VAN VONDST TOT VERHAAL. ARCHEOLOGISCHE VONDSTEN IN PARTICULIER BEZIT.
Een verbluffend verhaal in tekst en beeld over de schatten in het Nederlands bodemarchief.
"Voor u ligt een boek vol prachtige vondsten die gedaan zijn door vrijwilligers in de archeologie." Met deze woorden trapt 'Van vondst tot verhaal. Archeologische vondsten in particulier bezit', af. Wat volgt is een verbluffend verhaal in tekst en beeld over wat het Nederlands bodemarchief herbergt, wat aan het licht is gebracht omdat professionele en hobby-archeologen hun krachten hebben gebundeld.
Amateurs en professionals
De relatie tussen professionele archeologen en detectorzoekers was jarenlang gespannen te noemen. Van beide kanten waren er mannen en vrouwen die elkaar de hand reikten, maar over het algemeen was er twijfel over de bedoelingen van de ander. 'Zijn die zoekers niet uit op snel gewin en weten ze wel dat ze met hun gegraaf ons waardevolle bodemarchief verstoren' dachten de profs. De detectoraars twijfelden of de gegevens van hun vindplaatsen wel in vertrouwde handen waren: ‘Wie weet lopen er binnenkort vreemde snuiters op ‘mijn akker’?’
PAN
Die negatieve gevoelens zijn niet als sneeuw voor de zon verdwenen. Dat is een gezamenlijke inspanning geweest waar het project Portable Antiquities of the Netherlands (PAN) een sleutelrol in heeft gespeeld. Het doel van PAN is om oudheidkundige vondsten in privébezit te documenteren en online te publiceren, en zo de informatie over de vondsten en hun vondstlocatie beschikbaar te maken voor wetenschap, erfgoedonderzoek, musea en alle andere geïnteresseerden. Hoewel het project pas in 2016 van start is gegaan – als initiatief van Stijn Heeren en Nico Roymans van de Vrije Universiteit – ligt er nu al een publicatie die het succes bewijst: 'Van vondst tot verhaal'.
Dat de boodschap van de initiatiefnemers is aangeslagen, blijkt uit de resultaten die in 'Van vondst tot verhaal' staan. Tot aan de zomer van 2021 zijn 89.000 objecten gemeld waarvan ruim 60 procent is gedetermineerd. Er zijn meer dan 1.100 zoekers als account geregistreerd. De bereidheid om te melden is daarmee vele malen groter dan bij eerdere – minder toegankelijke – systemen het geval was. Hoewel de auteurs waken om overhaaste conclusies te trekken, geeft het aan dat er vertrouwen is onder zoekers. En gezien de aanzienlijke toename van het aantal vondstmeldingen door de jaren heen groeit dat vertrouwen. De database is ook geschikt gemaakt voor andere vondstgroepen waardoor naast detectorzoekers ook andere hobby-archeologen hun collectie kunnen registreren. Het past binnen de doelstelling: ‘De ambitie van PAN is om samen met vrijwilligers en professionals alle relevante collecties archeologische vondsten digitaal te ontsluiten en daardoor beschikbaar te maken voor erfgoed- en wetenschappelijk onderzoek.’
Nieuwe inzichten
Na het inleidende hoofdstuk over het doel van PAN en de voorlopige resultaten is er alle ruimte voor de vondsten. Kern van het boek vormt het hoofdstuk ‘PAN-vondsten in vogelvlucht’ waarin per regio het aantal vondsten en de aard van de vondsten per periode worden beschreven en getoond.
Er zijn vijf regio’s:
• Regio Noord (Groningen, Friesland, Drenthe)
• Regio Westelijk Kustgebied (Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland)
• Regio Midden (Overijssel en Flevoland)
• Regio Centraal (Gelderland en Utrecht)
• Regio Zuid (Noord-Brabant en Limburg)
Per regio komen ook zoekers zelf in beeld, onder wie de vinders van de schatvondst in het Twentse Springendal. Door een gezamenlijke inspanning van detectoramateurs en professionele archeologen kwam daar een schat van hoge wetenschappelijke waarde uit de bodem. Deze vondst heeft namelijk direct impact op het beeld dat we hebben van de Merovingische periode aan de rand van het Frankische Rijk. ´Door deze vondsten staat Twente ineens op de kaart als belangrijke regio in de vroege middeleeuwen.´ Kortom, de vondstmeldingen beïnvloeden direct onze kijk op de geschiedenis.
Het hoofdstuk ‘PAN-vondsten in vogelvlucht’ eindigt met een vergelijk tussen de verschillende regio’s om te verklaren of en welke vondsten worden gedaan. Bepalend is daarbij het moderne landgebruik van de locaties: ‘Regio’s met veel akkerland en boomgaarden kennen een groot aantal vondstmeldingen, terwijl in gebieden met grasland of minder vruchtbare gebieden zoals heidevelden en duinen nauwelijks vondsten zijn gemeld.’ Ook de diepteligging en de bodemsoort zijn bepalend voor de zoekresultaten.
Na deze vlucht door Nederland volgen vijf verdiepende hoofdstukken over onderwerpen waar de vondstmeldingen in PAN hebben gezorgd voor verbeterd inzicht in het verleden:
• Verloren, verlaten en gevonden: Bronstijdvondsten in PAN
• Keltische munten en muntschatten: IJzertijdvondsten uit de periode van Julius Caesars verovering
• Grensoverschrijdingen: Romeins-Germaanse interactie
• Aan de hand van symbolen: Christelijke beeldtaal bezien vanuit vondsten in PAN
• Van de Tachtigjarige Oorlog tot Napoleon: Sporen van conflicten uit de nieuwe tijd
Eerbetoon
Hoe boeiend het ook is om de bevindingen te lezen, wat direct in het oog springt in het boek zijn de vele, scherpe illustraties van voorwerpen, landschappen, re-enactors en niet in het minst detectoramateurs zelf. Want als de makers iets duidelijk maken is dat 'Van vondst tot verhaal' een eerbetoon is aan de zoekers die van PAN een succes maken. Nergens wordt dat beter verwoord dan bij het kader over de Twentse schatvondst die al eerder is aangehaald: ‘Dit is mogelijk gemaakt door de vinders: zij hebben de vondst gemeld bij PAN, en belangrijk is ook hun nauwgezette detectiewerk tijdens de opgraving, met meer precisie dan menig archeologische organisatie zou kunnen realiseren.’ Een mooi compliment gevat in een prachtig boek.
Stijn Heeren, Mirjam Kars, Vincent van der Veen
Van vondst tot verhaal, Archeologische vondsten in particulier bezit
Utrecht, 2022
ISBN 978-90-5345-587-6
136 pag.
€ 19,95
Uitgeverij Matrijs