ZONDER VERHALEN GEEN GESCHIEDENIS
Geplaatst op
27 augustus 2010
door
Lieke Wijnia
Op de vraag naar het meest favoriete vak op de middelbare school, is geschiedenis een veelgehoord antwoord. Met de verklaring dat de leraar altijd zulke mooie verhalen kon vertellen.
Zelf ben ik door een passie voor kunst ook verslingerd geraakt aan geschiedenis, kunstwerken fungeren als getuigen en producten van een bepaalde tijdsgeest en vertellen daarmee ook historische verhalen. Die tijdsgeest speelt ook weer een grote rol in hoe er later met geschiedenis wordt omgegaan. Deze gedachten deden mij kiezen voor het bijwonen van de sessie getiteld The Canon of Modern History: Construction, Dissemination and Responses. Hierdoor hoopte ik meer inzicht te krijgen in hoe geschiedenis binnen bepaalde kaders bedreven wordt, kaders waaruit al die geschiedenisleraren weer hun mooie verhalen putten. Hoe frappant is het dan om te merken dat maar een enkele professionele historicus de vaardigheid van het goed vertellen bezit. Misschien komt het doordat ze ingewikkelde materie bespreken, maar de overtuiging om een zaal met een goed gebracht argument in te pakken mist menig academicus.
Tijdens een moeilijk verstaanbare, van een blaadje voorgelezen introductie probeert Antonis Liakos, Professor aan de Universiteit van Athene, het kader van de sessie te schetsen. Het komt er op neer dat in de lezingen binnen de discussie over de Canon van de Moderne Geschiedenis passen. Deze canon is grotendeels gebaseerd op een lang heersende Europese benadering van historische gebeurtenissen over de hele wereld. Europa werd hierbij vooral als uitgangspunt genomen, omdat daar in de negentiende eeuw de modernisering en industrialisering op grote schaal plaatsvond. Deze processen werden vervolgens als na te streven doel gezien voor andere delen van de wereld. Aan dit zogenoemde Eurocentrisme wordt in de loop van twintigste en begin van de eenentwintigste eeuw steeds meer getornd. Door globalisering, economische ontwikkelingen en het groeiend gebruik van multimediale middelen treden andere delen van de wereld ook steeds meer op de voorgrond. Hoe hier mee om te gaan en dus een plaats te geven in de historische canon is de centrale vraag van de middag.
Voorlezen is niet Presenteren
Als eerste wordt het woord gegeven aan Stefan Tanaka, Professor aan University of California, San Diego. Deze specialist op het gebied van Japanse geschiedenis gebruikt in zijn grotendeels voorgelezen presentatie af en toe memorabele oneliners, die ondanks zijn monotone presentatiestijl wel het publiek weten te bereiken. Het uitgangspunt in zijn lezing over hedendaags Azië is dat geschiedenis meer een kracht die bepalend is in hoe er met gebeurtenissen wordt omgegaan, dan dat het een instrument is om die gebeurtenissen te omschrijven. Dit is een interessant gegeven, die het onderwerp van de middag, historiografie, legitimeert. Hij ziet geschiedenis als onderdeel van onze kennisindustrie, waarin het hernoemen, ontdoen en vergeten van eerder gevormde ideeën cruciaal is. “I would love to write a history of forgetting.” Azië is hiervoor een mooie casestudie omdat met dit continent door de eeuwen heen op continue veranderende manieren mee omgegaan is in de geschiedschrijving. Hierbij speelt de canon een belangrijke rol, want die geeft, lijkende, vaststaande betekenissen aan ontwikkelingen, gebeurtenissen en historische actoren, die vervolgens in de globale geschiedschrijving worden overgenomen. Hier moet historici zich continue van bewust zijn, poogt Tanaka te bewijzen met de uitdagende stelling dat Azië niet oriëntaal maar occidentaal is en dus op gelijke wijze als de rest van het Occident moet worden bestudeerd.
Na deze dappere poging om het idee van een canon te ondermijnen, presenteerde Professor Sanjay Seth van Goldsmiths University zijn paper over historiografie en het probleem van niet-westerse geschiedenis. Hij begint met het uiten van zijn genoegen om bij een sessie te spreken die georganiseerd is door Anotinis Liakos, “because everything that Antonis organizes is intellectually interesting and has a quirky edge to it.” Ik ben benieuwd. Seth’s paper baseert zich op de constatering van Levi-Strauss die schreef dat geschiedenis een bepaalde code is, namelijk de code van chronologie. Volgens Seth is die code echter gestoeld op het humanisme en de antropologie. Deze weerlegging baseert hij op de omslag die heeft plaatsgevonden in hoe de mensheid zichzelf een rol toedicht in de geschiedenis. Tegenwoordig staat de mens centraal in de geschiedenis en wordt bestudeerd hoe de mens de wereld vormgeeft en betekenis geeft. Vroeger stond de wereld en dus ook de geschiedschrijving in dienst van allerlei goden, later van een god en hoe deze de wereld hadden geschapen. Ook het leven van de mens stond in dienst van deze bovennatuurlijke krachten en werd in de geschiedenis op die manier bestudeerd. In het overheersende westerse wereldbeeld in de historische canon, is de huidige visie op geschiedenis dominant, terwijl er genoeg plaatsen op de wereld zijn waar de ‘vroegere’ visie nog hoogtij viert. En, zo concludeert Seth, deze twee uitersten kunnen elkaars geschiedenis niet bestuderen en onderzoeken, omdat de basisbeginselen en omgevingen waarin de historici zijn geschoold niet gelijk zijn. Een te groot verschil in opvatting over de rol van de mens op aarde zou bijvoorbeeld een westerling het onmogelijk maken om Aziatische geschiedenis te onderzoeken. Waar Seth hier aan voorbij gaat is voor wie dat historisch onderzoek gedaan wordt. Een wijdverspreid publiek zal baat hebben bij, ook al is het op introductieniveau, om bekend te geraken met niet-westerse geschiedenis. Vooral in huidige tijden waarin de angst voor het onbekende en het andere overheerst, zou het publiek juist bekend gemaakt kunnen worden met onderdelen van dit onbekende door middel van iemand uit bekende gelederen. Seth houdt zijn analyse beperkt tot de academische wereld, begrijpelijk maar een gemiste kans.
Een samengevat essay
De volgende lezing vindt ook op een opmerkelijke wijze plaats. Het paper van Mark Thurner, Professor aan de University of Gainesville, Florida, wordt gedeeltelijk voorgelezen en samengevat door de discussieleider Thomas Gallant, Professor aan York University. Dit resulteert wederom in een presentatie die van een blaadje wordt gelezen, waarbij de interactie met het publiek grotendeels ontbreekt. In zijn paper heeft Thurner de belangrijke rol van historiografie in het ontstaan en functioneren van de hedendaagse Peruaanse geschiedenis onderzocht. Na een lange geschiedenis van kolonisatie, werd Peru in de negentiende eeuw onafhankelijk en sloeg ook hier het idee van de natiestaat aan. Historicus Sebastian Lorente heeft in het proces van verzelfstandiging een belangrijke rol gespeeld in het “creëren” van een nationale geschiedenis voor de Peruanen. Hierbij gebruikte hij de klassieke indeling van de westerse kijk op geschiedenis en verdeelde de Peruaanse geschiedenis in periodes van klassieke, middeleeuwse, moderne en hedendaagse geschiedenis. In het definiëren van de hedendaagse geschiedenis greep hij terug op de klassieke Inca geschiedenis van het land. Hierdoor creëerde hij een tijdloos karakter voor de Peruaanse bevolking, alsof zij vanaf de klassieke periode tot aan vandaag de dag een universeel volk vormden met doorlopend dezelfde opvattingen en waarden. Deze universele schaal werd breder getrokken naar het gehele wereldbeeld, waarin Europa slechts als een kleine provincie fungeerde ten opzichte van de centrale positie die Peru toebedeeld kreeg. Met het onderkennen van een langlopende nationale Peruaanse geschiedenis vestigde Lorente ook tegelijkertijd het bestaansrecht voor de toekomst.
Netjes uit het Hoofd
De lezingenserie wordt afgesloten door Dominic Sachsenmeier, assistent professor aan Duke University. Wat een opluchting om te merken dat de jongere generatie meer kaas gegeten heeft van het presenteren. Vol enthousiasme, en uit het hoofd, vertelt Sachsenmeier hoe er door de jaren heen steeds meer kritiek gekomen is op de eurocentrische benadering die dominant is in de geschiedschrijving. Hierbij identificeert hij bijvoorbeeld dekolonisatie als een belangrijke factor. Daarnaast stelt hij ook de belangrijke vraag hoe het kon dat in de negentiende en twintigste eeuw het concept van de natiestaat wereldwijd werd omarmd. Waarom waren er toen zo weinig tegengeluiden en werd dit concept, een klinkend voorbeeld van het eurocentrisme, wereldwijd toegepast, terwijl het toch duidelijk een westerse ‘uitvinding’ is. Hier stelt hij tegenover dat een alternatief voor het eurocentrisme gevonden moet worden in zogenoemde ‘glocal’ benaderingen van geschiedenis. Hierbij worden lokale, toegespitste onderwerpen altijd in een breder, globaal perspectief geplaatst. Dit klinkt in theorie logisch en is ook zeer wenselijk, maar deze middag over historiografie maakt duidelijk dat er nog een lange, praktische weg te bewandelen is voordat zo’n methode een rendabel resultaat oplevert.
I-PAD!
In zijn rol als discussant verbindt Thomas Gallant alle lezingen met elkaar en probeert hij de grote, overlappende vragen te identificeren. Wat de aandacht echter wegneemt van zijn verhaal is het feit dat hij voor zijn presentatie een I-Pad gebruikt. De eerste keer dat ik deze in het echt zie! Teleurstellend moet wel vastgesteld worden dat ook dit instrument niet bevorderlijk is voor de presentatievaardigheden, wederom wordt er vanaf voorgelezen en wordt er soms hinderlijk, maar noodzakelijkerwijs gescrolled, waardoor het publiek halverwege een zin moet wachten. Belangrijkste constatering van Gallant is dat de professionalisering van de academische discipline als consequentie heeft dat er een canon wordt gehandhaafd. Dit klinkt logisch maar ook als een obstakel tegelijk, een obstakel waarvoor geen makkelijk alternatief wordt gevonden. Helaas geeft Gallant verder niet veel verdieping of verrassende inzichten na de lezingen, maar het nieuwste snufje van Apple biedt stiekem een fijne afleiding.
Geschiedenis wordt geschreven. En verteld.
Na een slotronde voor vragen en opmerkingen, waarin een pleidooi voor een net zo feitelijke en universele geschiedwetenschap als de natuurwetenschappen ook gelijk weer verworpen wordt, is het tijd voor ontspanning in het Holland History House. In het restaurant van het Amsterdams Historisch Museum ondervragen Hans Goedkoop en Jouke Turpijn de VU professor Chris Lorenz en geschiedenisicoon Hayden White. Geef een man als White een microfoon en hij vult een avond, maar Lorenz bracht zijn tegenargumenten dapper in. Opvallend was dat beiden op totaal verschillende niveaus spraken. White is bekend geworden met zijn teksten over het literaire element in geschiedenis en sprak hierover op metaniveau. De andere mannen (waar zijn de vrouwen?!) aan tafel konden hier alleen maar op antwoorden met argumenten op veel kleinere schaal, praktijkvoorbeelden die White elke keer weer wist te nuanceren. Boeiend aan deze talkshow was dat ook hier het vertellen van verhalen centraal stond en op welke manier dit kan en gebeurt in de geschiedenis. Zo werd er gesproken over diverse vormen, van getuigenverslagen tot aan gedichten, als historische documenten, bronnen en vormen van expressie. Ook hierbij was de manier waarop van groot belang, voor mij hét onderwerp van de dag. Geschiedenis is boeiend, maar de manier waarop het bedreven en ontsloten wordt is minstens zo interessant. Dus misschien moeten de heren professoren van tijdens de sessie ook eens wat meer aandacht besteden aan hoe ze hun bevindingen opschrijven en presenteren. Want, zoals Hayden White tijdens de talkshow benadrukte “It ain’t history until it’s written.” Ik zou hier graag aan toevoegen, and it ain’t history till it’s told.
Tijdens een moeilijk verstaanbare, van een blaadje voorgelezen introductie probeert Antonis Liakos, Professor aan de Universiteit van Athene, het kader van de sessie te schetsen. Het komt er op neer dat in de lezingen binnen de discussie over de Canon van de Moderne Geschiedenis passen. Deze canon is grotendeels gebaseerd op een lang heersende Europese benadering van historische gebeurtenissen over de hele wereld. Europa werd hierbij vooral als uitgangspunt genomen, omdat daar in de negentiende eeuw de modernisering en industrialisering op grote schaal plaatsvond. Deze processen werden vervolgens als na te streven doel gezien voor andere delen van de wereld. Aan dit zogenoemde Eurocentrisme wordt in de loop van twintigste en begin van de eenentwintigste eeuw steeds meer getornd. Door globalisering, economische ontwikkelingen en het groeiend gebruik van multimediale middelen treden andere delen van de wereld ook steeds meer op de voorgrond. Hoe hier mee om te gaan en dus een plaats te geven in de historische canon is de centrale vraag van de middag.
Voorlezen is niet Presenteren
Als eerste wordt het woord gegeven aan Stefan Tanaka, Professor aan University of California, San Diego. Deze specialist op het gebied van Japanse geschiedenis gebruikt in zijn grotendeels voorgelezen presentatie af en toe memorabele oneliners, die ondanks zijn monotone presentatiestijl wel het publiek weten te bereiken. Het uitgangspunt in zijn lezing over hedendaags Azië is dat geschiedenis meer een kracht die bepalend is in hoe er met gebeurtenissen wordt omgegaan, dan dat het een instrument is om die gebeurtenissen te omschrijven. Dit is een interessant gegeven, die het onderwerp van de middag, historiografie, legitimeert. Hij ziet geschiedenis als onderdeel van onze kennisindustrie, waarin het hernoemen, ontdoen en vergeten van eerder gevormde ideeën cruciaal is. “I would love to write a history of forgetting.” Azië is hiervoor een mooie casestudie omdat met dit continent door de eeuwen heen op continue veranderende manieren mee omgegaan is in de geschiedschrijving. Hierbij speelt de canon een belangrijke rol, want die geeft, lijkende, vaststaande betekenissen aan ontwikkelingen, gebeurtenissen en historische actoren, die vervolgens in de globale geschiedschrijving worden overgenomen. Hier moet historici zich continue van bewust zijn, poogt Tanaka te bewijzen met de uitdagende stelling dat Azië niet oriëntaal maar occidentaal is en dus op gelijke wijze als de rest van het Occident moet worden bestudeerd.
Na deze dappere poging om het idee van een canon te ondermijnen, presenteerde Professor Sanjay Seth van Goldsmiths University zijn paper over historiografie en het probleem van niet-westerse geschiedenis. Hij begint met het uiten van zijn genoegen om bij een sessie te spreken die georganiseerd is door Anotinis Liakos, “because everything that Antonis organizes is intellectually interesting and has a quirky edge to it.” Ik ben benieuwd. Seth’s paper baseert zich op de constatering van Levi-Strauss die schreef dat geschiedenis een bepaalde code is, namelijk de code van chronologie. Volgens Seth is die code echter gestoeld op het humanisme en de antropologie. Deze weerlegging baseert hij op de omslag die heeft plaatsgevonden in hoe de mensheid zichzelf een rol toedicht in de geschiedenis. Tegenwoordig staat de mens centraal in de geschiedenis en wordt bestudeerd hoe de mens de wereld vormgeeft en betekenis geeft. Vroeger stond de wereld en dus ook de geschiedschrijving in dienst van allerlei goden, later van een god en hoe deze de wereld hadden geschapen. Ook het leven van de mens stond in dienst van deze bovennatuurlijke krachten en werd in de geschiedenis op die manier bestudeerd. In het overheersende westerse wereldbeeld in de historische canon, is de huidige visie op geschiedenis dominant, terwijl er genoeg plaatsen op de wereld zijn waar de ‘vroegere’ visie nog hoogtij viert. En, zo concludeert Seth, deze twee uitersten kunnen elkaars geschiedenis niet bestuderen en onderzoeken, omdat de basisbeginselen en omgevingen waarin de historici zijn geschoold niet gelijk zijn. Een te groot verschil in opvatting over de rol van de mens op aarde zou bijvoorbeeld een westerling het onmogelijk maken om Aziatische geschiedenis te onderzoeken. Waar Seth hier aan voorbij gaat is voor wie dat historisch onderzoek gedaan wordt. Een wijdverspreid publiek zal baat hebben bij, ook al is het op introductieniveau, om bekend te geraken met niet-westerse geschiedenis. Vooral in huidige tijden waarin de angst voor het onbekende en het andere overheerst, zou het publiek juist bekend gemaakt kunnen worden met onderdelen van dit onbekende door middel van iemand uit bekende gelederen. Seth houdt zijn analyse beperkt tot de academische wereld, begrijpelijk maar een gemiste kans.
Een samengevat essay
De volgende lezing vindt ook op een opmerkelijke wijze plaats. Het paper van Mark Thurner, Professor aan de University of Gainesville, Florida, wordt gedeeltelijk voorgelezen en samengevat door de discussieleider Thomas Gallant, Professor aan York University. Dit resulteert wederom in een presentatie die van een blaadje wordt gelezen, waarbij de interactie met het publiek grotendeels ontbreekt. In zijn paper heeft Thurner de belangrijke rol van historiografie in het ontstaan en functioneren van de hedendaagse Peruaanse geschiedenis onderzocht. Na een lange geschiedenis van kolonisatie, werd Peru in de negentiende eeuw onafhankelijk en sloeg ook hier het idee van de natiestaat aan. Historicus Sebastian Lorente heeft in het proces van verzelfstandiging een belangrijke rol gespeeld in het “creëren” van een nationale geschiedenis voor de Peruanen. Hierbij gebruikte hij de klassieke indeling van de westerse kijk op geschiedenis en verdeelde de Peruaanse geschiedenis in periodes van klassieke, middeleeuwse, moderne en hedendaagse geschiedenis. In het definiëren van de hedendaagse geschiedenis greep hij terug op de klassieke Inca geschiedenis van het land. Hierdoor creëerde hij een tijdloos karakter voor de Peruaanse bevolking, alsof zij vanaf de klassieke periode tot aan vandaag de dag een universeel volk vormden met doorlopend dezelfde opvattingen en waarden. Deze universele schaal werd breder getrokken naar het gehele wereldbeeld, waarin Europa slechts als een kleine provincie fungeerde ten opzichte van de centrale positie die Peru toebedeeld kreeg. Met het onderkennen van een langlopende nationale Peruaanse geschiedenis vestigde Lorente ook tegelijkertijd het bestaansrecht voor de toekomst.
Netjes uit het Hoofd
De lezingenserie wordt afgesloten door Dominic Sachsenmeier, assistent professor aan Duke University. Wat een opluchting om te merken dat de jongere generatie meer kaas gegeten heeft van het presenteren. Vol enthousiasme, en uit het hoofd, vertelt Sachsenmeier hoe er door de jaren heen steeds meer kritiek gekomen is op de eurocentrische benadering die dominant is in de geschiedschrijving. Hierbij identificeert hij bijvoorbeeld dekolonisatie als een belangrijke factor. Daarnaast stelt hij ook de belangrijke vraag hoe het kon dat in de negentiende en twintigste eeuw het concept van de natiestaat wereldwijd werd omarmd. Waarom waren er toen zo weinig tegengeluiden en werd dit concept, een klinkend voorbeeld van het eurocentrisme, wereldwijd toegepast, terwijl het toch duidelijk een westerse ‘uitvinding’ is. Hier stelt hij tegenover dat een alternatief voor het eurocentrisme gevonden moet worden in zogenoemde ‘glocal’ benaderingen van geschiedenis. Hierbij worden lokale, toegespitste onderwerpen altijd in een breder, globaal perspectief geplaatst. Dit klinkt in theorie logisch en is ook zeer wenselijk, maar deze middag over historiografie maakt duidelijk dat er nog een lange, praktische weg te bewandelen is voordat zo’n methode een rendabel resultaat oplevert.
I-PAD!
In zijn rol als discussant verbindt Thomas Gallant alle lezingen met elkaar en probeert hij de grote, overlappende vragen te identificeren. Wat de aandacht echter wegneemt van zijn verhaal is het feit dat hij voor zijn presentatie een I-Pad gebruikt. De eerste keer dat ik deze in het echt zie! Teleurstellend moet wel vastgesteld worden dat ook dit instrument niet bevorderlijk is voor de presentatievaardigheden, wederom wordt er vanaf voorgelezen en wordt er soms hinderlijk, maar noodzakelijkerwijs gescrolled, waardoor het publiek halverwege een zin moet wachten. Belangrijkste constatering van Gallant is dat de professionalisering van de academische discipline als consequentie heeft dat er een canon wordt gehandhaafd. Dit klinkt logisch maar ook als een obstakel tegelijk, een obstakel waarvoor geen makkelijk alternatief wordt gevonden. Helaas geeft Gallant verder niet veel verdieping of verrassende inzichten na de lezingen, maar het nieuwste snufje van Apple biedt stiekem een fijne afleiding.
Geschiedenis wordt geschreven. En verteld.
Na een slotronde voor vragen en opmerkingen, waarin een pleidooi voor een net zo feitelijke en universele geschiedwetenschap als de natuurwetenschappen ook gelijk weer verworpen wordt, is het tijd voor ontspanning in het Holland History House. In het restaurant van het Amsterdams Historisch Museum ondervragen Hans Goedkoop en Jouke Turpijn de VU professor Chris Lorenz en geschiedenisicoon Hayden White. Geef een man als White een microfoon en hij vult een avond, maar Lorenz bracht zijn tegenargumenten dapper in. Opvallend was dat beiden op totaal verschillende niveaus spraken. White is bekend geworden met zijn teksten over het literaire element in geschiedenis en sprak hierover op metaniveau. De andere mannen (waar zijn de vrouwen?!) aan tafel konden hier alleen maar op antwoorden met argumenten op veel kleinere schaal, praktijkvoorbeelden die White elke keer weer wist te nuanceren. Boeiend aan deze talkshow was dat ook hier het vertellen van verhalen centraal stond en op welke manier dit kan en gebeurt in de geschiedenis. Zo werd er gesproken over diverse vormen, van getuigenverslagen tot aan gedichten, als historische documenten, bronnen en vormen van expressie. Ook hierbij was de manier waarop van groot belang, voor mij hét onderwerp van de dag. Geschiedenis is boeiend, maar de manier waarop het bedreven en ontsloten wordt is minstens zo interessant. Dus misschien moeten de heren professoren van tijdens de sessie ook eens wat meer aandacht besteden aan hoe ze hun bevindingen opschrijven en presenteren. Want, zoals Hayden White tijdens de talkshow benadrukte “It ain’t history until it’s written.” Ik zou hier graag aan toevoegen, and it ain’t history till it’s told.