KUNST IN HET DERDE RIJK. VERLEIDING EN AFLEIDING.

Geplaatst op 21 februari 2024 door Redactie
Kunst in het derde rijk. Verleiding en afleiding.
Schermafbeelding van www.museumarnhem.nl. Detail Albert Janesch, Watersport, 1936

De tentoonstelling ‘Kunst in het derde rijk’ in Museum Arnhem dompelt je meteen onder in het verleden.

Een tijdlijn in de eerste zaal geeft een goed beeld van opeenvolgende politieke gebeurtenissen in Duitsland die achteraf van invloed zijn geweest op de wereldgeschiedenis. Ook de kunstwereld kreeg te maken met het nationaalsocialisme. Hitler gebruikte kunst als propagandamiddel om zo veel mogelijk mensen achter zijn ideeen te krijgen.  

Tijd om verder te lopen in de zalen van Museum Arnhem. In de nationaalsocialistische idee was alleen plaats voor traditionele en nationaalsocialistische kunst. Kunstrichtingen als het kubisme, dadaïsme, abstracte kunst en expressionisme waren uit den boze. Kunstenaars van deze kunstrichtingen vielen onder Joodse en/of ‘Entartete Kunst’.

In vitrines liggen boekjes over de ‘Grosse Deutsche Kunstausstellung’ in 1943 in het Haus der Deutsche Kunst zu München. Er hangen foto’s en posters, waaronder een foto van de tentoonstelling van ‘Entartete Kunst’ in München in 1937.

 Als je langs de nationaalsocilaistische kunst wandelt valt een aantal thema’s op: de nadruk op natuur, het platteland, realisme, vrouwen, sterke mannenlichamen en de industrie als onderwerp. Het uitbeelden van armoede, de kerk, maatschappijkritiek en de grote stad werd in nationaalsocialistische propaganda afgekeurd. Het leven in de grote stad, zou bijvoorbeeld een broeinest van verzet kunnen worden. Een voorbeeld van wat wel mogelijk was, is het schilderij ‘Altstadt’ van Josef Wahl uit 1932.

Oorlog was een belangrijk onderwerp. Carl Busch beeldde de slag om Stalingrad uit. Duitsland leed daar in 1943 een zware nederlaag. Adolf Reich schilderde ‘Das grössere Opfer,’ een belangrijk propagandistisch werk (afbeelding links). Want Hitler wist de nederlaag zo te draaien dat de boodschap werd: 'onze soldaten hebben hun leven gegeven voor het Duitse volk, dus blijf deze oorlog steunen, onze gevallen soldaten zijn nationale helden.'

 Vaak zijn de voorstellingen superrealistisch, alsof de mensen die erin voorkomen zo uit het schilderij kunnen stappen. Zoals ‘Die Kunstzeitschrift’ van Udo Wendel. Het grenst aan fotorealisme. Alles is precies zo geschilderd om de kijker (het volk) te verleiden om de waarden die Hitler voor ogen stond te omarmen.

Het landschap is een terugkerend thema in de Duitse schilderkunst onder Hitler. Het stond symbool voor ‘Lebensraum' voor het Duitse volk. De thema’s ‘gezin’en ‘boerenleven’ symboliseerden een historische band tussen land en volk.

Het schilderij dat me het meest raakte was ‘Jonge bloeiende dennenboom’ (1939) van Fritz Vahle. Fraai kleurgebruik, licht/donker werking, realistisch maar tegelijk wonderlijk en ook prominent aanwezig. Het zou naar mijn idee ook gemaakt kunnen zijn buiten de nazikunst om. Geen ongemakkelijk gevoel, zoals ik dat wel heb bij veel andere schilderijen, waarop duidelijk militairen, hakenkruizen en oorlogsindustrie en de moed om je op te offeren te zien zijn. Je weet dat het schilderij van Vahle gemaakt is in de aanloop naar WO II en dat het thema geliefd was bij nationaalsocialisten. Maar er is geen duidelijke propagandistische boodschap. Dat is dubbel. Wordt de kijker door deze kunst verleid, afgeleid of vindt hij het kunstwerk gewoon mooi, zonder er een waarde van buitenaf aan te koppelen?

 De tentoonstelling toont een breed scala aan thema’s die de nationaalsocialistische ideeën moesten voeden en werden ‘verkocht’ aan het volk. Tegelijk maakt de tentoonstelling de pijn voelbaar van kunstenaars die geleden hebben onder het naziregime van Hitler.

 ‘Kunst in het derde rijk’ van Jelle Bouwhuis en Almar Seinen is de titel van het boek bij de tentoonstelling. Gregor Langfeld, Sabine Branti, Christian Fuhrmeister en Gregory Maertz droegen ieder een essay bij. Bouwhuis en Seinen schreven korte portretten van de kunstenaars van wie werk op de tentoonstelling te zien is.

 Langfeld vindt het belangrijk dat men de ogen voor nazikunst niet sluit. Een alerte waarneming ervan vindt hij net zo belangrijk. Branti schrijft in haar essay dat Hitler het idee verwierp  dat kunst internationaal was. Branti stipt aan dat volgens Hitler de standaard van alle artistieke prestaties was verankerd in het ‘Arische ras.’  Fuhrmeister vraagt zich in zijn essay af of de ‘Grosse Deutsche Kunstausstellung’ succesvol was. Maertz merkt in zijn essay op dat kunstenaars die gezien werden als ‘entartet’ en/of vervolgd werden onder het naziregime, van de Geallieerden geen voorzieningen kregen voor rehabilitatie. Volgens Maertz was er geen ‘ont-ontaardingsproces’ vanuit de nieuwe West-Duitse Bondsrepubliek. Het boek is een boeiend geheel met prachtig fotomateriaal.

De tentoonstelling in Museum Arnhem is nog te zien tot en met 14 april 2024.

Een impressie van de tentoonstelling op YouTube:

Bericht geplaatst in: recensie