NATUURSCHATTEN IN LEIDEN EN DE REST VAN HET LAND
In 2020 verschenen twee imposante boeken over natuurhistorische collecties in Nederland.
Natuurschatten en Van onschatbare waarde vormen een tweeluik, hoewel de publicaties onafhankelijk van elkaar zijn gemaakt. Beide zijn een lust voor het oog en inhoudelijk vullen ze elkaar prachtig aan. Waar in Natuurschatten de Nederlandse natuurhistorische verzamelingen in verleden en heden centraal staan, wordt in Van onschatbare waarde ingezoomd op details van de collectie van Naturalis, een van de rijkste natuurhistorische verzamelingen ter wereld.
Op 27 januari 2020 bezocht ik Naturalis. Het was een dag waarop het nog mogelijk was om een opgezette vleermuis te bekijken zonder de link te leggen met een dodelijk virus dat de wereld op zijn kop zou zetten. Het was de eerste keer dat ik het nieuwe museum bezocht aan de Darwinweg in Leiden. De imposante hal, de entreezaal die je langs dieren in uiteenlopende landschappen voert en de eerste ontmoeting met huistyrannosaurus Trix, maakten me enthousiast. Maar op de terugweg naar het station, lopend langs het Pesthuis, waar eerder de ingang van het museum was, werd ik toch wat overvallen door een verlangen naar het verleden. Naar het oude Naturalis van de Oerparade vol fossielen en uitgestorven diersoorten en van het Natuurtheater met ontelbare opgezette dieren, kristallen en mineralen, vitrines vol botanische objecten en insecten op spelden. Ze hadden me tijdens al die bezoeken weliswaar geen encyclopedische kennis van de natuur opgeleverd, maar dat lag aan mij want die mogelijkheid was er wel geweest.
Foto rechts: Vleermuisvrouwtje uit Java, verzameld in de negentiende eeuw. Bron: Naturalis Diversity Center.
Wat me iedere keer bewoog om erheen te gaan was dat je, vanaf de loopbrug gekomen, een wereld instapte waar de soortenrijkdom van fauna en flora, de diversiteit van leven in verschillende tijden en plaats en de verzamelwoede van generaties van natuurhistorici voelbaar aanwezig waren. De nieuwe opstelling in Naturalis is meer gericht op de vlotte blik dan de verstilde vergaping. Dit natuurhistorische museum is bovenal een prettig familiemuseum, geschikt voor een leuk dagje uit. Er is slechts een fractie van de immense collectie te zien. Commercieel gezien alleszins te begrijpen maar de echte liefhebber - naar de ‘buitenwereld’ toe toch de ambassadeur van de natuurhistorische zaak – trekt daarbij wel een beetje aan het kortste eind.
Passie voor stoffige musea
In iets andere woorden trekt liefhebber pur sang Fred de Ruiter in zijn boek Natuurschatten eenzelfde conclusie. Hij vraagt zich af of er ‘achter al die familieaccenten nog iets te ontwaren is van de historie van deze musea, de cultuur van de verzamelaars en de onderzoekers, de vormgevers van deze museumcultuur?’ In zijn vraagstelling beperkt hij zich niet tot Naturalis, waar hij overigens niet negatief over is (‘een leuk familiemuseum’). In Natuurschatten neemt hij de lezer mee op een tocht langs 24 natuurhistorische collecties in Nederland, in grote en kleine musea. Hij doet dit nadat hij eerst het verleden en de meest recente ontwikkelingsgang van de verzamelingen heeft beschreven en suggesties heeft gegeven voor de toekomst. In de beschrijving van het verleden is ruim aandacht voor de verschillende collecties die nu zijn samengevoegd in die van Naturalis Biodiversity Center.
De Ruiters passie voor het onderwerp spat van de pagina’s af en daarbij steekt hij niet onder stoelen en banken dat hij houdt van de klassieke natuurhistorische tentoonstelling vol stampvolle kasten, zoals deze bijvoorbeeld nog te zien zijn in het Teylers Museum in Haarlem en Natura Docet in Denekamp. In de inleiding geeft hij aan dat zijn liefde begon bij de ‘stoffige musea’, maar dat hij door studie en betrokkenheid bij de museumwereld begrijpt dat die langzamerhand verdwijnen. ‘Ik snap nu beter waarom dat gebeurt. Maar ik heb er ook moeite mee.’ ‘De cultuur van een natuurhistorisch museum dat ook nog interessant is voor volwassenen is aan het verdwijnen.’
Dat De Ruiters opvattingen niet altijd stroken met de visie van de Stichting Nederlandse Natuurhistorische Collecties – een van de organisaties die heeft bijgedragen aan de totstandkoming van dit boek – blijkt uit het slotwoord dat volgt op het hoofdstuk waarin de auteur vooruitblikt. Zij delen niet zijn zorgen over vervlakking, maar zien de vernieuwingen als een teken dat de musea hun stoffige imago hebben afgeworpen en ‘meer aandacht geven aan hun publieke taken en het toepassen van nieuwe, museale presentatievormen’.
Hoewel de meningen dus verschillen hoe het er nu voor staat, dat er in een rijk verleden is van natuurhistorische verzamelingen staat wel vast. Daarvoor hoef je alleen maar te bladeren langs de pakweg eerste honderd bladzijde van Natuurschatten. De scherpe foto’s en illustraties laten prachtige kabinetten zien en markante koppen van de pioniers die naturalia van over de hele wereld verzamelden en naar Nederland brachten. De wortels van de collecties zijn te vinden in de zeventiende, achttiende en natuurlijk vooral in de verzamelrijke negentiende eeuw. Gelukkig zijn er in de vorige en deze eeuw nog steeds enthousiastelingen die hun ziel en zaligheid leggen in het beheren en verrijken van hun verzamelingen. Zij zetten zich onder meer in voor het in standhouden van de regionale musea. Uit de beschrijvingen blijkt dat sommige musea er beter voor staan dan andere. De bijzondere omstandigheden van 2020 waarin musea de deuren dicht moesten houden, zal het niet gemakkelijker hebben gemaakt voor degene die het al moeilijk hadden. Het is te hopen dat Natuurschatten geen requiem blijkt te zijn voor enkele van deze plekken.
Dode darwinvinken en platte mollen
En dan is er nog een boek over natuurhistorie: Van onschatbare waarde, 200 jaar Naturalis. Medewerkers van Naturalis en gastschrijvers beschrijven tal van objecten die het instituut herbergt. Het goud van de omslag is een symbolische weergave van de inhoud. Wat een rijkdom. In sommige gevallen in letterlijke zin, zoals de edelstenen die koning Willem I aan het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie schonk of een zestiende-eeuws herbarium. In andere gevallen in overdrachtelijke zin, zoals de 2739 mollen die verzamelaar Willem van Heurn bijeenbracht om kleurverscheidenheid te kunnen vaststellen. Voor de wetenschap zijn alle objecten onbetaalbaar en dat is te lezen en te zien. Een setje platgedrukte mollen heeft het zelfs gebracht tot de omslag, evenals vijf darwinvinken met etiketten aan hun pootjes.
Door de opzet van het boek waarin aan ieder object twee pagina’s zijn gewijd, is de verscheidenheid aan onderwerpen in deze uitgave van 318 pagina’s enorm. De items zijn geclusterd in vier thema’s die in het kort de rol van Naturalis omschrijven: Verzamelen, Bewaren, Gebruiken en Midden in de maatschappij. Als lezer blijf je ontdekken. Over de objecten zelf, maar ook over de ontdekkers, de verzamelaars en wetenschappers die waarde hebben toegevoegd aan de vondsten. Of het nu gaat over het ontleden van een enorme bultrugwalvis met vlijmscherp gereedschap of het geduldig verzamelen van kleine zeepokken die vergroeid zijn in de huid van dezelfde soort walvissen; het samenspel tussen natuur en mens blijft fascineren. Het enthousiasme over het boek geeft zeker ook aanleiding om toch weer met een frisse blik naar Leiden terug te keren. Misschien heb ik na het eerste bezoek wel te snel geoordeeld en zal ik met meer dan een vlotte blik de natuurschatten nog eens goed bekijken. Waarschijnlijk is de opstelling van het museum dan alweer geëvolueerd. Naturalis is namelijk een levend museum dat hoort bij een topinstituut. Om met de woorden van Fred de Ruiter te besluiten: ‘Het is nooit af en zal meebewegen met de tijd. ‘
Fred de Ruiter
Natuurschatten, Natuurhistorische collecties in Nederlandse musea
Utrecht 2020
ISBN 978-90-5345-560-9
€ 24,95
224 pag.
Uitgeverij Matrijs
Eulàlia Gassó Miracle en Tiny Monquil-Broersen samenstelling en redactie
Van onschatbare waarde, 200 jaar Naturalis
Zutphen 2020
ISBN 978-94-6249-627-9, € 29,95, 318 pag.
Walburg Pers