CONNECT!
Geplaatst op
18 november 2010
door
Lucia Hogervorst
Verslag van Connect!, een social media workout van MuseumFuture op 12 november 2010 in Theater Figi in Zeist.
Een dagje uit én tegelijkertijd van alles aan de weet komen? Op naar het museum! Maar hoe ziet het museum er in de toekomst uit? Is het een virtuele plek geworden? Of gaan we nog steeds naar een gebouw? Een combinatie misschien? We weten het nog niet. Wel is duidelijk dat digitale ontwikkelingen nog dagelijks nieuwe mogelijkheden openen, en die zijn ook van invloed op de culturele sector. Twitteren, user generated content en social media bieden musea, archieven en andere instellingen nieuwe manieren om in contact te komen met het brede publiek. Met de conferentie Connect! laat MuseumFuture in diverse workshops de mogelijkheden zien van social media voor de culturele sector. Diverse exposanten staan bovendien klaar om de conferentiebezoekers alles te vertellen over bijvoorbeeld het digitaliseren van kaarten, films en boeken, of over het gebruik van hologrammen. Maar eerst is keynote speaker Paul Rutten aan de beurt, hoogleraar Digital Mediastudies in Leiden bij de Master Book & Byte. Heel wat bezoekers houden de smartphone of de laptop al klaar om er tussendoor lustig op los te twitteren!
De digitalisering van het boek
Rutten plaatst de ontwikkelingen rond het e-book in een breder kader. Nieuwe technologieën leiden altijd tot weerstand, en bij het e-book bestaat de angst dat het gedrukte boek zal verdwijnen. Maar het boek kent een lange geschiedenis. De boekdrukkunst maakte het voor het eerst mogelijk een tekst te fixeren en in een veelvoud te verspreiden. Tot de uitvinding van de boekdrukkunst werden verhalen van mond-tot-mond doorgegeven, en iedere boodschapper kon er een eigen wending aan geven. Met de boekdrukkunst was dat niet meer mogelijk: de tekst stond vast. Met het e-book is een nieuwe, digitale ontwikkeling in gang gezet. We zijn echter geneigd nieuwe technologieën te bezien vanuit het bestaande, wat mediawetenschapper Marshall McLuhan duidde als het ‘horseless carriage syndrome’: de auto zien we als een wagen zonder paard, een e-book als een boek zonder papier. De look & feel van e-books en e-readers sluiten daarbij aan: het staande rechthoekige handzame formaat, de zwarte letters op een witte achtergrond. Maar het e-book heeft wel de potentie om de lezer een radicaal andere ervaring te bieden dan het papieren boek. Dan moeten lezers wel het idee van gefixeerde tekst loslaten. Rutten ziet dat als een kwestie van tijd.
Zijn er al voorbeelden van het loslaten van een vaste tekst? Zeker wel, denk maar aan Wikipedia. Het doet qua naam denken aan een digitale variant van de gedrukte encyclopedie, maar eigenlijk is het een collectie dossiers over allerhande onderwerpen, die gebruikers permanent up-to-date houden. Zo is het een ‘rolling text’ geworden, een bron van informatie die geen dag hetzelfde blijft en steeds bijgesteld wordt. Reuze praktisch bij reisgidsen, studieboeken en bedrijfsrapporten, die eigenlijk al verouderd zijn op het moment dat ze in druk verschijnen. Literaire romans lenen zich niet voor deze flexibilisering, die komen juist uitstekend tot hun recht in een gefixeerde vorm. Die zal dus zeker blijven bestaan, denkt Rutten, maar de echte mogelijkheden van het e-book zullen we pas kennen als we op zoek gaan naar het optimale gebruik van de technologische mogelijkheden van dit nieuwe medium.
Na deze openingslezing ben ik benieuwd naar de praktijk. Rutten zei het al: digitalisering is een veranderingsproces, en social media maken daar deel van uit. Hoe gaan de musea, archieven en culturele instellingen hier mee om, lukt het om social media als twitter en facebook effectief in te zetten? Ik ga om te beginnen mijn licht opsteken bij het Nationaal Archief.
Het archief naar buiten!
Het Nationaal Archief is dé bewaarplaats van belangrijke archieven, historische documenten en artefacten. Vanaf 2005 is het Nationaal Archief bezig met online publieksparticipatie. Dat ging niet vanzelf, zo blijkt uit het verhaal van medewerker Tim de Haan. De sfeer bij het Nationaal Archief was aanvankelijk afhoudend en kwesties als copyright speelden daarbij een rol. Die sfeer is analoog aan observaties van Rutten in zijn lezing: “Culturele instellingen zijn bang dat ze aan populariteit verliezen als ze hun objecten online aanbieden. Niets is minder waar.” Dat ondervond ook het Nationaal Archief met Beelden voor de toekomst, een project voor het digitaliseren en toegankelijk maken van audiovisueel erfgoed. Via Flickr the Commons werden zo’n 1300 foto’s beschikbaar gesteld voor het publiek, dat via de website de beschrijvingen kon aanvullen. Dat heeft een enorm effect gehad op het aantal online bezoekers: jaarlijks krijgt de website zo’n 3 miljoen bezoeken. Voor de beschrijvingen leverde het niet zo heel veel op, wel voor het toekennen van trefwoorden. Daarmee is het materiaal veel beter te vinden.
Eefje van der Weijden vertelt over het verhalenarchief, dat al in verschillende vormen is uitgeprobeerd, eerst met het ‘herinnerding’, en daarna via het verzamelen van verhalen bij de liedjes uit de Top 2000. Nu is er het verhalenarchief 2.0, dat binnenkort start met het project ’1001 Italianen - 50 jaar Italiaanse gastarbeiders’. Van der Weijden: “Samenwerken met een mediapartner is heel belangrijk, er moet een hoge mate van urgentie zijn, en er moeten verhalen voor handen zijn.” Bij de uitgave van Mijn bevrijding ter gelegenheid van 65 jaar bevrijding via NRC Weekblad bleek dat uitstekend te werken.
De omslag naar online publieksparticipatie ging niet zonder slag of stoot, vertelt De Haan. De dienstverlening was steeds gericht op fysieke dienstverlening, maar onderhand werd elke studiezaalbezoeker gecompenseerd door 1000 online bezoekers. De medewerkers van het archief kregen een stoomcursus Web 2.0 en maakten op die manier kennis met een nieuwe manier van werken. Even een blog schrijven of chatten? De archiefmedewerkers draaien er hun hand niet meer voor om!
Social media in het museum
Museum Boerhaave, ‘het museum met de grote mond’, is sinds 22 mei 2009 actief op twitter. Gewoon gaan met die banaan, en dat pakte nog goed uit ook. Volgens Vera Bartels van de afdeling Publiek en Presentatie zijn er inmiddels 2187 followers. Ter vergelijking even wat cijfers: het museum heeft 42.000 bezoekers op jaarbasis en 400 leden van de vriendenvereniging. De twitteractie leidde al tot verschillende successen: vorig jaar twitterde het museum bijvoorbeeld ter gelegenheid van de veertigjarige herdenking van de eerste maanlanding over de maanstenen in de collectie. Prompt zat een conservator diezelfde avond in een televisieprogramma, en de volgende dag startte de tentoonstelling Retourtje maan met veel succes. Met het twitteren is de naamsbekendheid van het museum duidelijk toegenomen. Dat is nog versterkt met de twitterspelletjes ‘dinsdagdeuntje’ en ‘woensdagweetje’. Bij het dinsdagdeuntje konden followers een song aanmelden waar chemie in voorkwam, en tijdens museumnacht draaide een dj de verschillende songs. Het woensdagweetje was een raadspelletje: via #zooms was een beeldfragment zichtbaar. Als het niet geraden werd, volgde een gedetailleerder fragment. Bij het derde fragment werd het antwoord bekend gemaakt, als dat nog niet gegeven was. Het lastige met zo’n spelletjes is wel dat je telkens wat nieuws moet bedenken, en op een gegeven moment is de inspiratie op.
Gelukkig zijn er op deze dag genoeg cultuurprofessionals, dus gaan we zelf aan de slag om een twittergame te bedenken. Even brainstormen en je hebt al iets moois: het Spoorwegmuseum heeft een collectie oude ansichtkaarten met afbeeldingen van stations. Leuk voor een tentoonstelling, en nog leuker als je daarbij de ansichtkaarten kunt vergelijken met foto’s van de huidige stations. Via twitter kun je raad-je-plaatje spelen met de oude ansichten en tegelijk een beroep doen op het publiek voor die nieuwe foto’s. Zo creëer je niet alleen publieksparticipatie, maar ook betrokkenheid bij de totstandkoming van een nieuwe tentoonstelling van het museum. Waar twitter al niet goed voor is…..
En dan is het alweer tijd voor de endnote van Indira Reynaert, expert op het gebied van social media.
Mastering the tools
Nieuwe media brengen nieuwe valkuilen met zich mee, zo vertelt Indira Reynaert. De uitdaging ligt eigenlijk niet in het gebruik van social media, maar in het effectief gebruik ervan. Reynaert gebruikt in haar verhaal de tekendoos als metafoor: de inhoud van de doos staat voor de ‘tools’ die we moeten ‘masteren’. Eén van de kenmerken van social media is de dialoog. Maar elke dialoog kan tot een negatieve reactie leiden. Wat doen we daarmee? Gummen met ons gummetje en ongedaan maken, zwijgen of terugpraten? Het is belangrijk te bedenken wat een passende reactie is, zeker omdat die onomkeerbaar is. Wat dat betreft zijn digitale media als Oost-Indische inkt: “What happens in Vegas, stays in Google.” Voor een goed gebruik van social media is het daarom belangrijk na te gaan welk verhaal je wilt vertellen, met welk doel, en aan wie. En is je organisatie er eigenlijk wel op ingericht? Is er een strategie? Als dat zo is, dan is de organisatie helemaal klaar voor ‘using and mastering the tools’!
Foto's: MuseumFuture
De digitalisering van het boek
Rutten plaatst de ontwikkelingen rond het e-book in een breder kader. Nieuwe technologieën leiden altijd tot weerstand, en bij het e-book bestaat de angst dat het gedrukte boek zal verdwijnen. Maar het boek kent een lange geschiedenis. De boekdrukkunst maakte het voor het eerst mogelijk een tekst te fixeren en in een veelvoud te verspreiden. Tot de uitvinding van de boekdrukkunst werden verhalen van mond-tot-mond doorgegeven, en iedere boodschapper kon er een eigen wending aan geven. Met de boekdrukkunst was dat niet meer mogelijk: de tekst stond vast. Met het e-book is een nieuwe, digitale ontwikkeling in gang gezet. We zijn echter geneigd nieuwe technologieën te bezien vanuit het bestaande, wat mediawetenschapper Marshall McLuhan duidde als het ‘horseless carriage syndrome’: de auto zien we als een wagen zonder paard, een e-book als een boek zonder papier. De look & feel van e-books en e-readers sluiten daarbij aan: het staande rechthoekige handzame formaat, de zwarte letters op een witte achtergrond. Maar het e-book heeft wel de potentie om de lezer een radicaal andere ervaring te bieden dan het papieren boek. Dan moeten lezers wel het idee van gefixeerde tekst loslaten. Rutten ziet dat als een kwestie van tijd.
Zijn er al voorbeelden van het loslaten van een vaste tekst? Zeker wel, denk maar aan Wikipedia. Het doet qua naam denken aan een digitale variant van de gedrukte encyclopedie, maar eigenlijk is het een collectie dossiers over allerhande onderwerpen, die gebruikers permanent up-to-date houden. Zo is het een ‘rolling text’ geworden, een bron van informatie die geen dag hetzelfde blijft en steeds bijgesteld wordt. Reuze praktisch bij reisgidsen, studieboeken en bedrijfsrapporten, die eigenlijk al verouderd zijn op het moment dat ze in druk verschijnen. Literaire romans lenen zich niet voor deze flexibilisering, die komen juist uitstekend tot hun recht in een gefixeerde vorm. Die zal dus zeker blijven bestaan, denkt Rutten, maar de echte mogelijkheden van het e-book zullen we pas kennen als we op zoek gaan naar het optimale gebruik van de technologische mogelijkheden van dit nieuwe medium.
Na deze openingslezing ben ik benieuwd naar de praktijk. Rutten zei het al: digitalisering is een veranderingsproces, en social media maken daar deel van uit. Hoe gaan de musea, archieven en culturele instellingen hier mee om, lukt het om social media als twitter en facebook effectief in te zetten? Ik ga om te beginnen mijn licht opsteken bij het Nationaal Archief.
Het archief naar buiten!
Het Nationaal Archief is dé bewaarplaats van belangrijke archieven, historische documenten en artefacten. Vanaf 2005 is het Nationaal Archief bezig met online publieksparticipatie. Dat ging niet vanzelf, zo blijkt uit het verhaal van medewerker Tim de Haan. De sfeer bij het Nationaal Archief was aanvankelijk afhoudend en kwesties als copyright speelden daarbij een rol. Die sfeer is analoog aan observaties van Rutten in zijn lezing: “Culturele instellingen zijn bang dat ze aan populariteit verliezen als ze hun objecten online aanbieden. Niets is minder waar.” Dat ondervond ook het Nationaal Archief met Beelden voor de toekomst, een project voor het digitaliseren en toegankelijk maken van audiovisueel erfgoed. Via Flickr the Commons werden zo’n 1300 foto’s beschikbaar gesteld voor het publiek, dat via de website de beschrijvingen kon aanvullen. Dat heeft een enorm effect gehad op het aantal online bezoekers: jaarlijks krijgt de website zo’n 3 miljoen bezoeken. Voor de beschrijvingen leverde het niet zo heel veel op, wel voor het toekennen van trefwoorden. Daarmee is het materiaal veel beter te vinden.
Eefje van der Weijden vertelt over het verhalenarchief, dat al in verschillende vormen is uitgeprobeerd, eerst met het ‘herinnerding’, en daarna via het verzamelen van verhalen bij de liedjes uit de Top 2000. Nu is er het verhalenarchief 2.0, dat binnenkort start met het project ’1001 Italianen - 50 jaar Italiaanse gastarbeiders’. Van der Weijden: “Samenwerken met een mediapartner is heel belangrijk, er moet een hoge mate van urgentie zijn, en er moeten verhalen voor handen zijn.” Bij de uitgave van Mijn bevrijding ter gelegenheid van 65 jaar bevrijding via NRC Weekblad bleek dat uitstekend te werken.
De omslag naar online publieksparticipatie ging niet zonder slag of stoot, vertelt De Haan. De dienstverlening was steeds gericht op fysieke dienstverlening, maar onderhand werd elke studiezaalbezoeker gecompenseerd door 1000 online bezoekers. De medewerkers van het archief kregen een stoomcursus Web 2.0 en maakten op die manier kennis met een nieuwe manier van werken. Even een blog schrijven of chatten? De archiefmedewerkers draaien er hun hand niet meer voor om!
Social media in het museum
Museum Boerhaave, ‘het museum met de grote mond’, is sinds 22 mei 2009 actief op twitter. Gewoon gaan met die banaan, en dat pakte nog goed uit ook. Volgens Vera Bartels van de afdeling Publiek en Presentatie zijn er inmiddels 2187 followers. Ter vergelijking even wat cijfers: het museum heeft 42.000 bezoekers op jaarbasis en 400 leden van de vriendenvereniging. De twitteractie leidde al tot verschillende successen: vorig jaar twitterde het museum bijvoorbeeld ter gelegenheid van de veertigjarige herdenking van de eerste maanlanding over de maanstenen in de collectie. Prompt zat een conservator diezelfde avond in een televisieprogramma, en de volgende dag startte de tentoonstelling Retourtje maan met veel succes. Met het twitteren is de naamsbekendheid van het museum duidelijk toegenomen. Dat is nog versterkt met de twitterspelletjes ‘dinsdagdeuntje’ en ‘woensdagweetje’. Bij het dinsdagdeuntje konden followers een song aanmelden waar chemie in voorkwam, en tijdens museumnacht draaide een dj de verschillende songs. Het woensdagweetje was een raadspelletje: via #zooms was een beeldfragment zichtbaar. Als het niet geraden werd, volgde een gedetailleerder fragment. Bij het derde fragment werd het antwoord bekend gemaakt, als dat nog niet gegeven was. Het lastige met zo’n spelletjes is wel dat je telkens wat nieuws moet bedenken, en op een gegeven moment is de inspiratie op.
Gelukkig zijn er op deze dag genoeg cultuurprofessionals, dus gaan we zelf aan de slag om een twittergame te bedenken. Even brainstormen en je hebt al iets moois: het Spoorwegmuseum heeft een collectie oude ansichtkaarten met afbeeldingen van stations. Leuk voor een tentoonstelling, en nog leuker als je daarbij de ansichtkaarten kunt vergelijken met foto’s van de huidige stations. Via twitter kun je raad-je-plaatje spelen met de oude ansichten en tegelijk een beroep doen op het publiek voor die nieuwe foto’s. Zo creëer je niet alleen publieksparticipatie, maar ook betrokkenheid bij de totstandkoming van een nieuwe tentoonstelling van het museum. Waar twitter al niet goed voor is…..
En dan is het alweer tijd voor de endnote van Indira Reynaert, expert op het gebied van social media.
Mastering the tools
Nieuwe media brengen nieuwe valkuilen met zich mee, zo vertelt Indira Reynaert. De uitdaging ligt eigenlijk niet in het gebruik van social media, maar in het effectief gebruik ervan. Reynaert gebruikt in haar verhaal de tekendoos als metafoor: de inhoud van de doos staat voor de ‘tools’ die we moeten ‘masteren’. Eén van de kenmerken van social media is de dialoog. Maar elke dialoog kan tot een negatieve reactie leiden. Wat doen we daarmee? Gummen met ons gummetje en ongedaan maken, zwijgen of terugpraten? Het is belangrijk te bedenken wat een passende reactie is, zeker omdat die onomkeerbaar is. Wat dat betreft zijn digitale media als Oost-Indische inkt: “What happens in Vegas, stays in Google.” Voor een goed gebruik van social media is het daarom belangrijk na te gaan welk verhaal je wilt vertellen, met welk doel, en aan wie. En is je organisatie er eigenlijk wel op ingericht? Is er een strategie? Als dat zo is, dan is de organisatie helemaal klaar voor ‘using and mastering the tools’!
Foto's: MuseumFuture