DIER, BOVENDIER
Schrijver Frank Westerman herschrijft de geschiedenis van de twintigste eeuw aan de hand van het Lipizzaner paard. Daarmee bewijst hij dat in de literatuur en de non-fictie het paard niet misstaat. Westerman verstaat de kunst om geschiedenis aan de belevingswereld van de huidige lezer te verbinden. Dit laat hij meteen al zien door de proloog over een Duits jongetje op een Poolse paardenstal in de laatste oorlogsjaren te laten volgen door een eerste hoofdstuk over een opgroeiend jongetje een paar decennia later in Assen. Dit opgroeiende jongetje staat echter ook symbool voor een verwarrend element in dit boek. De persoonlijke geschiedenis, van de schrijver zelf in dit geval, overheerst de geschiedenis die Westerman aan de hand van de Lipizzaner wil vertellen. Daardoor lijkt het soms eerder een dagboek dan een historie. Maar wie daar doorheen kan kijken, ziet zoals gezegd de geschiedenis vanuit een onverwachte hoek.
Westermans geschiedenis van de Lipizzaner begint bij de welvaart en overdaad van het Habsburgse rijk, waar dit paard als keizerlijk werd beschouwd. In de Hofrijschool in Wenen kregen deze paarden de finesse van de dressuur bijgebracht. Er werden ook shows gegeven en de paarden figureerden in officiële keizerlijke aangelegenheden. De Lipizzaner maakte ook in andere koningshuizen zijn opwachting. Aan het begin van de twintigste eeuw bezat Koningin Wilhelmina een vierspan uit Hongarije afkomstige Lipizzaners.
Zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog man en macht werden ingezet om kunstcollecties te behouden van plundering door de Duitsers, zo werd de paardenstoeterij in Lipica, Slovenië, waar de naam Lipizzaner vandaan komt, menigmaal ontruimd als vreemde legers naderden. In de vroeg negentiende eeuw was dit het geval met de nadering van het Napoleontische leger. Mocht het de lezer nog niet duidelijk zijn, de beschrijving van Westermans bezoek aan de stoeterij (“de alma mater van de Lipizzaner”) maakt duidelijk dat dit paardenras een bewogen geschiedenis heeft. De Eerste Wereldoorlog bedreigde echter het voortbestaan van het ras, toen na een exodus vanuit Lipica naar Slot Laxenburg aan de Donau, de kudde rusteloos bleef, er veel minder veulens geboren werden en er ook nog eens 31 drachtige merries stierven in 1916. Na de oorlog werden de Lipizzaners uit Lipica gezien als een oorlogsbuit die verdeeld mocht worden onder de geallieerden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest de Lipizzaner worden opgefokt tot een “bovenpaard.” Hitler beschouwde het Lipizzaner paardenras zoals hij de ariërs onder de mensen zag. Bij paarden werden de termen ‘ras’ en ‘bloedzuiverheid’ als normaalste zaak van de wereld gezien, totdat deze in de Tweede Wereldoorlog een nieuwe betekenis en nare bijsmaak kregen. Hierover wijdt Westerman erg uit, wat het verhaal dat hij wil vertellen niet altijd ten goede komt. De spiegeling van Hitler’s politiek en het gecontroleerd fokken van de Lipizzaner is echter wel een geslaagde.
In het bevrijdingsjaar 1945 werden de paarden aanwezig in Duitsland tijdens Operation Cowboy door de westerse geallieerden van een leven achter het ijzeren gordijn ‘gered’. Ook in deze periode, blijkt het Lipizzaner paard een interessant instrument om de geschiedenis van de Koude Oorlog mee te vertellen. Westerman richt zich voornamelijk op de paarden die zich in de Balkan landen bevonden en ook daar onderwerp van politiek bewind waren.
Journalistiek gezien is het interessant dat Westerman zijn stappen in het onderzoek en nieuwsgierigheden ook met de lezer deelt. Zo leren we de markante figuren kennen die veel over de geschiedenis van dit paardenras weten. Van adel of niet, de geïnterviewden delen de passie voor de Lipizzaner. Al met al maakt dit de geschiedenis die Westerman vertelt, de te persoonlijke beslommeringen daargelaten, boeiend en informatief. En ik houd niet eens van paarden. Kun je nagaan.
Dier, bovendier, door Frank Westerman. Uitgeverij Atlas, ISBN 9789045028101.