PARALLELLE SPOREN
Dubbelbiografie over grondleggers van de archeologie in Nederland.
Jan Hendrik Holwerda en Albert Egges van Giffen waren twee grondleggers van de Nederlandse archeologie. Ondanks dat niemand in hun vakgebied in de eerste helft van de twintigste eeuw om hen heen kon, wisten zij elkaar zoveel mogelijk te vermijden. Hun sporen kruisten zich zelden. Desondanks waren hun levens door hun professie met elkaar verbonden. Er was sprake van parallelle sporen, zoals de titel van Leo Verharts dubbelbiografie weergeeft.
In mijn boekbespreking over 'Tussen wetenschap en wandelgangen' beklaagde ik me erover dat er nog geen biografie was van Albert Egges van Giffen, ondanks dat hij een onuitwisbare invloed heeft gehad op de Nederlandse archeologie. Of prehistoricus-publicist Leo Verhart heeft dit ter harte genomen en een korte tijd ontstellend hard gewerkt; of ik was onwetend dat hij al lange tijd werkte aan een biografie. Het laatste is het geval.
Het resultaat van twintig jaar onderzoek zijn twee indrukwekkende gebonden boeken. In totaal is de omvang van de biografie 1216 pagina’s, waarvan bijna 200 pagina’s aan noten en literatuur. Om zoveel te kunnen melden, vraagt jarenlang aan verzamelen. Verhart vertrouwt het de lezer toe in zijn voorwoord: hij was al zo lang bezig dat hij het de hoogste tijd vond voor de volgende stappen: ordenen en schrijven. Wat hij eveneens aangeeft, is dat dit omvangrijke werk toch slechts een tussenstand is vanwege het gegeven dat sommige bronnen nog niet beschikbaar zijn. Het is niet anders. De auteur maakt het vergelijk met de archeologie waarbij niet alles bewaard is gebleven; je moet het doen met de gegevens die je hebt.
De paden van Jan Hendrik Holwerda en Albert Egges van Giffen kruisen zich slechts in het begin van de jaren 10 van de twintigste eeuw als de jonge noorderling Van Giffen komt werken in het Leidse Rijksmuseum van Oudheden. De vader van Holwerda is er directeur en hoewel deze man zijn museum met hart voor zijn medewerkers bestuurt, ontstaat er toch een hevig conflict tussen de Holwerda’s en Van Giffen. Het zou nooit meer goedkomen. Inhoudelijk zien we de botsing van twee professionele richtingen. In Leiden bezagen ze archeologie vanuit een klassieke achtergrond, gericht op de materiële cultuur. Holwerda was hier een vertegenwoordiger van. Van Giffen stelde juist de natuurwetenschappelijke aanpak voorop. Hij ontwikkelde zich als een uitstekend veldarcheoloog die oog had voor de geologie, bodem en grondsporen. Het conflict was echter ook van persoonlijke aard. De karakters botsten.
Hoewel Verhart het beschrijft zonder partij te kiezen, overheerst bij mij toch vooral het gevoel dat Van Giffen gewoonweg een irritante kerel was: overtuigd van zijn eigen kwaliteiten, afspraken niet nakomend en de vinger wijzend naar anderen voor wat hij als miskenning van zijn kwaliteiten opvatte. De Holwerda’s waren dan ook niet de enige met wie hij het aan de stok kreeg. Hij ging het niet uit de weg mensen te beschadigen als zijn belangen daarmee waren gebaat. Zijn ondernemendheid, het vasthouden aan de eigen koers en krachtige charisma droegen er daarentegen wel aan bij dat hij decennialang de toren was waarnaar werd opgekeken in het archeologisch landschap. ‘Met zijn enorme werkkracht, volharding en organisatietalent veranderde hij de Nederlandse archeologie in hoog tempo en oogstte daarmee internationale roem. Alles voor de archeologie zal zijn motto zijn geweest, al sprak hij dat nooit uit.’
Van Giffen werkte tot zijn dood in 1973 aan zijn eigen onmisbaarheid. Zijn tegenpool Holwerda was toen al ruim twintig jaar eerder overleden. Deze protagonist was behouden, sympathiek en bescheiden, op het verlegene af. Na zijn pensionering in 1939 en het daarop volgende vertrek uit Leiden raakte hij enigszins in de vergetelheid. Toch zijn Holwerda’s verdiensten niet te onderschatten. Door zijn populariserende publicaties en het verruimen van de toegankelijkheid van het RMO voor een breder publiek werkte hij eraan om de belangstelling voor de archeologie te laten groeien.
Met 'Parallelle sporen' is er nu een monument voor deze twee grondleggers van de archeologie. De omvang van de boeken hoeft niet te ontmoedigen. Er zijn volop zwartwit afbeeldingen van de hoofdpersonen en de plaatsen en sites waar zij zich ophielden. Verhart maakt zijn teksten niet moeilijker dan nodig. Aangezien hij zich richt op de mensen en archeologische instanties en niet op de opgravingen komen er amper vaktermen voor. De vele tussenkopjes zorgen dat het nergens uitzichtloos wordt om dit kloeke werk door te nemen.
Foto rechts: Jan Hendrik Holwerda en zijn vrouw tijdens een opgraving. Foto uit besproken boek.
Waar ik minder enthousiast over ben, is de keuze om zoveel informatie te bieden. Soms vroeg ik me af waarom de auteur ergens aandacht aan besteedt. Om te melden dat het echtpaar Holwerda hun fietsen thuisliet omdat het op een eerdere reis er geen gebruik van had gemaakt (pag. 133), draagt weinig bij aan de kijk op deze mensen. Personen die verder geen rol spelen in het verhaal krijgen toch enkele regels aan zich gewijd vol feiten. Het zijn slechts voorbeelden van waar het iets teveel van het goede is. Wat het me als lezer moeilijk maakte om de aandacht erbij te houden was dat de chronologische opzet – na hoofdstuk 6 laat Verhart dat enigszins los – in combinatie met de uitvoerigheid, het zicht vertroebelde op waar het echt om ging. In het hoofdstuk over de samenwerking van Holwerda en Van Giffen gaat het van de ene uitbarsting naar de andere Wiedergutmachung en weer terug. Het dag-tot-dagverslag geeft weliswaar een compleet beeld van actoren en omstandigheden maar de kern raakt erdoor ondergesneeuwd. In het laatste hoofdstuk ‘Terugblik’ vat de auteur samen en analyseert en dat helpt om het beeld scherp te krijgen.
De kritische noot terzijde past hier bewondering voor het werk dat Leo Verhart heeft ondernomen om de vormende jaren van de Nederlandse archeologie en het leven van de twee archeologen die hierin een hoofdrol speelden, in woord en beeld te brengen.
Leo Verhart,
Parallelle sporen, Een dubbelbiografie over de archeologen Jan Hendrik Holwerda (1873-1951) en Albert Egges van Giffen (1884-1973),
ISBN 978 90 5345 586 9
1216 pag., 2 banden
€ 89,95 (introductieprijs € 75,00)
Uitgeverij Stichting Matrijs
Utrecht 2022