LICHT EN DUISTER IN HET LEVEN VAN MICHELANGELO MERISI DA CARAVAGGIO
Geplaatst op
8 mei 2011
door
Lieke Wijnia
Onlangs verscheen de Nederlandse vertaling van de biografie van de Italiaanse schilder Caravaggio. Het origineel is geschreven door Andrew Graham-Dixon, een van Groot-Brittannië’s bekendste kunsthistorici.
De biografie heeft als ondertitel “Een leven tussen licht en duisternis.” Deze slaat niet alleen op Caravaggio’s gebruik van licht en donker dat hem wereldfaam heeft gebracht, maar ook op zijn turbulente persoonlijke leven. Graham-Dixon poogt om van zijn boek een Caravaggesque meesterwerk te maken, door de licht-duister metafoor tot op de meest onverwachte momenten uit te werken.
Bliksemflits
De auteur opent met een sterk beeld. Kijken naar schilderijen van Caravaggio is als kijken naar de wereld verlicht door bliksemflitsen. Het weet de schilderstijl van Caravaggio goed te verbeelden. Ook al ben je niet bekend met zijn kunst, je hebt meteen een beeld voor ogen. Helaas laat Graham-Dixon de metafoor te pas en te onpas terugkomen. Dit mag echter niet afdoen aan de rijke historische informatie die dit boek bevat. Graham-Dixon poogt een volledig overzicht van het bekende bronmateriaal te geven.
Het boek is niet slechts een biografie, maar een schets van de tijdgeest. Het zal een gevolg zijn van de weinige documenten die er beschikbaar zijn, dat er ook vele historische anekdotes aan bod komen. Maar dat is niet per se nadelig voor deze biografie. De auteur verbindt op meesterlijke wijze historische wetenswaardigheden aan het leven van de schilder. Zo bleef Caravaggio zijn leven lang ongehuwd, waarvoor de auteur mogelijk een basis ziet in Milaan. “De Milanese mannen stonden ook bekend om hun opmerkelijke weerzin tegen het huwelijk. (…) [Het] was simpelweg een weigering om aan een enkele vrouw te worden gekoppeld. (…) volgens berekeningen bleef zelfs meer dan vijftig procent van alle adellijke mannen in de stad ongetrouwd.” Toen in 1576 de pest uitbrak in Milaan, waren de Milanesen ervan overtuigd dat hun Spaanse heersers hier schuldig aan waren. De Spaanse gouverneur in Milaan vervaardigde zelfs een wet “die eenieder verbood deze beschuldiging nog langer te uiten, wat de Milanese bevolking alleen maar nerveuzer maakte.” Caravaggio’s familie werd ernstig getroffen. Ook hier zet Graham-Dixon zijn duisternis metafoor door. Hij ziet Caravaggio’s kunst als doordrenkt van angst en verlatenheid, opgedaan tijdens deze periode.
Religie en Kunst
Interessant is ook de uitweiding over de veranderende houding tegen opzichte van religieuze kunst. Zo werden Michelangelo’s schilderingen op het plafond van de Sixtijnse kapel eind jaren vijftig van de zestiende eeuw systematisch gekuist met geschilderde vijgenbladeren. Er werd schande gesproken van zijn gebruik van geïdealiseerde naaktfiguren, tekenend voor de grenzen die Renaissance kunstenaars opzochten in hun werk. Katholieke geestelijken waren van mening dat religieuze kunstenaars hun taak om de godsvrucht te bevorderen waren vergeten.
Deze discussie is vormend geweest voor Caravaggio’s werkwijze, hij greep terug op de vroege Renaissancekunst en de volkskunst uit de Middeleeuwen. Hij was een slechte leerling-kunstenaar en heeft zijn eigen benadering van de schilderkunst ontwikkeld, waarbij hij de wereld om zich heen als uitgangspunt neemt. Al zijn onderwerpen, religieus of niet, hebben sterke relatie tot de wereld waarin hij leefde. De biografie geeft inzicht in de keuzes die hij maakte in zijn kunstwerken en in zijn levensstijl. Veelvuldig op de vlucht voor het gerecht of tijdgenoten bij wie hij kwaad bloed had gezet, maar altijd schilderijen van hoge kwaliteit leverend.
Het laatste schilderij?
In het voorwoord noemt Graham-Dixon dat er tijdens het schrijven van deze biografie veel ontdekkingen zijn gedaan, met name over de latere jaren van Caravaggio’s leven. Een interessante parallel kan getrokken worden met de tentoonstelling die onlangs is gehouden in het Rembrandthuis. Hier werd “de laatste” Caravaggio getoond, een oordeel dat wordt onderbouwd met een tentoonstellingscatalogus. Graham-Dixon is ten tijde van het schrijven nog niet op de hoogte van deze bevindingen, gezien hij “De zittende Johannes de Doper” uit 1610 als laatste schilderij van dit onderwerp noemt. De “laatste” Caravaggio is volgens het Rembrandthuis “De liggende Johannes de Doper,” ook uit 1610. De mooi uitgevoerde en behapbare tentoonstellingscatalogus bevat rijkelijk beeldmateriaal, waaronder een aantal prachtige detailfoto’s, ondersteund door aantal essays van welbekende Caravaggio experts, waaronder de Nederlandse kunsthistoricus Bert Treffers.
Waar Graham-Dixon soms teveel in de historische context blijft hangen, wordt Treffers' betoog gekenmerkt door niet overtuigend gepsychologiseer. Met vragen als “Wat ging er om in het hoofd van de schilder?” en “Wat dacht Caravaggio zelf?” vindt hij niet het onderbouwend bewijs waarom dit het laatste schilderij is dat Caravaggio heeft gemaakt. Het lijkt alsof Treffers zo graag wil dat dit langdurige vraagstuk eindelijk wordt opgelost, dat hij zichzelf kwijtraakt naarmate het essay vordert. Bovendien, in de kunstgeschiedenis gaat het niet per se om wat een kunstenaar denkt, maar welke artistieke keuzes hij maakt in de kunstwerken. Treffers' essay is een te persoonlijke en dramatische analyse van Caravaggio’s werkwijze. Dan toch liever de historische overload van Graham-Dixon, die soms ook zijn hoofdpersoon uit het oog verliest maar uiteindelijk de touwtjes altijd aan elkaar weet te knopen.
Caravaggio, een leven tussen licht en duisternis
Andrew Graham-Dixon
Nieuw Amsterdam Uitgevers
ISBN 9789046809488
Gebonden
544 pagina’s
Euro 39,95
De laatste Caravaggio
Bert Treffers, Guus van den Hout (red.)
Waanders Uitgevers
ISBN 9789040077845
Paperback
72 pagina’s
Euro 19,95
Bliksemflits
De auteur opent met een sterk beeld. Kijken naar schilderijen van Caravaggio is als kijken naar de wereld verlicht door bliksemflitsen. Het weet de schilderstijl van Caravaggio goed te verbeelden. Ook al ben je niet bekend met zijn kunst, je hebt meteen een beeld voor ogen. Helaas laat Graham-Dixon de metafoor te pas en te onpas terugkomen. Dit mag echter niet afdoen aan de rijke historische informatie die dit boek bevat. Graham-Dixon poogt een volledig overzicht van het bekende bronmateriaal te geven.
Het boek is niet slechts een biografie, maar een schets van de tijdgeest. Het zal een gevolg zijn van de weinige documenten die er beschikbaar zijn, dat er ook vele historische anekdotes aan bod komen. Maar dat is niet per se nadelig voor deze biografie. De auteur verbindt op meesterlijke wijze historische wetenswaardigheden aan het leven van de schilder. Zo bleef Caravaggio zijn leven lang ongehuwd, waarvoor de auteur mogelijk een basis ziet in Milaan. “De Milanese mannen stonden ook bekend om hun opmerkelijke weerzin tegen het huwelijk. (…) [Het] was simpelweg een weigering om aan een enkele vrouw te worden gekoppeld. (…) volgens berekeningen bleef zelfs meer dan vijftig procent van alle adellijke mannen in de stad ongetrouwd.” Toen in 1576 de pest uitbrak in Milaan, waren de Milanesen ervan overtuigd dat hun Spaanse heersers hier schuldig aan waren. De Spaanse gouverneur in Milaan vervaardigde zelfs een wet “die eenieder verbood deze beschuldiging nog langer te uiten, wat de Milanese bevolking alleen maar nerveuzer maakte.” Caravaggio’s familie werd ernstig getroffen. Ook hier zet Graham-Dixon zijn duisternis metafoor door. Hij ziet Caravaggio’s kunst als doordrenkt van angst en verlatenheid, opgedaan tijdens deze periode.
Religie en Kunst
Interessant is ook de uitweiding over de veranderende houding tegen opzichte van religieuze kunst. Zo werden Michelangelo’s schilderingen op het plafond van de Sixtijnse kapel eind jaren vijftig van de zestiende eeuw systematisch gekuist met geschilderde vijgenbladeren. Er werd schande gesproken van zijn gebruik van geïdealiseerde naaktfiguren, tekenend voor de grenzen die Renaissance kunstenaars opzochten in hun werk. Katholieke geestelijken waren van mening dat religieuze kunstenaars hun taak om de godsvrucht te bevorderen waren vergeten.
Deze discussie is vormend geweest voor Caravaggio’s werkwijze, hij greep terug op de vroege Renaissancekunst en de volkskunst uit de Middeleeuwen. Hij was een slechte leerling-kunstenaar en heeft zijn eigen benadering van de schilderkunst ontwikkeld, waarbij hij de wereld om zich heen als uitgangspunt neemt. Al zijn onderwerpen, religieus of niet, hebben sterke relatie tot de wereld waarin hij leefde. De biografie geeft inzicht in de keuzes die hij maakte in zijn kunstwerken en in zijn levensstijl. Veelvuldig op de vlucht voor het gerecht of tijdgenoten bij wie hij kwaad bloed had gezet, maar altijd schilderijen van hoge kwaliteit leverend.
Het laatste schilderij?
In het voorwoord noemt Graham-Dixon dat er tijdens het schrijven van deze biografie veel ontdekkingen zijn gedaan, met name over de latere jaren van Caravaggio’s leven. Een interessante parallel kan getrokken worden met de tentoonstelling die onlangs is gehouden in het Rembrandthuis. Hier werd “de laatste” Caravaggio getoond, een oordeel dat wordt onderbouwd met een tentoonstellingscatalogus. Graham-Dixon is ten tijde van het schrijven nog niet op de hoogte van deze bevindingen, gezien hij “De zittende Johannes de Doper” uit 1610 als laatste schilderij van dit onderwerp noemt. De “laatste” Caravaggio is volgens het Rembrandthuis “De liggende Johannes de Doper,” ook uit 1610. De mooi uitgevoerde en behapbare tentoonstellingscatalogus bevat rijkelijk beeldmateriaal, waaronder een aantal prachtige detailfoto’s, ondersteund door aantal essays van welbekende Caravaggio experts, waaronder de Nederlandse kunsthistoricus Bert Treffers.
Waar Graham-Dixon soms teveel in de historische context blijft hangen, wordt Treffers' betoog gekenmerkt door niet overtuigend gepsychologiseer. Met vragen als “Wat ging er om in het hoofd van de schilder?” en “Wat dacht Caravaggio zelf?” vindt hij niet het onderbouwend bewijs waarom dit het laatste schilderij is dat Caravaggio heeft gemaakt. Het lijkt alsof Treffers zo graag wil dat dit langdurige vraagstuk eindelijk wordt opgelost, dat hij zichzelf kwijtraakt naarmate het essay vordert. Bovendien, in de kunstgeschiedenis gaat het niet per se om wat een kunstenaar denkt, maar welke artistieke keuzes hij maakt in de kunstwerken. Treffers' essay is een te persoonlijke en dramatische analyse van Caravaggio’s werkwijze. Dan toch liever de historische overload van Graham-Dixon, die soms ook zijn hoofdpersoon uit het oog verliest maar uiteindelijk de touwtjes altijd aan elkaar weet te knopen.
Caravaggio, een leven tussen licht en duisternis
Andrew Graham-Dixon
Nieuw Amsterdam Uitgevers
ISBN 9789046809488
Gebonden
544 pagina’s
Euro 39,95
De laatste Caravaggio
Bert Treffers, Guus van den Hout (red.)
Waanders Uitgevers
ISBN 9789040077845
Paperback
72 pagina’s
Euro 19,95