Dezelfde naïviteit en simpele voorstelling van zaken zit in “Wat wordt er gedaan tegen terrorisme?”. Zo zien we verschillende burgers in actie. Elk levert vanuit het eigen beroep een bijdrage aan de bestrijding van het kwaad. Er is een treinconducteur tegen terrorisme, een bewaker tegen terrorisme, een wetenschapper tegen terrorisme, een jongerenwerker tegen terrorisme, een brave burger tegen terrorisme (“mevrouw Berends”) en natuurlijk ook een lerares tegen terrorisme. Want het onderwijs heeft traditioneel tot taak alle kwalen van de samenleving te bestrijden.
De lerares is een blonde jonge vrouw die ontspannen op haar bureau zit, een been onder het andere geslagen. Ze kijkt rustig en zelfverzekerd de klas in en is iets aan het uitleggen.
De klas is een mix van jongens en meisjes, zwart, wit en bruin. Ze zitten er “cool” bij, in, op of naast de bank. Een blanke jongen draagt een mutsje, een bruin meisje een hoofddoek. Zonder uitzondering zijn ze in de ban van de lerares. Geboeid luisteren ze naar haar boodschap: “Gelijkwaardigheid en respect voor elkaar, dat is erg belangrijk.”
Yo! Zo gaat het dus op geen enkele school in Nederland…
Misschien is de overheid gedwongen zaken te simplificeren, omdat niet alle burgers even onderlegd zijn. Maar waarom ervan uitgaan dat de meeste burgers ezels zijn?
Nog en voorbeeld. Vragen die volgens de overheid veelgesteld worden komen aan de orde. Vraag: “Vertelt de overheid wel alles over terrorisme?” Antwoord: “Vrijwel alles. De overheid is zo open als mogelijk. Maar u begrijpt dat het niet goed is om veel te vertellen. Dat zou de veiligheid in gevaar kunnen brengen.”
Ik begrijp het. Ik ga de aanwijzingen uit de folder nog eens goed doorlezen. Onder het bureau.