THE MUMMY RETURNS … IN LEIDEN ! TWEE EEUWEN MUSEUMGESCHIEDENIS
Het Rijksmuseum van Oudheden is jarig en viert dat met een tentoonstelling: "Al 200 jaar van nu". Paul Prillevitz ging kijken.
Oorlog kan soms positieve kanten hebben. Een mooi voorbeeld daarvan is de ontwikkeling van chemotherapie gedurende de Tweede Wereldoorlog, waardoor vele levens van kankerpatiënten gered konden worden. Begin december 1943 bombardeerde de Duitse Luftwaffe de Italiaanse havenstad Bari waarbij ook een Amerikaans schip met mosterdgas aan boord geraakt werd.
De Amerikaanse arts Cornelius Packard Rhoads constateerde vervolgens dat na de aanval het aantal witte bloedlichaampjes van zijn patiënten drastisch gedaald was terwijl de rest van hun weefsels intact was gebleven. Rhoads concludeerde daarop dat mosterdgas wellicht gebruikt kon worden om leukemie en lymfeklier-kanker te genezen, ziektes waarbij er zich te veel (vreemdsoortige) witte bloedlichaampjes bevinden in het lichaam. Hij bleek gelijk te hebben. Een jaar na de oorlog werd het eerste chemotherapeuticum ontwikkeld op basis van mosterdgas.
Foto rechts: Picture of Cornelius P. Rhoads in Army uniformNIH - Images from the History of Medicine - probably U.S. Army
Nog steeds wordt dergelijke alkalische chemotherapie gebruikt om kanker-patienten te genezen. Vreemd genoeg ontving Rhoads hier nooit de Nobel-prijs voor, in tegenstelling tot Alexander Fleming die deze prijs wel kreeg voor zijn uitvinding van de penicilline. Beiden hebben nochtans miljoenen mensen het leven gered met hun ontdekking.
200 Jaar
Iets minder spectaculair, maar mooi genoeg om te noemen, is een ander positief aspect van oorlog dat zich in Nederland afspeelde. In mei 1940 zorgden de Duitse bombardementen op Nederland ervoor dat allerlei terreinen ontsloten werden, waardoor archeologische opgravingen gedaan konden worden waar men anders wellicht nooit aan toe gekomen zou zijn. Deze opgravingen werden gecoördineerd door het Rijksbureau voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. Dit instituut was gevestigd naast het Leidse Rijksmuseum van Oudheden, dat 13 juni aanstaande, precies 200 jaar bestaat.
Ter gelegenheid van dit jubileum heeft het museum de tentoonstelling “Al 200 jaar van Nu” ingericht, die nu te bezoeken valt. Op de expositie wandelt men door 2 eeuwen museum- en collectie-geschiedenis en krijgt men o.a. te zien hoe de museale verzameling door de jaren heen is veranderd ten gevolge van ontwikkelingen in binnen- en buitenland.
Foto rechts: Vondsten uit het graf van de vorst van Oss.
Bron:http://www.rmo.nl/actueel/jubileumjaar-2018/jubileumroute/grafvondsten
Volgens directeur Wim Weijland is het belangrijkste doel van de “Al 200 jaar van Nu”-tentoonstelling om verhalen te vertellen en niet per se om topstukken te exposeren. Mede daarom steunt Weijland ook met hernieuwde kracht wetenschappelijk, archeologisch onderzoek waar het museum wel bij vaart.
De start van het Museum
Op 13 juni 1818 werd Caspar Reuvens door koning Willem I benoemd tot professor archeologie aan de Leidse universiteit en kreeg hij tevens de opdracht mee om een nationaal archeologisch kabinet (museum) op te bouwen. Dit museum begon voorspoedig met het verwerven van 150 Romeinse en Griekse beelden. Vervolgens werden grote collecties uit de Klassieke wereld en Indische oudheden aangekocht. Tevens werden er werken uit het Oude Egypte aangeschaft, waarop het museum nog steeds voortbouwt. Mede hierdoor behoort het Rijksmuseum van Oudheden momenteel, wat de archeologische collectie van Egypte betreft, zelfs tot de top-10 in de wereld! Een niet geringe prestatie die 200 jaar geleden begon.
In het eerste jaar (1818) van zijn geschiedenis werd het Leidse Rijksmuseum van Oudheden (RMO) door 3000 mensen bezocht. Tegenwoordig komen er jaarlijks 200.000 mensen naar het museum om de ruime collectie oudheden te bewonderen. De verzameling telt thans zo’n 180.000 voorwerpen en bevat werk uit de Klassieke Oudheid, Egypte, het vroege Nederland en het Midden-Oosten.
Aanvankelijk wilde men vanwege het 200-jarig bestaan ook precies 200 voorwerpen ten toon stellen in Leiden: 1 object voor elk jaar. Dat idee werd al snel losgelaten omdat het veel te beperkt bleek te zijn om het verhaal van het museum te vertellen. Toeschouwers krijgen daarom nu zo’n 600 voorwerpen gepresenteerd, een viervoud dus van het aantal waar het museum ooit mee begon in 1818. De tentoongestelde voorwerpen komen hoofdzakelijk uit de eigen depots, aangevuld met objecten die gedurende de afgelopen 200 jaar naar andere musea zijn verhuisd, en zijn meestal nooit eerder tentoongesteld.
De wereld van 1818
Het is fascinerend dat de expositie begint met een uitleg hoe de wereld en de museum-bezoekers er in 1818 uitzagen toen het museum begon. Dat was een wereld zonder fotografie, film, treinen, auto’s, computers en internet. Bezoekers kwamen per paardenkoets en directeur Reuvens van het Leids Oudheidkundig museum reisde zelf per trekschuit naar opgravingen in o.a. Arentsburg. Doordat er nog geen fotografie en film was, illustreerden musea hun boeken o.a. met lithografie.
“Al 200 jaar van Nu” laat zien hoe bezoekers gekleed gingen als ze naar een museum gingen. De mode was in die dagen nogal extravagant zo leert men. Zelfs in 1818 dreef men er al de spot mee. De fraaie spotprent “Monstrosities” die te zien is in Leiden geeft mooi weer hoe men in 1818 dacht over de absurde mode van die dagen. Mannen droegen merkwaardige pandjesjassen, hoge hoeden en te lange broeken terwijl vrouwen zich hulden in te brede rokken, strakke korsetten en een vreemd soort schotel-hoeden. De fraaie kleurenplaat geeft een vermakelijk beeld van het begin van het 19e eeuwse Europa en schetst een levendig portret van het publiek dat de musea toen bezocht.
Ook de Franse Empirestijl, met Romeinse en Egyptische motieven, die toen populair was, krijgt aandacht in Leiden. De toen gebruikelijk kleding wordt geëxposeerd in een vitrine, net als een Koninklijke, marmeren tafel. Deze laatste diende speciaal voor de tentoonstelling opnieuw in elkaar gezet te worden omdat alle 151 steensoorten waaruit de tafel bestaat normaal gezien afzonderlijk worden tentoongesteld in museum Naturalis (niet als volwaardige tafel dus).
Oorlog
Het Leidse oudheid-museum ging in zijn lange historie regelmatig door woelige periodes heen. Vooral WO II hakte er zwaar in. Zo werd bij de Duitse inval van 1940 het grootste deel van de collectie in de duinen van Noordwijk verstopt voor de Duitse bezetter. Als men bedenkt dat de nazi’s tijdens hun heerschappij zeer veel kunst hebben geroofd uit geheel Europa dan beseft men dat dit een zeer vooruitziende zet is geweest.
Foto rechts: Klassieke beelden in een tentoonstellingszaal in 1930
Bron: http://www.rmo.nl/tentoonstellingen/al-200-jaar-van-nu
De Duitsers toonden tijdens de bezetting van Nederland veel interesse voor prehistorische verzamelingen, mede om hun ideeën over Ariërs, Germanen en ‘raszuiverheid’ te onderbouwen. Pas na de oorlog werd de collectie weer uit de bunkers in de duinen van Noordwijk gehaald en tentoongesteld.
Op de Leidse expositie leert men dat de toenmalige directeur, Willem van Wijngaarden, het museum wel open wist te houden tijdens WO II en alles zo normaal mogelijk wilde laten doorgaan. Dat lukte vrij aardig. Ondanks dat de meeste voorwerpen in de Noordwijkse schuilkelders lagen, ging men toch door met exposeren en verzamelen, bouwde men een nieuwe gevel en werd zelfs nieuw materiaal verworven! Wrang en wreed genoeg kwam dit doordat museumbudgetten in 1942 waren verhoogd om voorwerpen uit voormalig Joods bezit te kunnen kopen. Zeer bizar en luguber als men er over nadenkt.
De goedwillende directeur Van Wijngaarden kreeg in de oorlog wel weerstand van zijn conservator Frans Bursch, die in 1940 lid van de NSB werd en later zelfs toetrad tot de SS. Bursch maakte propaganda voor de nazi’s door de Nederlandse archeologie te populariseren en te promoten om zo het idee van een groot Germaans wereldrijk te versterken en te propageren. In Leiden ziet men naast foto’s van Bursch ook opgravingen van hem, verpakt in Duitse sigarettenpakjes, Zwaluw-luciferdoosjes en SS-enveloppen.
Attila
Ter gelegenheid van het 200-jarig Jubileum kocht het Rijksmuseum van Oudheden het beroemde “Zwaard van Ommerschans” dat ook op de expositie te zien valt. Een iconisch, prehistorisch voorwerp dat uniek is voor Europa en prachtig geëxposeerd wordt in Leiden. Een ware aanwinst in dit jubileum-jaar.
Bijzonder is verder het 16e eeuwse beeld van de ‘doop van Attila de Hun’ dat in 2001 gestolen werd uit de schatkamer van de Sint Servaas-basiliek in Maastricht. Het is een zeer fraai object. De doop van deze ‘heidense barbaar’ die door het leven gaat als de ‘Gesel Gods’ is niet een alledaags tafereel dat men vaak aanschouwen kan. Indrukwekkend.
1 April Grap
Erg leuk is verder de video van de beruchte 1 april-grap die het NOS-Jeugdjournaal in 1993 opnam in het Leidse Rijksmuseum van Oudheden. Op het filmpje is te zien hoe een Egyptische mummie door Leidse cardiologen via hart-defibrillatie (AED) weer tot leven werd gewekt. Talloze mensen trapten erin en bezochten het museum om er bij te kunnen zijn wanneer de kist met de mummie geopend zou worden. De teleurstelling was groot toen de kist leeg bleek te zijn en het om een 1 april grap bleek te gaan. Sommigen noemden het zelfs een ‘klotenstreek’, maar velen moesten er ook hartelijk om lachen en vroegen zich af hoe ze er ooit ingetrapt konden zijn.
Een ander eigentijds aspect van de Leidse tentoonstelling is de aandacht die aan oudheidkundig ‘Fake News’ wordt besteed. Op de Leidse expositie leer je dat bezoekers in vroeger tijden - in tegenstelling tot nu - in een museum niet per se verwachtten om de echte, authentieke voorwerpen te zien. Niet zelden vond men de namaak-objecten zelfs fraaier dan de originelen (die vaak beschadigd waren) waardoor regelmatig neppers in de vitrines geplaatst werden i.p.v. de originelen.
In totaal heeft het museum 11 directeuren gehad in 200 jaar. Aan hun inbreng en beleid wordt ruime aandacht besteed op de expositie.
Zo leren we bijvoorbeeld dat Jan Hendrik Holwerda (zoon van directeur Antonie Holwerda), die in 1919 directeur werd van het museum, veel opgravingen leidde in Nederland en Oudheidkunde populariseerde in ons land. Holwerda zorgde ook voor de belangrijkste verhuizing in de geschiedenis van het museum naar het grote pand aan het Rapenburg 28, waar het tegenwoordig nog steeds te vinden is.
Foto rechts: Oud-directeuren Holwerda sr. (links) en Holwerda jr
Bron: http://www.rmo.nl/tentoonstellingen/al-200-jaar-van-nu/activiteiten-en-extra's
Postzegels
Ter gelegenheid van 200 jaar Rijksmuseum van Oudheden is er een bijzondere reeks (hippe) PostNL-postzegels verschenen waarop voorwerpen uit het museum te zien zijn, aangevuld met zwarte tekeningen van o.a. een smartphone en verschillende ledematen. Het fraaie, zeer uitgebreide Jubileum-boek (catalogus) is ook zeer de moeite waard. Het prachtig geïllustreerde boekwerk (45 euro) van meer dan 500 pagina’s is een schitterende aanvulling op de eigenlijke tentoonstelling. Niet te missen.
Mummy Returns
Bezoekers van het Rijksmuseum van Oudheden zullen zich een soort Indiana Jones (Indy) voelen als ze het museum doorkruisen. Niet voor niets droeg de vroegere directeur van het RMO, Antonie Holwerda, bij opgravingen vaak net zo’n hoed als Hollywood-avonturier Indy !Via de speciale jubileumroute ontdekt men, in navolging van de Amerikaanse actiefilm-held, allerlei geheimen uit de Oudheid waarbij ook de Tweede Wereldoorlog aan bod komt.
In de Indiana-Jones boeken komen af en toe mummies voor. Op de “Al 200 jaar van Nu”-expositie vallen deze gebalsemde doden uit Egypte ook te aanschouwen. Deze mythische figuren blijven ons, zelfs in deze moderne turbo-tijd, nog steeds mateloos fascineren.
Zelfs politici refereren er welk eens aan. Niet voor niets zei de voormalige Britse premier Margaret Thatcher in 2001, toen zij onaangekondigd op een congres van de Conservatieve partij verscheen: “Ik zag onderweg hier naartoe dat jullie toch op mij gerekend hebben. In de naburige bioscoop stond immers de film ‘The Mummy Returns’ geprogrammeerd !” Een groot lach-salvo vanuit de zaal was het gevolg. Kom deze fascinerende Egyptische antiquiteiten nu bekijken in Leiden...als u durft tenminste !
De tentoonstelling “Al 200 Jaar van Nu” loopt nog t/m 2 september 2018
Al 200 jaar van nu
Jubileumboek 200 jaar RMO
Omroep West maakte een reportage over de viering van het tweehonderdjarig bestaan, te zien op YouTube: