TUSSEN WETENSCHAP & WANDELGANGEN

Geplaatst op 2 januari 2022 door Leon Mijderwijk
Tussen wetenschap & wandelgangen
Bron: Wikipeida, Prof. mr. Caspar Jacob Christiaan Reuvens (Den Haag, 22 januari 1793 – Rotterdam, 26 juli 1835). Portrait by Louis Moritz.

De gedaanteverwisseling van de archeologie in Nederland.

"Het lijkt of de sector ietwat buiten adem is en een helder beeld op de eigen toekomst mist, anders dan dat er altijd zal worden gegraven, beschreven en met de maatschappij zal worden gedeeld."

Over welke sector gaat het in dit citaat? Over de bouw, over de energiebranche, of de journalistiek? Nee, deze onheilspellende boodschap betreft de archeologie. Het is de slotsom die wordt getrokken in Tussen wetenschap & wandelgangen. De aanleiding van het verschijnen van dit boek is dat de Reuvensdagen 50 jaar worden gehouden, maar het doet de strekking van deze publicatie tekort om te spreken van een jubileumboek. De vier auteurs – Evert van Ginkel, Ruurd Kok, Marie-France van Oorsouw en Liesbeth Theunissen – hebben er voor gezorgd dat het veel meer is dan een 'ons-kent-ons-terugblik' op dit jaarlijkse archeologisch evenement. Zij hebben de Reuvensdagen ingezet als context om de ontwikkelingen van de Nederlandse archeologie te beschrijven. En die ontwikkelingen zijn de laatste halve eeuw in een stroomversnelling geraakt.

Reuvens, grondlegger van de archeologie
Archeologen blikken zelden terug op de geschiedenis van hun eigen wetenschap. Dit in tegenstelling tot geschiedkundigen die met historiografische artikelen en boeken een bibliotheek vol hebben gepend. Over de Nederlandse archeologie en archeologen is het aantal publicaties bescheiden. Er zijn bundels met essays waaronder Urnen delven en Grondwerk van Theo Toebosch; vermakelijke uitgaven van Leo Verhart over vervalsingen (List & bedrog) en opgravingsfoto’s uit de periode 1900-1940 (Dubbelfocus), maar diepgravende studies zijn zeldzaam evenals (auto)biografieën. Het blijft veelal beperkt tot artikelen in vaktijdschriften. Slechts aan een enkele archeoloog is een boek gewijd. Zelfs aan de grootste onder hen, Albert Egges van Giffen, heeft nog geen auteur zich gewaagd, ondanks dat zijn loopbaan en persoonlijkheid meer dan genoeg stof tot schrijven geven.

De eer van een eigen publicatie kwam Caspar Reuvens wel toe. Terecht, want Reuvens was de grondlegger van de archeologie in ons land en met zijn benoeming als hoogleraar archeologie in Leiden werd hij in 1818 zelfs de eerste beroepsprofessional ter wereld. Niet voor niets is het evenement dat dé ontmoetingsplaats van Nederlandse archeologie is, naar hem vernoemd.

In de twee eeuwen die volgden op Reuvens’ benoeming waren er opzienbarende ontdekkingen, markante mensen en volop politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die grote invloed hadden op het reilen en zeilen binnen de archeologie. Tussen wetenschap & wandelgangen bestrijkt deze volledige 200 jaar, maar de nadruk ligt op de meest recente 50 jaar. Na een inleidend hoofdstuk over de vroegste periode wordt ieder decennium in een apart hoofdstuk beschreven. Een gids wat er aan bod komt per decennium, is een kaart van Nederland aan het begin van ieder hoofdstuk waarop staat waar de Reuvensdagen zijn georganiseerd, welke archeologische instituten waar zijn gevestigd welke vindplaatsen in de tekst aan bod komen. Op een meetstok zijn de belangrijkste gebeurtenissen af te lezen. Wat volgt zijn toegankelijke teksten verrijkt met tal van afbeeldingen.

‘Niet alle archeologen zijn gelijk’
Na het lezen van dit boek doemt bij mij een paradoxaal beeld op van de Nederlandse archeologie. Hoe meer mensen zich met archeologie bezighouden, hoe minder zichtbaar de individuele vakmens is geworden. In de jaren 1970 kwam een tijdperk ten einde waarin enkele grootheden de meetstok voorgoed doorgaven aan een jongere generatie. De oude garde – bijna uitsluitend mannen – had de naoorlogse archeologie kleur gegeven. De generaties die na hen zijn gekomen – nu met een evenwichtiger verhouding van vrouwen en mannen – vormen een grotere beroepsgroep met een redelijk egalitair karakter. Het doet me denken aan een tekst van historicus Henk Wesseling die het geschiedwetenschappelijk landschap beschrijft: ‘Die groten uit het verleden lijken extra groot, omdat er niets om hen heen stond. Het is met hen als met een kerktoren, die in het platte polderland eenzaam oprijst en reeds van verre zichtbaar is, maar die in een stad te midden van de vele omringende huizen minder scherp afsteekt. Die eerstgenoemden waren eenlingen. Nu zouden zij zijn omgeven met omvangrijke universitaire staven, nu zijn er zovelen die wetenschappelijk werk afleveren, vaak van goede kwaliteit, dat de aandacht zich niet meer richt op één persoon kan concentreren maar diffuus wordt.’ Wat voor de geschiedwetenschap geldt, gaat ook op voor de archeologie.

Het M-woord
Niet alleen is het aantal mensen dat werkzaam is in de branche sterk gegroeid, daarnaast is het landschap ook veranderd. Waar eerst alleen enkele universitaire instanties en de Rijksdienst een opgravingsbevoegdheid hadden, zijn nu de meeste archeologen werkzaam bij archeologische bedrijven, gemeenten en provincies. Hun werk vindt zich soms meer aan vergadertafel en bureau plaats dan in het veld. Een woord verklaart deze aardverschuiving: Malta. De naam van dit eiland in de Middellandse Zee staat voor het Verdrag van Valletta, een verdrag dat de bescherming van het archeologisch erfgoed een nieuwe invulling gaf. Behoud in situ is het uitgangspunt en als er dan toch sprake is van bodemverstoring dan betaalt de verstoorder. Archeologie is sinds Malta geen vrijblijvende activiteit meer. Het is op regionale en gemeentelijke schaal van belang om vooraf in te schatten welke sporen in de bodem rusten, dat bouwactiviteiten archeologisch worden begeleid en dat onderzoeken vervolgens resulteren in wetenschappelijke en publieksvriendelijke publicaties. Archeologie is ingebed in een groter geheel van cultuurhistorisch beleid, niet alleen voor en tijdens onderzoek maar juist ook erna, als de zichtbare en onzichtbare resten worden verbeeld. Of zoals archeoloog Herre Wynia het beschreef: "Archeologie is meer dan een gat in de grond, het gaat om het complete verhaal."

Wat de auteurs van Tussen wetenschap & wandelgangen – allen insiders – duidelijk in beeld brengen is dat die schaalvergroting en marktwerking naast het voordeel van groeiende werkgelegenheid ook nadelen kent. Er komen in de tekst voldoende initiatieven aan bod, zoals jaarboeken, samenwerkingsverbanden en prijzen, die na een of slechts enkele jaren een stille dood sterven. Het enthousiasme en de wil zijn er om iets op te starten, het gezamenlijke doel lijkt te ontbreken. Bij gebrek aan een regievoerder en een duidelijke hiërarchie komt het op mij als sympathiserende buitenstaander over dat het archeologisch landschap sterk versnipperd is en zoals het citaat aan het begin van deze boekbespreking aangeeft inderdaad "een helder beeld op de eigen toekomst mist". Voor de mannen en vrouwen in de branche zal dit aantrekkelijke en waardevolle boek dan ook niet alleen een bron van nostalgie zijn maar ook een van reflectie. Voor belangstellenden buiten de branche is het eveneens een aanrader.

Tussen wetenschap & wandelgangen. Vijftig jaar Nederlandse archeologie in de context van de Reuvensdagen.
Evert van Ginkel, Ruurd Kok, Marie-France van Oorsouw, Liesbeth Theunissen
Leiden 2021
Sidestone Press
isbn 978-94-6426-067-0
198 pag.
€ 25

 Aankondiging Reuvensdagen 2022 op YouTube (Stichting Reuvens):

Bericht geplaatst in: boekrecensie