestantisme 'mainstream'  wordt, verdwijnt geleidelijk die 'pornography of violence', zoals Jacobs het noemt. Het maakt geleidelijk plaats voor ingetogen, ordelijke taferelen van godsdienstbeoefening.
 
Bericht geplaatst in: artikel