VERZAMELEN. DE DRANG OM TE BEZITTEN.
Pieter ter Keurs toont aan dat verzamelen een complex verschijnsel is dat veel kanten kent en waarvan de drijfveren lang niet altijd verklaarbaar zijn. Wat als een paal boven water staat, is dat voorwerpen belangrijk zijn voor mensen.
‘Een nieuwe aanwinst voor de verzameling over verzamelingen’, appte ik aan mijn oude vrienden Manuel en Frank, toen ik Verzamelen, De drang om te bezitten ontving. Het was flauw bedoeld, zoals dat soms gaat onder mensen die je je hele leven al kent. Maar flauw of niet, ver van de waarheid zat de uitspraak niet. Ik heb inderdaad meerdere boeken over verzamelen en ben zelf al van mijn jongs af aan een verzamelaar. Aanvankelijk waren dat postzegels, stenen, strips, en iets later cd’s en alles van rockband Queen. De studie geschiedenis zorgde voor een drift om boeken bijeen te brengen en de detectorhobby die ik in 1997 omarmde, heeft dat alleen nog maar versterkt. En nu zit ik – zoals het lot van veel verzamelaars is – te woekeren met de ruimte, ook al zijn enkele vroegere collecties verdwenen. Opruimgoeroe’s begrijpen niets van verzamelen. ‘Iets nieuws erin, iets ouds eruit!’, dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Gevulde kasten
Zoals Pieter ter Keurs in zijn boeiende en smaakvol vormgegeven boek beschrijft, weten veel verzamelaars niet waarom ze verzamelen. Dat geldt voor mij niet anders. De drang heb ik niet geërfd. Mijn vader is meer een notoire opruimer. Ik verbaasde me er weleens over hoe hij weer de schuur of zolder had opgeruimd terwijl die de vorige week al ontdaan waren van overbodigheden. Oké, mijn moeder bewaart wel allerlei knipsels, maar op systemen aan willen leggen of streven naar compleetheid, heb ik haar nooit betrapt. Ik heb niet het gevoel dat ik iets aan het verwerken ben, dat het verzamelen iets is om een gemis op te vullen. Het enige dat ik opvul, zijn kasten. Desondanks vraag ik me weleens af waardoor het komt, die drang om te bezitten. Vooropgesteld, ik heb er geen last van, want verzamelen is gewoonweg plezierig. Het geeft een doel en aangezien ik niet handel uit jaloezie over de bezittingen van anderen of ons in de schulden steek, is het een betrekkelijk onschuldige tijdsbesteding. Vanuit deze persoonlijke achtergrond, heb ik Verzamelen, De drang om te bezitten met belangstelling gelezen.
Objecten vormen de mens
Pieter ter Keurs beschrijft het onderwerp ‘verzamelen’ vanuit zijn perspectief als cultureel antropoloog die tijdens zijn loopbaan bij Leidse musea (Wereldmuseum en Rijksmuseum voor Oudheden) menig verzamelaar heeft gesproken. Hij stelt het samenspel tussen mens en objecten centraal en zijn constatering is dat voorwerpen belangrijk zijn voor mensen. Ze zijn een onderdeel van hun persoonlijkheid, hun identiteit en geven een gevoel van eigenwaarde. De vormende rol die objecten hebben, is universeel, maar valt nadrukkelijk op bij verzamelaars die aan elkaar gerelateerde voorwerpen bij elkaar brengen. Welke relatie de voorwerpen tot elkaar hebben, verschilt per verzameling. Bij een muntencollectie is de functie van de voorwerpen hetzelfde en is de eenheid ook voor een buitenstaander snel zichtbaar. Maar een verzamelaar kan ook voorwerpen bij elkaar brengen uit een periode, een gebied of gewoonweg omdat hij ze mooi vindt. Dat ik hier ‘hij’ gebruik is overigens alleen maar omdat het woord verzamelaar mannelijk is. Er is geen reden om aan te nemen dat vrouwen minder verzamelen, benadrukt de auteur. Bij de studie naar de psychologie van verzamelen is er in het verleden gewoonweg meer aandacht besteed aan mannen en daardoor is er meer over hun verzameldrang bekend.
Verzamelen door particulieren en instituten
Na een inleidend hoofdstuk over de psychologie van het verzamelen volgen zes hoofdstukken over het verzamelen door particulieren en door instituten, waaronder musea. Tot slot is er een bijdrage over de ethiek van het verzamelen.
Aanvankelijk was verzamelen een privéaangelegenheid, een tijdsbesteding van door passie en nieuwsgierigheid gedreven particulieren. Vorsten en andere edellieden toonden zich actieve verzamelaars. Verzamelen mag dan een individuele aangelegenheid zijn, een sociaal netwerk is onmisbaar: ‘Hoewel fanatieke verzamelaars vaak marginale en sociaal geïsoleerde personen zijn, zijn zij zich goed bewust van de sociale context waarin ze opereren. Je kunt namelijk niet verzamelen als je niet op de hoogte bent van waar je belangrijke stukken kunt vinden.’ Een aantal kenmerkende personen wordt ten tonele gevoerd en dat zijn zeker niet allen sociaal geïsoleerde personen.
In de negentiende eeuw maken nationale staten van de verzamelingen een zaak van landsbelang. Verzamelen werd een institutionele aangelegenheid. Nederland liet deze trend niet aan zich voorbijgaan. Alleen al in Leiden werden drie nationale musea gesticht, waaronder het Rijksmuseum van Oudheden (1818). De aanleg van de collectie diende een politiek en opvoedkundig doel. ‘Een sterk cultuurbeleid werd gezien als een behorend bij het streven naar een nationale identiteit, met een gedeelde geschiedenis. Met een oudheidkundig museum kon de Nederlandse relatie met oude culturen, zoals de Egyptische, Griekse en Romeinse, worden benadrukt; daarnaast bood het mogelijkheid om de bevolking te onderwijzen en te vormen in de ‘juiste’ smaak en de ‘juiste’ morele principes.’ Het is duidelijk, zulke nationale musea boden en bieden niet per se neutrale kennis.
Enigszins geruststellend concludeert Ter Keurs dat in Nederland de centrale sturing niet erg van de grond kwam en het bijeenbrengen van museumcollecties vooral een zaak was van gedreven individuen, zoals de eerste directeur van het RMO, Caspar Reuvens. ‘Persoonlijke motieven, fascinatie voor bepaalde voorwerpen en toevallige omstandigheden zijn voor een belangrijk deel bepalend voor wat, wanneer en waar verzameld wordt.’
Ethiek van het verzamelen
Bij de staatsbemoeienis voor het verzamelen kwam de verwevenheid met het kolonialisme om de hoek kijken. Vanuit verre oorden die de westerse landen beschouwden als onderdeel van hun koloniale rijk, kwamen objecten naar het vaderland. Soms leidde dat tot situaties die je nu toch op zijn zachtst als dubieus kunt classificeren: ‘In Amsterdam vond in 1883 de koloniale handelstentoonstelling plaats, een gigantisch gebeuren waaraan ook Javanen meededen. Niet als organisatoren, maar als nummers in de catalogus, als stukken die tentoongesteld werden. Dat was in die tijd gebruikelijk.’
De sterke aantrekkingskracht van gebieden die ver weg liggen, vertaalde zich naar de drang om daar objecten te verwerven. Ter Keurs benadrukt dat het verzamelen in een koloniale context lang niet altijd een zaak was van gewetenloze figuren, zoals te lezen is in de hoofdstukken over verzamelen in verre oorden. Daarbij doet de auteur getuigenis van zijn eigen verzamelactiviteiten van voorwerpen en informatie over de productie van die voorwerpen in Papoea-Nieuw-Guinea.
Het slothoofdstuk is gewijd aan de ethiek van het verzamelen. Werden verzamelingen altijd op een juiste wijze aangelegd en lenen alle voorwerpen zich wel om bijeen te brengen? Op zoek naar antwoorden gebruikt Ter Keurs drie typen collecties die in Nederland een rol spelen in de discussie: menselijke resten, collecties die door de nazi’s zijn buitgemaakt en koloniale collecties. Soms is duidelijk dat de wijze waarop er is verzameld gewoonweg verwerpelijk is, zoals dat geldt voor de roofkunst in de Tweede Wereldoorlog. In veel gevallen zijn de antwoorden echter complexer, zoals verzamelen sowieso een complex verschijnsel is.
Een prettige bezigheid
Verzamelen, De drang om te bezitten is een waardevol boek. Al was het maar als bewijsmiddel aan de naaste omgeving dat de verzameling echt geen verspilde ruimte en geld is. Want: ‘het is blijkbaar erg belangrijk voor mensen om bepaalde voorwerpen te koesteren, ze aan te raken en er zelfs innige relaties met voorwerpen op na te houden. Het lijkt te gaan om een universeel verschijnsel. Zonder een vertrouwde materiële omgeving is een mens een stuk zekerheid kwijt. En dat vreet aan het gevoel van geborgenheid en identiteit. Verzamelen helpt mensen met het zich prettig en geborgen voelen.’
Pieter ter Keurs, Verzamelen. De drang om te bezitten.
Zwolle 2024
ISBN 978-94-6262-464-1
€ 24,95
216 pag.
Lees hier het interview met Pieter ter Keurs dat werd afgenomen ter gelegenheid van zijn emeritaat als hoogleraar Museum, Collecties en Samenleving aan Universiteit Leiden.