ZEVENTIENDE EEUWSE BEELDHOUWKUNST IN DE NOORDELIJKE NEDERLANDEN
Hendrick de Keyser, Artus Quellinus en Rombout Verhulst. Hoe ver reikte de invloed van deze meester-beeldhouwers?
In de Noordelijke Nederlanden namen bekende beeldhouwers als Hendrick de Keyser, Artus Quellinus en Rombout Verhulst een geheel eigen plek in. Ze hadden invloed op hun tijdgenoten. Maar hoe ver ging de invloed van genoemde beeldhouwers eeuwen later? Een klein onderzoek.
Hendrick de Keyser leefde van 1565 tot 1621. Hij kwam van Utrecht naar Amsterdam. Daar wilde hij beeldhouwwerk uitvoeren. In het jaar 1591 moet hij een volleerd beeldhouwer zijn geweest, 26 jaar en moest hij een gezin onderhouden. Zijn opleiding begon in de meubelwerkplaats van zijn vader. In die tijd werd aan meubelwerk veel beeldhouwwerk aangebracht.Zijn kunstenaarsaanleg zorgde ervoor dat hij al gauw iets kon scheppen, naar aanleiding van prenten, voorbeeldenboeken en modellen, maar ook naar eigen idee.
Door Cornelis Bloemaert is hij in aanraking gekomen met de bouwkunst en zo van houtsnijwerk naar het steenmateriaal gekomen. Hij stond open voor werken van de kunstenaars in Italië, Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden en voor Nederlands-Italiaanse beeldhouwers diein Italië en Duitsland werkten, in het bijzonder Giovanni da Bologna en Adriaen de Vries. Ook de vormen van Rubens hebben invloed gehad op zijn modelé.
Buste van een man mogelijk Vincet Coster, 1608. Bron: Rijksmuseum
Realisme, veel aandacht voor gezichtsuitdrukking en fijne details in kleding waren zijn kenmerken. Hij is in Amsterdam van grote betekenis geweest. Hij stond in dienst van de stad en had voldoende knechten en leerlingen die hem hielpen bij zijn werk. Zijn werkplaats was op de stadswerf op de Groeneburgwal: een ruim terrein en een lange strook grond aan de Amstel. Hij ontwierp zijn beeldhouwwerken en maakte de modellen zelf. De uitvoering liet hij aan zijn medewerkers in de werkplaats over.
Zo ontwierp hij de Sint Maartensbeker van het Brouwersgilde in Haarlem en maakte hij een prachtig borstbeeld in terracotta (1606) met oog voor detail. Groots was het Grafmonument voor Prins Willem I te Delft in de Nieuwe Kerk. De liggende prins is uitgevoerd in marmer, zeer fijn gedetaillerd en een duidelijk licht-schaduwwerking in het plooiwerk van de kleding. De spanning in de figuur van de prins is sterk aanwezig, alsof hij het niet eens is met zijn dood. Dit was een meesterwerk van De Keyser.
Je kunt bij andere beeldhouwers zien, tot ver in de achttiende eeuw dat het realisme zich heeft doorgezet, naast andere stromingen. Zelf maakte De Keyser een overstap van maniërisme naar barok. Een voorbeeld van de barok was wel zijn ontwerp van de zeven bekronende beelden van de galerij van slot Frederiksborg in Denemarken. Maar de barok heeft ook kenmerken van sterke emoties en beweging.Meer kenmerken van zijn beelden waren de beweging van de handen en de drapering van een lap stof, waarvan de slippen om de lichamen heen slaan wat duidt op dynamiek in het geheel.
Die beweging zie je terug in zijn standbeeld van Erasmus dat tot 1940 op de Grote Markt in Rotterdam heeft gestaan. De manier waarop het papier van het boek met de hand die het vasthoudt is gemaakt is subliem en een voorbeeld van de dynamiek die in latere eeuwen belangrijk werd, zeker in de tijd van de Barok die zich heeft verspreid over geheel Europa. De Erasmus is het oudste bewaard gebleven bronzen standbeeld in Nederland. De stijl van De Keyser is heel herkenbaar. Kleine pilasters, kroonlijsten, vazen en pinakels, losse elementen van witte steen in gevels van rode baksteen.
Misschien mag je De Keyser niet vergelijken met Bernini, maar de glans over de kleding van de prins van het grafmonument doet een beetje denken aan de glans over de kleding van de Engel van Bernini. De Keyser heeft wel in vergelijking met dit beeld een grovere touch dan de beroemde Bernini.
De Keyser bouwde ook woonhuizen voor rijke particulieren. De Keyser had een fraaie en verrassende toepassing van de beeldhouwkunst op door hem ontworpen gebouwen. Daarmee heeft hij invloed uitgeoefend op zijn tijdgenoten en op architecten van de latere generaties. Hij heeft een studiereis gemaakt naar Londen waar hij in de werkplaats van Inigo Jones ging werken. De Keyser nam de invloed van deze classicistische architect (die een reis naar Rome had gemaakt) mee terug. Hij mengde dan ook classicistische elementen met de toen heersende neorenaissance. Pilasters en frontons, bijvoorbeeld. Tien jaar na De Keysers dood werd zijn werk in het geschrift 'Moderna Architecture' geroemd als de start van de 'waerachtige bouwkonst.' Jacob van Campen ging verder met het werk van De Keyser en hij werd de grondlegger van het pure Hollandse classicisme.
Artus Quellinus kwam oorspronkelijk uit Antwerpen en leefde van 1609 tot 1668. Hij trok naar Amsterdam, omdat hij daar opdrachten voor beeldhouwwerk kon krijgen. Hij heeft een reis naar Italië gemaakt en was leerling van Franscesco Duquesnoy die onder invloed stond van Lorenzo Bernini en de late antieke beelden van onder andere de Laocoöngroep. Het classicisme is van grote invloed. Portretbusten waren zijn specialiteit. Je kunt aan de Adonis van Duquesnoy de invloed zien op Artus' Mercurius, vanwege het realisme en de contrapost.
Artus maakte het beeldwerk en reliëfs voor het Raadhuis in Amsterdam. Met deze werkzaamheden nam hij een vooraanstaande plaats in onder de Hollandse beeldhouwers. Hij had een werkplaats aan het eind van de Keizersgracht. Voor het Raadhuis maakte hij bijvoorbeeld het rellëf met de zeenimfen in terracotta en bronzen beelden op het gebouw. Zijn kenmerken waren kracht, een fijne gevoeligheid van ontwerpen en modelleren. Mooi zijn de modellen van de Gerechtigheid en de Voorzichtigheid en de marmeren caryatiden van de Vierschaar. Er spreekt realisme uit van zijn werken, er is aandacht voor de uitdrukking van de gezichten en dynamiek in de kledij van bijvoorbeeld de Voorzichtigheid. Uit het beeld van de Gerechtigheid spreekt weer nonchalance uit.
De Heilige Petrus, 1658 -1659. Bron: Rijksmuseum
In Nederland heeft hij zich de overvloedigheid en de naturalistische gebondenheid eigen gemaakt. Niet iedere beeldhouwer signeerde zijn werk. Daardoor is het soms moeilijk om werk te dateren en toe te schrijven aan de juiste persoon. Artus Quellinus signeerde en dateerde meestal wel zijn marmeren borstbeelden en reliëfportretten. Zo maakte hij een borstbeeld van Johan de Witt in marmer in 1665 dat realistisch en plastisch is weergegeven. In opdracht maakte hij ook grafmonumenten die in Amsterdamse kerken werden geplaatst. Hij maakte bijvoorbeeld het grafmonument van Jan van Galen voor de Nieuwe Kerk dat in 1654 door Rombout Verhulst werd uitgevoerd met medewerking van Willem de Keyser. Maar het Amsterdamse stadhuis op de Dam was zijn levenswerk.
Artus Quellinus heeft een grote blijvende invloed op de beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden. Hij leidde in de tweede helft van de zeventiende eeuw jonge talenten op die het gezicht van de Nederlandse beeldhouwkunt zouden gaan bepalen. Hij wordt gezien als de grootste barokke beeldhouwer in de Zuidelijke Nederlanden. Prachtig is het beeld van Samson en Delila dat nog steeds in onze moderne tijd tot de verbeelding spreekt en van invloed is op andere gebieden dan de beeldhouwkunst, zoals verhalen-vertellers en schrijvers.
Rombout Verhulst (1624 - 1698) is vooral beroemd geworden vanwege zijn grafmonumenten (praalgraven), gemaakt met wit marmer en beelden met zwaar krullende lokken, zoals toen de mode was in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Zijn werk was veelal elegant, waardig en uiterst verzorgd uitgebeiteld. Rombout Verhulst is in de leer geweest bij Rombout Verstappen. Verhulst werkte mee aan het Raadhuis in Amsterdam, onder leiding van Van Campen en Quellinus. Verhulst maakte de reliëfs De Stilzwijgendheid en De GeGetrouwigheid door den Hondt en De Venus.
Hij had een geheel eigen stijl en werkte in het Hollandse realisme. Pas toen hij zich in Leiden vestigde, werd hij geheel onafhankelijkheid en kon hij werken aan de vele opdrachten die hij kreeg. In Leiden maakte hij de reliëfs van De Waagmeester en De Boterkoopvrouw in marmer. De Waagmeester is zwierig gekleed en beide reliëfs stralen levendigheid en een oprechte belangstelling van Verhulst voor de burgers uit. Hij heeft goed geobserveerd voor hij de voorstellingen kon maken.
Michiel de Ruyter, 1677 - 1681. Bron: Rijksmuseum
In het jaar 1663 voltooide Rombout Verhulst een belangrijk monument en moeilijke opdracht: het grafmonument van Maria van Reygenbergh voor haar overleden echtgenoot Willem van Lyne, Heer van Katwijk in de kerk te Katwijk aan den Rijn. Het moeilijke was dat Maria in levende lijve bij het grafmonument naast haar man wilde aanliggen op een hoger niveau om haar ook te vereeuwigen. Verhulst heeft haar emotie mooi kunnen vangen en treffend haar treurnis kunnen vastleggen. Het is één van de beste werken van de beeldhouwer. Verhulst boetseerde een portret in klei van Michiel de Ruyter als voorstudie voor het grafmonument van de admiraal. In het Kröller-Müller museum staat een Flora (1671) van zijn hand.
Verhulst stond onder invloed van Hollandse schilders. Zijn taferelen hebben vaak ook een schilderachtig karakter. In het derde kwartaal van de zeventiende eeuw betekent het werk van Rombout Verhulst een hoogtepunt in de beeldhouwkunst. Het gebroken witte bijna roomachtige materiaal van Verhulst zien we bijvoorbeeld ook bij de Baigneuse van Falconet.
Van het maniërisme ging de weg van het beeldhouwwerk van bovengenoemde beeldhouwers naar naturalisme, maar ook naar het classicisme en barok. De Keyser had invloed op de Nederlandse beeldhouwers en door medewerker Nicholas Stone ook in Engeland. Na deze kunstenaars kwam via Engeland een meer algemeen West-Europees gevormd beeldhouwer. Nieuwe vormen ontwikkelden zich. Hendrick de Keyser en zijn atelier (leerlingen) hebben waarschijnlijk ook invloed gehad op Scandinavische landen. Quellinus werkte voor het Zweedse hof. En het werk van tijdgenoot Bartholomeus Eggers werd over de grens gebracht die voor de keurvorst van Brandenburg veel werk heeft verricht. Het werk van Verhulst is wel verspreid over heel Nederland en heeft daar ook zijn sporen nagelaten. Kortom: de drie genoemde beroemde beeldhouwers hebben zeker invloed gehad op tijdgenoten in verschillende tijdvakken.
Bronnen
De Zeventiende Eeuwsche Beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden, Dr. Elisabeth Neurderburg, Amsterdam, J.M. Meulenhoff, 1948.
Geïllustreerde Kunstgeschiedenis, D.M. Field, Alphen aan de Rijn, Uitgeverij Septuaginta, 1979.