KUNSTSOLDATEN
Geplaatst op
27 januari 2011
door
Lucia Hogervorst
Boek De Kunstbrigade biedt nieuwe kijk op militarisme: in WO II werd ook om kunst gevochten.
Eén van de geroofde kunstwerken: Het Lam Gods van de gebroeders van Eyck uit 1432
Oorlogen leiden niet alleen tot invasies, maar vaak ook tot het brutaal toe-eigenen van hele kunst- en boekencollecties door de bezetter. Napoleons veroveringspolitiek leidde bijvoorbeeld tot een systematisch opgezette transfer van kunstcollecties en archieven naar Parijs. Onder Hitler ging het niet anders. Een van zijn megalomane ideeën was het oprichten van een enorm ‘Führermuseum’ naar ontwerp van huisarchitect Albert Speer in zijn geboortestad Linz, waar topwerken van de westerse beeldende kunst getoond moesten worden. In heel Europa werden musea en andere kunstcollecties, maar ook kerken en paleizen leeggehaald en waardevolle kunstwerken richting Duitsland overgebracht. Maar de geallieerden stelden een speciale Kunstbrigade in om de kunst te redden.
De Kunstbrigade was geen gewone divisie, maar bestond uit een bont gezelschap van mensen, die je normaal niet tegenkomt op het slagveld: kunsthistorici, beeldend kunstenaars, museumdirecteuren en cultuurambtenaren, allemaal gerekruteerd vanwege hun specifieke expertise. Ze vormden samen de kleine legerafdeling ‘Monuments, Fine Arts and Archives’, de MFAA, in 1943 opgericht door de geallieerden, en werden de ‘Monuments Men’ genoemd. Voor het eerst in de geschiedenis was er een organisatie actief die tot taak had de culturele schade tijdens de gevechtshandelingen zoveel mogelijk te beperken.
En die culturele schade was aanzienlijk. Het monumentale altaarstuk van de 15e-eeuwse gebroeders Van Eyck in de Gentse Sint-Bavokerk, het Lam Gods, verdween richting Nazi-Duitsland. Werken van MIchelangelo, Da Vinci, Vermeer, talloze kleinere schilder- en beeldhouwwerken, tekeningen en prenten werden weggehaald, onder andere uit het Louvre. De buit werd opgeslagen in geheime depots, zoals de zoutmijnen van het Oostenrijkse Altaussee.
Hoe gingen die ‘Monuments men’ te werk? Ze maakten onder andere gebruik van gegevens die ze vonden in gebombardeerde kathedralen en musea en de aantekeningen van Rose Valland, een Franse kunsthistorica, die bij het Jeu de Paume Museum in Parijs werkte. Zij wist het vertrek van de laatste Duitse treinen met geroofde kunst eindeloos uit te stellen. Improvisaties en toeval speelden ook een grote rol. Geplaagd door kiespijn bezocht de Amerikaanse kapitein en architect Robert Possy bijvoorbeeld een Duitse tandarts. Die verloste hem met een wortelkanaalbehandeling van de pijn, maar bracht hem ook in contact met zijn schoonzoon, die alles wist over het enorme kunstdepot in Altaussee. De schoonzoon deed zich voor als een door de omstandigheden gedwongen kunstgeleerde en bood zijn informatie aan in ruil voor een vrijgeleide naar Frankrijk. Deze kunstgeleerde ontpopte zich later als Herman Bunjes, die onder meer een centrale rol had gespeeld bij de inbeslagname van kunstwerken uit het Jeu de Paume in Parijs.
Aan het eind van de oorlog dreigde destructie van het kunstdepot in Altaussee. Om de opmars van de geallieerden te belemmeren, had Hitler de vernietiging van de hele Duitse infrastructuur bevolen. Na zijn zelfmoord waren sommigen dan ook overtuigd dat dit ook gold voor het kunstdepot. Hitlers eigen huisarchitect Albert Speer draaide dat decreet terug, maar de mensen van de MFAA moesten toch nog haast maken bij de evacuatie van de zoutmijn: de oprukkende en wellicht grijpgrage troepen van Stalin naderden.
Over de auteur
Robert M. Edsel was een succesvol zakenman in de VS. In 1996 verkocht hij zijn bedrijf en verhuisde naar Florence in Italië. Hij stortte zich op de kunstdiefstal van de nazi’s en bracht in 2006 het fotoboek uit Rescuing Da Vinci. Samen met Brett Witter schreef hij het verhaal achter de redding van vele kunstschatten aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De kunstbrigade. Hoe de geallieerden de Europese kunstschatten redden.
Auteur: Robert Edsel, in samenwerking met Bret Witter.
Uitgever: Spectrum
ISBN: 9789049103576
Uitvoering: paperback, 535 pagina’s
Prijs: € 29,99
Oorlogen leiden niet alleen tot invasies, maar vaak ook tot het brutaal toe-eigenen van hele kunst- en boekencollecties door de bezetter. Napoleons veroveringspolitiek leidde bijvoorbeeld tot een systematisch opgezette transfer van kunstcollecties en archieven naar Parijs. Onder Hitler ging het niet anders. Een van zijn megalomane ideeën was het oprichten van een enorm ‘Führermuseum’ naar ontwerp van huisarchitect Albert Speer in zijn geboortestad Linz, waar topwerken van de westerse beeldende kunst getoond moesten worden. In heel Europa werden musea en andere kunstcollecties, maar ook kerken en paleizen leeggehaald en waardevolle kunstwerken richting Duitsland overgebracht. Maar de geallieerden stelden een speciale Kunstbrigade in om de kunst te redden.
De Kunstbrigade was geen gewone divisie, maar bestond uit een bont gezelschap van mensen, die je normaal niet tegenkomt op het slagveld: kunsthistorici, beeldend kunstenaars, museumdirecteuren en cultuurambtenaren, allemaal gerekruteerd vanwege hun specifieke expertise. Ze vormden samen de kleine legerafdeling ‘Monuments, Fine Arts and Archives’, de MFAA, in 1943 opgericht door de geallieerden, en werden de ‘Monuments Men’ genoemd. Voor het eerst in de geschiedenis was er een organisatie actief die tot taak had de culturele schade tijdens de gevechtshandelingen zoveel mogelijk te beperken.
En die culturele schade was aanzienlijk. Het monumentale altaarstuk van de 15e-eeuwse gebroeders Van Eyck in de Gentse Sint-Bavokerk, het Lam Gods, verdween richting Nazi-Duitsland. Werken van MIchelangelo, Da Vinci, Vermeer, talloze kleinere schilder- en beeldhouwwerken, tekeningen en prenten werden weggehaald, onder andere uit het Louvre. De buit werd opgeslagen in geheime depots, zoals de zoutmijnen van het Oostenrijkse Altaussee.
Hoe gingen die ‘Monuments men’ te werk? Ze maakten onder andere gebruik van gegevens die ze vonden in gebombardeerde kathedralen en musea en de aantekeningen van Rose Valland, een Franse kunsthistorica, die bij het Jeu de Paume Museum in Parijs werkte. Zij wist het vertrek van de laatste Duitse treinen met geroofde kunst eindeloos uit te stellen. Improvisaties en toeval speelden ook een grote rol. Geplaagd door kiespijn bezocht de Amerikaanse kapitein en architect Robert Possy bijvoorbeeld een Duitse tandarts. Die verloste hem met een wortelkanaalbehandeling van de pijn, maar bracht hem ook in contact met zijn schoonzoon, die alles wist over het enorme kunstdepot in Altaussee. De schoonzoon deed zich voor als een door de omstandigheden gedwongen kunstgeleerde en bood zijn informatie aan in ruil voor een vrijgeleide naar Frankrijk. Deze kunstgeleerde ontpopte zich later als Herman Bunjes, die onder meer een centrale rol had gespeeld bij de inbeslagname van kunstwerken uit het Jeu de Paume in Parijs.
Aan het eind van de oorlog dreigde destructie van het kunstdepot in Altaussee. Om de opmars van de geallieerden te belemmeren, had Hitler de vernietiging van de hele Duitse infrastructuur bevolen. Na zijn zelfmoord waren sommigen dan ook overtuigd dat dit ook gold voor het kunstdepot. Hitlers eigen huisarchitect Albert Speer draaide dat decreet terug, maar de mensen van de MFAA moesten toch nog haast maken bij de evacuatie van de zoutmijn: de oprukkende en wellicht grijpgrage troepen van Stalin naderden.
Over de auteur
Robert M. Edsel was een succesvol zakenman in de VS. In 1996 verkocht hij zijn bedrijf en verhuisde naar Florence in Italië. Hij stortte zich op de kunstdiefstal van de nazi’s en bracht in 2006 het fotoboek uit Rescuing Da Vinci. Samen met Brett Witter schreef hij het verhaal achter de redding van vele kunstschatten aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De kunstbrigade. Hoe de geallieerden de Europese kunstschatten redden.
Auteur: Robert Edsel, in samenwerking met Bret Witter.
Uitgever: Spectrum
ISBN: 9789049103576
Uitvoering: paperback, 535 pagina’s
Prijs: € 29,99