ZO WERKEN ZIJ: DE KUNSTENAARS VAN TEGENWOORDIG
Geplaatst op
31 mei 2011
door
Lieke Wijnia
De kunstgeschiedenis werkt als een filter dat het werk van ooit hedendaagse kunstenaars onderscheidt in kwalitatief hoogstaand en dat wat vergeten wordt. Maar hoe moeten we de hedendaagse kunstenaars van nu beschouwen?
Hoe kun je zelf beoordelen wat goed en minder goed werk is? In de tijd dat alles mag en alles kan, lijkt dit onderscheidt moeilijk te maken. Kunsthistorica en critica Sacha Bronwasser geeft een mooie en bruikbare voorzet met het boek Zo werken wij (2011).
Voor de verandering beoordeelt ze geen kunstwerken, maar laat Bronwasser tien kunstenaars zelf aan het woord. De hoofdvraag in dit boek is niet “waarom”, maar “hoe.” Hoe ziet de werkdag van een kunstenaar eruit? Hoe komt een kunstenaar aan zijn ideeën? Hoe vindt een kunstenaar een vorm om de ideeën in te gieten? Door de hoe-vraag komt de kunstenaar in de beantwoording vaak vanzelf al bij het waarom uit. Zo geeft ze inzicht in de werkwijze en denkpatronen van tien totaal verschillende Nederlandse kunstenaars. Impliciet levert ze hiermee ook een statement af tegen het huidige regeringsbeleid, waarin de kunstpraktijk wordt afgedaan als hobbyistisch. Bronwasser laat zien hoe kunstenaars hun werk leven en ademen, om alleen zo tot de beste werken te kunnen komen.
Bronwasser interviewt en beschrijft tien kunstenaars, de keuze voor deze tien motiveert ze niet. In de ondertitel noemt ze hen “bijzondere kunstenaars.” De tijd zal uitwijzen of deze kunstenaars de kunstgeschiedenis zullen bereiken. De selectie bestrijkt in ieder geval een diversiteit aan materiaalgebruik en kunstvormen. Zo spreekt Bronwasser bijvoorbeeld met geluidskunstenaar Nathalie Bruys, schilder Tjebbe Beekman en filmkunstenaar Guido van der Werve. Bronwasser’s toon is behoorlijk naïef, waarmee ze alle vragen die ze stelt rechtvaardigt. Geen vraag is te dom. En dat is voor de lezer erg prettig, omdat kunst vaak een air van pretentie om zich heen heeft hangen. Fijn ook om te lezen dat kunstenaars daar zelf niet zoveel van moeten hebben, zoals Guido van der Werve die niet zoveel op heeft met dé kunstwereld. “Ik ben kunst gaan maken omdat ik daar in interesse in samen kon brengen.” Bronwasser vraagt wat de kunstkijker zich afvraagt.
De aanstekelijke naïviteit, waarmee Bronwasser schrijft, wordt soms wat te dik aangezet. Zoals bij Erik van Lieshout, die voornamelijk bekend is geworden met zijn videowerk, waarin hij zelf een prominente rol speelt. De onderwerpen lopen zover uiteen, dat hij zelf de constante in zijn oeuvre vormt. Bronwasser denkt hem door de verschijningen in zijn werk goed te kennen, maar al tijdens de eerste ontmoeting blijkt dit niet zo te zijn. Nee, duh. Gelukkig gaat Bronwasser niet op zoek naar bevestiging van het beeld dat ze van Van Lieshout had, maar schotelt ze de lezer een keur aan identiteiten voor, die allemaal onderdeel van Van Lieshout’s persoonlijkheid en manier van werken zijn. De lezer ontdekt dat Van Lieshout zelf heel veel materiaal filmt, maar dat de verhaallijn per film door iemand anders wordt gezocht uit het geschoten materiaal. Hiermee bemoeit Van Lieshout zich amper. Ook neemt Bronwasser ons mee achter de schermen van het Ludwig Museum in Keulen, waar Van Lieshout op dat moment een solopresentatie voorbereidt. Naast de kunstenaars komen mensen in hun omgeving ook aan het woord. Zoals de directeur van het Ludwig Museum en Van Lieshout’s medewerkers, waardoor er een veelzijdig beeld wordt geschetst van de kunstenaar.
Van Lieshout maakte eerst jarenlang tekeningen, maar kreeg pas na zijn overstap naar videokunst grote bekendheid. Bij Guido van der Werve liep dit anders. Zijn vroege videowerk “Nummer Acht. Everything is going to be alright (2008)” werd een instant klassieker. De still van een man die voor een ijsbreker op een ijsvlakte uitloopt is een beeld dat niet meer weg te denken is uit de hedendaagse kunst. Maar wat doe je als kunstenaar nadat je zo’n hit hebt gecreëerd? Hoe nu verder? Bronwasser leert ons een kunstenaar kennen die helemaal niet zo bezig is met Kunst, maar met het vinden van een vorm om zijn eigen fascinaties in onder te brengen. Na Nummer Acht is hij hiermee verder gegaan. Voor zijn nieuwste werk combineert hij zijn passie voor muziek, Van der Werve is ook pianist, en het schaakspel. Hij bouwde een schaakpiano en de composities die hij hiervoor heeft gemaakt kunnen gespeeld worden door een vaste volgorde van zetten. Het is een fascinerend denkproces, waar je als lezer inzicht in krijgt. Samen met een orkest voert hij zijn composities in een schaakcafé uit. Dit levert een prachtig beeld op, waaraan jaren van voorbereiding (met name schaakles) vooraf zijn gegaan.
Bronwasser schrijft, “Een kunstenaar zoekt iets wat nog niet gemaakt is.” Met dit boek laat ze zien hoe verschillend en productief de manieren zijn waarop dit gebeurt in de hedendaagse Nederlandse kunst. De volgende keer als je een hedendaagse kunsttentoonstelling bezoekt, zul je daardoor heel anders kijken. En hopelijk heel veel vragen stellen.
De kunstenaars die Bronwasser interviewt en bespreekt zijn:
Tjebbe Beekman, Nathalie Bruys, Joost Conijn, Iris van Dongen,
Germaine Kruip, Erik van Lieshout, Aernout Mik, Saskia Olde Wolbers,
Ronald Ophuis, Guido van der Werve.
Zo werken wij. 10 ontmoetingen met bijzondere Nederlandse kunstenaars
Sacha Bronwasser
NaI Uitgevers
Paperback
214 pagina’s
ISBN 9789056628017
22,50 Euro
Voor de verandering beoordeelt ze geen kunstwerken, maar laat Bronwasser tien kunstenaars zelf aan het woord. De hoofdvraag in dit boek is niet “waarom”, maar “hoe.” Hoe ziet de werkdag van een kunstenaar eruit? Hoe komt een kunstenaar aan zijn ideeën? Hoe vindt een kunstenaar een vorm om de ideeën in te gieten? Door de hoe-vraag komt de kunstenaar in de beantwoording vaak vanzelf al bij het waarom uit. Zo geeft ze inzicht in de werkwijze en denkpatronen van tien totaal verschillende Nederlandse kunstenaars. Impliciet levert ze hiermee ook een statement af tegen het huidige regeringsbeleid, waarin de kunstpraktijk wordt afgedaan als hobbyistisch. Bronwasser laat zien hoe kunstenaars hun werk leven en ademen, om alleen zo tot de beste werken te kunnen komen.
Bronwasser interviewt en beschrijft tien kunstenaars, de keuze voor deze tien motiveert ze niet. In de ondertitel noemt ze hen “bijzondere kunstenaars.” De tijd zal uitwijzen of deze kunstenaars de kunstgeschiedenis zullen bereiken. De selectie bestrijkt in ieder geval een diversiteit aan materiaalgebruik en kunstvormen. Zo spreekt Bronwasser bijvoorbeeld met geluidskunstenaar Nathalie Bruys, schilder Tjebbe Beekman en filmkunstenaar Guido van der Werve. Bronwasser’s toon is behoorlijk naïef, waarmee ze alle vragen die ze stelt rechtvaardigt. Geen vraag is te dom. En dat is voor de lezer erg prettig, omdat kunst vaak een air van pretentie om zich heen heeft hangen. Fijn ook om te lezen dat kunstenaars daar zelf niet zoveel van moeten hebben, zoals Guido van der Werve die niet zoveel op heeft met dé kunstwereld. “Ik ben kunst gaan maken omdat ik daar in interesse in samen kon brengen.” Bronwasser vraagt wat de kunstkijker zich afvraagt.
De aanstekelijke naïviteit, waarmee Bronwasser schrijft, wordt soms wat te dik aangezet. Zoals bij Erik van Lieshout, die voornamelijk bekend is geworden met zijn videowerk, waarin hij zelf een prominente rol speelt. De onderwerpen lopen zover uiteen, dat hij zelf de constante in zijn oeuvre vormt. Bronwasser denkt hem door de verschijningen in zijn werk goed te kennen, maar al tijdens de eerste ontmoeting blijkt dit niet zo te zijn. Nee, duh. Gelukkig gaat Bronwasser niet op zoek naar bevestiging van het beeld dat ze van Van Lieshout had, maar schotelt ze de lezer een keur aan identiteiten voor, die allemaal onderdeel van Van Lieshout’s persoonlijkheid en manier van werken zijn. De lezer ontdekt dat Van Lieshout zelf heel veel materiaal filmt, maar dat de verhaallijn per film door iemand anders wordt gezocht uit het geschoten materiaal. Hiermee bemoeit Van Lieshout zich amper. Ook neemt Bronwasser ons mee achter de schermen van het Ludwig Museum in Keulen, waar Van Lieshout op dat moment een solopresentatie voorbereidt. Naast de kunstenaars komen mensen in hun omgeving ook aan het woord. Zoals de directeur van het Ludwig Museum en Van Lieshout’s medewerkers, waardoor er een veelzijdig beeld wordt geschetst van de kunstenaar.
Van Lieshout maakte eerst jarenlang tekeningen, maar kreeg pas na zijn overstap naar videokunst grote bekendheid. Bij Guido van der Werve liep dit anders. Zijn vroege videowerk “Nummer Acht. Everything is going to be alright (2008)” werd een instant klassieker. De still van een man die voor een ijsbreker op een ijsvlakte uitloopt is een beeld dat niet meer weg te denken is uit de hedendaagse kunst. Maar wat doe je als kunstenaar nadat je zo’n hit hebt gecreëerd? Hoe nu verder? Bronwasser leert ons een kunstenaar kennen die helemaal niet zo bezig is met Kunst, maar met het vinden van een vorm om zijn eigen fascinaties in onder te brengen. Na Nummer Acht is hij hiermee verder gegaan. Voor zijn nieuwste werk combineert hij zijn passie voor muziek, Van der Werve is ook pianist, en het schaakspel. Hij bouwde een schaakpiano en de composities die hij hiervoor heeft gemaakt kunnen gespeeld worden door een vaste volgorde van zetten. Het is een fascinerend denkproces, waar je als lezer inzicht in krijgt. Samen met een orkest voert hij zijn composities in een schaakcafé uit. Dit levert een prachtig beeld op, waaraan jaren van voorbereiding (met name schaakles) vooraf zijn gegaan.
Bronwasser schrijft, “Een kunstenaar zoekt iets wat nog niet gemaakt is.” Met dit boek laat ze zien hoe verschillend en productief de manieren zijn waarop dit gebeurt in de hedendaagse Nederlandse kunst. De volgende keer als je een hedendaagse kunsttentoonstelling bezoekt, zul je daardoor heel anders kijken. En hopelijk heel veel vragen stellen.
De kunstenaars die Bronwasser interviewt en bespreekt zijn:
Tjebbe Beekman, Nathalie Bruys, Joost Conijn, Iris van Dongen,
Germaine Kruip, Erik van Lieshout, Aernout Mik, Saskia Olde Wolbers,
Ronald Ophuis, Guido van der Werve.
Zo werken wij. 10 ontmoetingen met bijzondere Nederlandse kunstenaars
Sacha Bronwasser
NaI Uitgevers
Paperback
214 pagina’s
ISBN 9789056628017
22,50 Euro