HAAGSE JAREN. DE POLITIEKE MEMOIRES VAN RUUD LUBBERS
Lubbers zelf heeft publicatie van het boek jarenlang tegengehouden. Geen idee waarom.
De uitgever omschrijft het boek als volgt: "Haagse jaren van Theo Brinkel is een onthullende autobiografie en een uniek historisch document ineen." Dat is een merkwaardige zin. Het gaat over Lubbers, maar Brinkel is de auteur. Dus is het geen autobiografie. En als het werkelijk onthullend zou zijn dan is het vanzelfsprekend een uniek historisch document. We hebben het hier namelijk over de man die gedurende twee decennia een hoofdrol speelde in de Nederlandse politiek. Minister van Economische Zaken in het kabinet Den Uyl (1973 – 1977), fractieleider van het CDA (1978 – 1982) en premier van drie kabinetten tussen 1982 en 1994.
‘Haagse jaren’ is een terugblik van Lubbers op zijn politieke loopbaan, opgeschreven door Theo Brinkel. Ook de internationale verwikkelingen komen aan bod. Daarbij ligt het accent op de Europese samenwerking. Theo Brinkel is de auteur van de inleiding (‘Opmaat’). Daarin schetst hij een mooi portret van Lubbers als mens en politicus. Vervolgens schuift Brinkel zijn toetsenbord aan de kant en laat hij Lubbers aan het woord. Tussen 1991 en 1995 spreken Lubbers en Brinkel (CDA-insider) 15 keer met elkaar. De bedoeling is uitdrukkelijk de politieke memoires van Lubbers vast te leggen. Wat is het resultaat?
Het is in ieder geval geen “onthullend” verslag geworden. We volgen Lubbers op zijn tocht naar het hoogste ambt in het land. Wat opvalt is zijn gedrevenheid om, vanuit zijn katholieke geloofsovertuiging en maatschappelijke betrokkenheid, mee te doen aan het politieke debat. Helaas voor de lezer uit die gedrevenheid zich vooral in een technocratische beschrijving van de nationale en internationale politieke verwikkelingen waarin Lubbers verzeild raakt. Wie Lubbers als politicus heeft meegemaakt herkent meteen de omslachtige formuleringen en wijdlopige argumentatie. Dat maakt ‘Haagse jaren’ taaie kost.
Ik was benieuwd hoe hij de jaren in het kabinet Den Uyl heeft ervaren, de botsingen tussen Van Agt en Den Uyl, zijn imago als no-nonsense premier, het Brinkman-drama en de blokkade van Helmut Kohl van Lubbers’ kandidatuur voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Wees gerust, het staat er allemaal in. Maar Lubberiaans geformuleerd. Dit tekent Brinkel bijvoorbeeld op wanneer Lubbers vertelt over het Verdrag van Maastricht (p.329): “Het Verdrag van Maastricht is aanvaardbaar vanuit mijn kijk op Europese integratie. In de periode voor Maastricht sta ik midden in het integraal-Europa denken, volgens het communautaire model, inclusief een sterk Parlement en een sterke Commissie. Ik neig naar het federalisme.”
Begin 1994 profileert Elco Brinkman zich nadrukkelijk als opvolger van Lubbers. Brinkman wordt terzijde gestaan door ‘mannetjesmaker’ Frits Wester. De oude garde van het CDA moet weinig van de nieuwe aanpak hebben, ook al omdat Brinkman zich afzet tegen het kabinet Lubbers. De verhoudingen binnen het CDA verslechteren en in de peilingen zakt de partij ver weg. Lubbers ziet al een Paars (VVD-PvdA) kabinet Kok aan de horizon opdoemen. Als Brinkman terugkomt van een reis naar Indonesie spreekt Lubbers hem aan. Misschien is terugtreden een optie? Een truc met meerdere lijsttrekkers? Hoe verliep dat gesprek? Werd er gevloekt, gescholden, gehuild? Dit is Lubbers’ versie van deze ongetwijfeld emotionele ontmoeting (p. 348): “Deze suggesties leg ik tentatief en voorzichtig aan Elco voor (…). Hij neemt kennis van mijn adviezen, maar legt ze goeddeels naast zich neer. Hij wil doorgaan met zijn persoonlijke profilering. Voor mij is wel duidelijk dat een advies alleen bruikbaar is als de lijsttrekker ermee uit de voeten kan.”
Lubbers zelf heeft publicatie van het boek jarenlang tegengehouden. Geen idee waarom. Er worden geen geheimen prijsgegeven. Al helemaal niet in de privé-sfeer. Niemand wordt beschadigd. Natrappen is er niet bij. Het CDA verliest bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 20 zetels (van 54 naar 34) en staat politiek voor het eerst aan de zijlijn. Een commissie onder leiding van mevrouw Gardeniers (‘Til’) evalueert de campagne. Lubbers gaat met de commissie in gesprek. Hoe verloopt dat? We zijn razend benieuwd! Hiermee moeten we het doen: “Ik ben tegenover de commissie-Gardeniers openhartig. Til belt mij er later over op om mee te delen dat zij het een voortreffelijk gesprek heeft gevonden. Ik maak geen geheim meer van het werkelijk verloop der dingen.” (p. 372).
Notulist Theo Brinkel verdedigt zich al in de verantwoording (p.18) voor het ontbreken van het persoonlijke element in deze memoires. “Het is een politiek verhaal geworden. Ik houd me aan het advies van Ruud Koole (politicoloog en ex-voorzitter van de PvdA, RM): persoonlijke informatie die van geen belang is voor een goed functioneren van de politicushoeft niet te worden opgenomen in een politieke biografie. Wie van smeuïge verhalen uit zijn persoonlijk leven houdt moet dan ook ergens anders wezen.”
Respectabel uitgangspunt natuurlijk, maar het is ook een gemiste kans om het technische bedrijf van de politiek te koppelen aan de menselijke kant. ‘Haagse jaren’ is daarom vooral interessant voor wetenschappers, studenten en insiders in de Haagse politiek. Hoewel ik het boek vanuit een positieve grondhouding heb gelezen is het werkelijk verloop der dingen nog steeds een geheim. Ik voel me toch wat belubberd.
Theo Brinkel
Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers
Amsterdam, 2020
Uitgever AmboAnthos
432 pagina's
ISBN 9789026352607
€24,99