JOURNALISTIEK & GESCHIEDENIS: EEN BOEIENDE RELATIE
Geplaatst op
24 december 2010
door
Lieke Wijnia
“Journalism is the first rough draft of history,” volgens een bekende quote. Hoog tijd voor deze site om aandacht te besteden aan de laatste ontwikkelingen in het journalistieke debat.
Dit artikel gaat over de huidige discussie die momenteel speelt omtrent de journalistiek in Nederland. In het kader hiervan organiseerde campagnebureau BKB 10 december 2010 de “Avond van de (Zelf)Censuur” waarbij verschillende vormen van journalistiek centraal stonden.
Wie deze beroemde zin precies als eerste zei is onderwerp van discussie , maar velen volgden. Zo kwam deze meerdere malen terug tijdens de Avond van de (Zelf)Censuur op 10 december 2010. Georganiseerd door campagnebureau BKB, spraken vele prominenten uit het medialandschap over onderwerpen als oorlogsjournalistiek en Haagse journalistiek. Deze avond werd georganiseerd naar aanleiding van verschillende publicaties over het functioneren van de hedendaagse journalistiek.
Duizend Sterren
De eerste discussie ging over embedded journalism; als journalisten met defensie meegaan in oorlogs- en conflictgebieden. Aanwezig was Joeri Boom, die elf keer naar Afghanistan is gereisd om verslag te doen van de oorlog aldaar. Vijf keer was hij embedded, zes keer ging hij op eigen gelegenheid. In zijn boek Als een Nacht met Duizend Sterren doet hij verslag van zijn ervaringen als oorlogsjournalist en hoe groot de invloed van defensie is bij het naar buiten brengen van het nieuws door embedded journalisten.
Naast Boom nam o.a. ook Mart de Kruif, voormalig ISAF Commandant voor Zuid-Afghanistan, deel aan de discussie. Dit was geheel in lijn met de visie die Joris Luyendijk in zijn veelgelezen “Het zijn net mensen” predikte. Hij was zelf verhinderd, maar had deze opzet vast gewaardeerd. Tegelijkertijd bleek hieruit hoe gecompliceerd de uitvoering van zijn journalistieke visie is. Bijvoorbeeld toen er gesproken werd over Boom, die zich embedded in Kamp Holland bevond, en een afspraak had gemaakt buiten het kamp. Omdat hij dit niet had overlegd met defensie werd hij het kamp niet uitgelaten, terwijl de afspraak wel een mooi artikel zou kunnen opleveren. Boom vertelt hier verontwaardigd over, terwijl de commandant uitlegt dat Boom in die situatie onder verantwoordelijkheid van defensie valt en er geen mannen en materiaal konden worden vrijgemaakt om hem te begeleiden.
Zo hoor je als publiek twee kanten van een verhaal, die beiden plausibel zijn. Echter in het nieuws komen alleen de verhalen van de journalisten terug en wordt defensiemateriaal vaak als propaganda weggezet. Terwijl in de verslaggeving over een oorlogsgebied ook de militaire zijde verwoord moet worden. Boom brengt beide zijden samen in zijn boek. De mooiste uiting hiervan is de titel van het boek. Deze komt uit een uitspraak van een militair, in zijn beschrijving van gevechtssituaties waarin hij zich had bevonden; “Zeker ’s avonds en ’s nachts was het een en al strijd. Steeds weer zag je lichtflitsen van vliegtuigbommen en mortieren.” Naast Booms journalistieke ervaringen, zijn dergelijke getuigenissen van grote waarde in het als lezer vat krijgen op zo een gecompliceerde situatie.
Erg, maar prachtig
Geen onderwerp tijdens de discussies, maar zeer noemenswaardig is de rampenjournalistiek. Hierover verscheen onlangs het boek “Haïti, Een ramp voor journalisten”, geschreven door Hans Jaap Melissen. Hierdoor krijgt de lezer een pijnlijke maar realistische en persoonlijke kijk in de mediabehandeling van natuurrampen. De aardbeving die Haïti op 12 januari 2010 trof, ontketende een overvloed aan, helaas tijdelijke, aandacht. Zo ook van de media. Dat Melissen een grote voorliefde voor het land heeft, beïnvloedt zijn verslaggeving zeer. Hierin verschilt hij van Boom, die juist op onderzoekswijze verslag probeert te doen. De persoonlijke relatie die Melissen met Haïti heeft, geeft inzicht in zijn werkwijze om grip te krijgen op de gebeurtenissen op het eiland na de aardbeving. Hij maakt zich zorgen om zijn vrienden en kennissen, die tegelijkertijd hem waardevolle informatie geven, fungeren als tolk en hem chauffeuren naar vergelegen plaatsen. Het functioneren van het journalistieke netwerk wordt in tijd van crisis duidelijk blootgelegd.
Vooral de professionele houding die een journalist moet hebben ten opzichte van het onderwerp waar hij verslag van doet, komt naar voren in dit boek. Ook Melissen heeft dit, ondanks zijn persoonlijke band met het land. Hij schrijft “Bij elke aardbeving keren bepaalde foto’s terug. Zoals die van een klok die op het moment van de ramp is stil blijven staan, of van kinderknuffels die tussen het puin liggen. Een satirisch programma heeft ooit de ultieme rampenverslaggever geportretteerd. Die had zelf een knuffelbeetje bij zich dat hij overal snel neerlegde en in beeld bracht. Zo diep zijn we in werkelijkheid nog niet gezonken. Hoop ik.” Deze vertwijfeling laat zien, dat zelfs de meest doorgewinterde oorlogs- en rampenverslaggever ook niet de waarheid in pacht heeft.
Interessant is de argwaan die Melissen heeft ten opzichte van de genoemde dodenaantallen. Die varieren van 50.000 tot 500.000. Maar hoe worden deze cijfers bijgehouden en wie doet dat eigenlijk in de chaos? Alle vrienden en kennissen van Melissen zijn nog in leven en ook zij hebben niet veel bekenden verloren. Tijdens zijn zoektocht naar de werkelijkheid, stuit hij op een man die 48 familieleden is verloren. “Achtenveertig familieleden dood! Het woord prachtig schiet door mijn hoofd. Erg, maar prachtig. Zo zouden de reacties op de reportage zijn.” Uiteindelijk maakt Melissen er geen item van en trekt hij zijn eigen zoektocht naar het juiste dodental in twijfel. “Wat doet het er eigenlijk toe? Statistiek. Geschiedschrijving. Wie zit er op te wachten, niemand toch?”
Quote
Terug naar de beroemde quote uit het begin van het artikel, want naar mijn mening zitten we wel degelijk te wachten op geschiedschrijving, ook in de actualiteiten. Geschiedenis gaat niet alleen over feiten, maar juist ook over interpretaties en het begrijpen van de tijdsgeest. Er wordt veel geklaagd over de kwaliteit van de journalistiek; de media zouden alleen maar op primeurs jagen, journalisten zouden nauwelijks de feiten checken en gaat het nou echt alleen maar om kijk- en luistercijfers? Gelukkig zijn er dan ook journalisten die eerst onderzoek doen voordat ze een verhaal naar buiten brengen. Hier zijn Boom en Melissen treffende voorbeelden van. Deze mannen zijn zich bewust van de rol die ze spelen in het publieke debat. En het staat buiten kijf dat het publieke debat van groot belang is voor de geschiedschrijving. Boom en Melissen doen ook aan een eigen stukje geschiedschrijving, door hun eigen werkzaamheden voor de dagelijkse media in een breder perspectief te zetten. Daarmee kweken ze begrip voor de journalistiek en de situatie van waaruit de berichtten.
Journalist en historicus Jan Blokker schreef in 1983 “De journalistiek, zeg ik wel eens, is de infanterie van de geschiedschrijving: omdat daar de stomste streken worden uitgehaald, vallen daar de hardste klappen.” Hiervan getuigen de boeken van Boom en Melissen. Zij leren door de tijd heen om te gaan met de situaties van waaruit zij verslag doen. Dit kan niet zonder het maken van fouten. Maar deze fouten zijn ook leerzaam voor het publiek. Waar de journalist een controlerende factor van de macht is, wordt het publiek zo een controlerende factor voor de journalistiek. Dit komt zowel de journalistieke kwaliteit als haar belang voor de geschiedschrijving ten goede. En daarom kan de relatie tussen de twee vakgebieden alleen maar worden aangemoedigd.
Wie deze beroemde zin precies als eerste zei is onderwerp van discussie , maar velen volgden. Zo kwam deze meerdere malen terug tijdens de Avond van de (Zelf)Censuur op 10 december 2010. Georganiseerd door campagnebureau BKB, spraken vele prominenten uit het medialandschap over onderwerpen als oorlogsjournalistiek en Haagse journalistiek. Deze avond werd georganiseerd naar aanleiding van verschillende publicaties over het functioneren van de hedendaagse journalistiek.
Duizend Sterren
De eerste discussie ging over embedded journalism; als journalisten met defensie meegaan in oorlogs- en conflictgebieden. Aanwezig was Joeri Boom, die elf keer naar Afghanistan is gereisd om verslag te doen van de oorlog aldaar. Vijf keer was hij embedded, zes keer ging hij op eigen gelegenheid. In zijn boek Als een Nacht met Duizend Sterren doet hij verslag van zijn ervaringen als oorlogsjournalist en hoe groot de invloed van defensie is bij het naar buiten brengen van het nieuws door embedded journalisten.
Naast Boom nam o.a. ook Mart de Kruif, voormalig ISAF Commandant voor Zuid-Afghanistan, deel aan de discussie. Dit was geheel in lijn met de visie die Joris Luyendijk in zijn veelgelezen “Het zijn net mensen” predikte. Hij was zelf verhinderd, maar had deze opzet vast gewaardeerd. Tegelijkertijd bleek hieruit hoe gecompliceerd de uitvoering van zijn journalistieke visie is. Bijvoorbeeld toen er gesproken werd over Boom, die zich embedded in Kamp Holland bevond, en een afspraak had gemaakt buiten het kamp. Omdat hij dit niet had overlegd met defensie werd hij het kamp niet uitgelaten, terwijl de afspraak wel een mooi artikel zou kunnen opleveren. Boom vertelt hier verontwaardigd over, terwijl de commandant uitlegt dat Boom in die situatie onder verantwoordelijkheid van defensie valt en er geen mannen en materiaal konden worden vrijgemaakt om hem te begeleiden.
Zo hoor je als publiek twee kanten van een verhaal, die beiden plausibel zijn. Echter in het nieuws komen alleen de verhalen van de journalisten terug en wordt defensiemateriaal vaak als propaganda weggezet. Terwijl in de verslaggeving over een oorlogsgebied ook de militaire zijde verwoord moet worden. Boom brengt beide zijden samen in zijn boek. De mooiste uiting hiervan is de titel van het boek. Deze komt uit een uitspraak van een militair, in zijn beschrijving van gevechtssituaties waarin hij zich had bevonden; “Zeker ’s avonds en ’s nachts was het een en al strijd. Steeds weer zag je lichtflitsen van vliegtuigbommen en mortieren.” Naast Booms journalistieke ervaringen, zijn dergelijke getuigenissen van grote waarde in het als lezer vat krijgen op zo een gecompliceerde situatie.
Erg, maar prachtig
Geen onderwerp tijdens de discussies, maar zeer noemenswaardig is de rampenjournalistiek. Hierover verscheen onlangs het boek “Haïti, Een ramp voor journalisten”, geschreven door Hans Jaap Melissen. Hierdoor krijgt de lezer een pijnlijke maar realistische en persoonlijke kijk in de mediabehandeling van natuurrampen. De aardbeving die Haïti op 12 januari 2010 trof, ontketende een overvloed aan, helaas tijdelijke, aandacht. Zo ook van de media. Dat Melissen een grote voorliefde voor het land heeft, beïnvloedt zijn verslaggeving zeer. Hierin verschilt hij van Boom, die juist op onderzoekswijze verslag probeert te doen. De persoonlijke relatie die Melissen met Haïti heeft, geeft inzicht in zijn werkwijze om grip te krijgen op de gebeurtenissen op het eiland na de aardbeving. Hij maakt zich zorgen om zijn vrienden en kennissen, die tegelijkertijd hem waardevolle informatie geven, fungeren als tolk en hem chauffeuren naar vergelegen plaatsen. Het functioneren van het journalistieke netwerk wordt in tijd van crisis duidelijk blootgelegd.
Vooral de professionele houding die een journalist moet hebben ten opzichte van het onderwerp waar hij verslag van doet, komt naar voren in dit boek. Ook Melissen heeft dit, ondanks zijn persoonlijke band met het land. Hij schrijft “Bij elke aardbeving keren bepaalde foto’s terug. Zoals die van een klok die op het moment van de ramp is stil blijven staan, of van kinderknuffels die tussen het puin liggen. Een satirisch programma heeft ooit de ultieme rampenverslaggever geportretteerd. Die had zelf een knuffelbeetje bij zich dat hij overal snel neerlegde en in beeld bracht. Zo diep zijn we in werkelijkheid nog niet gezonken. Hoop ik.” Deze vertwijfeling laat zien, dat zelfs de meest doorgewinterde oorlogs- en rampenverslaggever ook niet de waarheid in pacht heeft.
Interessant is de argwaan die Melissen heeft ten opzichte van de genoemde dodenaantallen. Die varieren van 50.000 tot 500.000. Maar hoe worden deze cijfers bijgehouden en wie doet dat eigenlijk in de chaos? Alle vrienden en kennissen van Melissen zijn nog in leven en ook zij hebben niet veel bekenden verloren. Tijdens zijn zoektocht naar de werkelijkheid, stuit hij op een man die 48 familieleden is verloren. “Achtenveertig familieleden dood! Het woord prachtig schiet door mijn hoofd. Erg, maar prachtig. Zo zouden de reacties op de reportage zijn.” Uiteindelijk maakt Melissen er geen item van en trekt hij zijn eigen zoektocht naar het juiste dodental in twijfel. “Wat doet het er eigenlijk toe? Statistiek. Geschiedschrijving. Wie zit er op te wachten, niemand toch?”
Quote
Terug naar de beroemde quote uit het begin van het artikel, want naar mijn mening zitten we wel degelijk te wachten op geschiedschrijving, ook in de actualiteiten. Geschiedenis gaat niet alleen over feiten, maar juist ook over interpretaties en het begrijpen van de tijdsgeest. Er wordt veel geklaagd over de kwaliteit van de journalistiek; de media zouden alleen maar op primeurs jagen, journalisten zouden nauwelijks de feiten checken en gaat het nou echt alleen maar om kijk- en luistercijfers? Gelukkig zijn er dan ook journalisten die eerst onderzoek doen voordat ze een verhaal naar buiten brengen. Hier zijn Boom en Melissen treffende voorbeelden van. Deze mannen zijn zich bewust van de rol die ze spelen in het publieke debat. En het staat buiten kijf dat het publieke debat van groot belang is voor de geschiedschrijving. Boom en Melissen doen ook aan een eigen stukje geschiedschrijving, door hun eigen werkzaamheden voor de dagelijkse media in een breder perspectief te zetten. Daarmee kweken ze begrip voor de journalistiek en de situatie van waaruit de berichtten.
Journalist en historicus Jan Blokker schreef in 1983 “De journalistiek, zeg ik wel eens, is de infanterie van de geschiedschrijving: omdat daar de stomste streken worden uitgehaald, vallen daar de hardste klappen.” Hiervan getuigen de boeken van Boom en Melissen. Zij leren door de tijd heen om te gaan met de situaties van waaruit zij verslag doen. Dit kan niet zonder het maken van fouten. Maar deze fouten zijn ook leerzaam voor het publiek. Waar de journalist een controlerende factor van de macht is, wordt het publiek zo een controlerende factor voor de journalistiek. Dit komt zowel de journalistieke kwaliteit als haar belang voor de geschiedschrijving ten goede. En daarom kan de relatie tussen de twee vakgebieden alleen maar worden aangemoedigd.