VERENIGD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN (1815-1830)
Over de enorme macht van Willem I en zijn relatie met morrende Belgen. Over het Amortisatiesyndicaat, de Tiendaagse Veldtocht en de verhoudingen met Frankrijk, Duitsland en Engeland. Over de Nederlandse Handelsmaatschappij en de Société Générale. Over een opera die in Brussel werd opgevoerd en het einde inluidde van het Verenigd Koninkrijk. Over een Nederlandse vorst die zijn werk niet kon afmaken.
Zoals in het artikel over de Franse Tijd werd beschreven was de periode waar de Fransen en de Bataven het voor het zeggen hadden in Nederland een roerige periode. De bevolking leefde in een tijd waarin verschillende staatsgrepen werden gepleegd en het Nederlandse volk uiteindelijk berooid moest leven in een politiestaat.
In 1813 werd Napoleon echter verslagen en werd hij verbannen door de overwinnaars. In november van dat jaar werd Willem I aangesteld als nieuw soeverein vorst in de Nederlanden. Dit nadat er op hoog politiek niveau in 1814 tijdens het Congres van Wenen de nieuwe landkaart van Europa werd ingetekend. De overwinaars van Napoleon stelden zich op het standpunt dat er een nieuwe machtige bufferstaat boven Frankrijk moest komen te liggen. België alleen werd te zwak bevonden, dus daarom werd overeengekomen dat er een nieuwe staat moest komen, bestaande uit België, Luxemburg en de Noordelijke Nederlanden. Bij elkaar moesten zij het Verenigd Koninkrijk gaan vormen onder leiding van een soeverein vorst, Willem I, de zoon van de in 1795 gevluchte stadhouder Willem V en prinses Wilhelmina van Pruisen. Willem I (1772-1843) werd echter nogal apathisch ontvangen door de bevolking van de Noordelijke Nederlanden. Niet verwonderlijk na alles wat er was gebeurd in de jaren ervoor.
Waterloo
Voordeel van de nieuwe indeling, die voor een belangrijk deel uit de koker van Engeland kwam, was dat Nederland zijn kolonies terug kreeg. De verschillende gebieden in Nederland waren daarover verheugd maar toch bestond er vooral bij de Zuidelijke Nederlanden onvrede over de samenwerking. Immers, het zuidelijk deel was katholiek en het noorden protestants. Bovendien was het zuiden met drie miljoen inwoners rijker dan het noorden met twee miljoen mensen. De twijfel van de Belgen werd echter weggenomen doordat Napoleon na zijn verbanning wist terug te keren en richting België optrok. Bij Waterloo werd hij echter definitief verslagen. Door deze nieuwe agressie hadden de Belgen nu echt genoeg van de Fransen en stemden in met een samenwerkingsverband met de Noordelijke Nederlanden.
Tijdens de Slag bij Waterloo vocht bovendien de zoon van Willem I, Willem II, dapper mee en dat schepte vertrouwen bij de Belgen. Na de instemming kwam er in 1815 een nieuwe herziene grondwet, waarbij de koning alle macht had. Willem I was nu een bijna absolutistisch vorst. Willem ging regeren bij Koninklijk Besluit, wat inhield dat alles wat hij besliste ook daadwerkelijk moest worden uitgevoerd. Een van de gevolgen van de grondwetswijzigingen was dat de Tweede Kamer van 55 leden werd verdubbeld naar 110 leden. De Staten-Generaal werd op verzoek van de Tweede Kamer verdeeld in een Eerste en Tweede kamer. De functie van controlerend orgaan die de Eerste kamer kreeg bestaat ook vandaag de dag nog. De Belgen waren bang voor een radicale koning en wilden een rem op de democratie door het instellen van een Eerste Kamer. Echt democratisch was het allemaal echter niet. De leden van de Eerste Kamer werden benoemd door koning Willem I. De leden van deze kamer werden ook wel de Menagerie du Roi genoemd: de vrienden van de koning.
De Hollandse Rekenkunde
De Grondwet moest goedgekeurd worden door het volk. De Staten-Generaal in de Noordelijke Nederlanden stemde in. De Zuidelijke Nederlanden hadden echter geen Staten-Generaal dus liet Willem I 600 leden van de elite stemmen. De meerderheid van hen stemde tegen de nieuwe grondwet. Dit was een teleurstelling voor Willem I, maar hij had een bijzondere oplossing voor dit probleem: hij liet er de Hollandse rekenkunde op los! Dit betekende dat hij de stemmen die blanco waren en de stemmen van hen die niet waren komen opdagen om te stemmen als voorstemmers beschouwde. En daarmee was de nieuwe grondwet een feit. Het Verenigd Koninkrijk kon daarom in 1815 van start. Het was echter een valse start voor de nieuwe staat; de Hollandse Rekenkunde had een tijdbom gelegd onder het bestel en het zou een kwestie van tijd zijn voor hij zou afgaan.
Luxemburg had een bijzondere status binnen het nieuwe koninkrijk; het was privé eigendom van Willem I. Het land had de status van een Persoonlijke Unie. Formeel bestond er wel een volksvertegenwoordiging in dit land, maar in feite besliste Willem I veel alleen. De nieuwe koning had ambitieuze plannen voor het nieuwe Verenigd Koninkrijk. Ten eerste wilde hij een krachtig herstel van de welvaart en ten tweede wilde hij de Nederlanden omvormen tot één staat.
In 1815 was Nederland een verarmd land. Tijdens de Franse tijd waren de kolonies verloren gegaan en de handel en scheepvaart waren nagenoeg verdwenen. Willem I had het idee dat de industrie in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden gestimuleerd moest gaan worden. Dit betekende werkgelegenheid, nieuwe investeringen en nieuwe belastinginkomsten, wat weer gebruikt kon worden om het Verenigd Koninkrijk te verstevigen.
Willem I: 'Ik alleen beslis in alles'
In de regering zaten ministers (dienaars) die Willem I adviseerden over uiteenlopende zaken. Willem I deed ook veel zelf en hij stond bekend als een zeer harde werker. Bekend was dat hij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat aan het werk was en dat hij alle regeringsstukken zelf las. Hij at bij voorkeur één keer per dag, zodat hij veel tijd over had voor zijn werk. Zijn ideeën werden, zoals gezegd, uitgevoerd door Koninklijk Besluit. Willem I had een gezegde: ‘Ik alleen beslis in alles’. De man was feitelijk een verlicht despoot. Iemand die bijna absolute macht had, maar die oprecht het beste met zijn volk voorhad.
De koning wilde de gelijkheid in de Noordelijke- en Zuidelijke Nederlanden vergroten door uniformiteit in onderwijs, financiën, munteenheid, rechtspraak en de kerk te bevorderen. Alle kinderen moesten gelijk worden onderwezen, er moest één munt komen en dezelfde wetten in de rechtspraal moesten gelden. Er kwam controle op de kerk. Iedereen moest in de kerk de liefde voor het nieuwe vaderland aanleren.
Vanuit het Zuiden kwam echter veel verzet. De inwoners wilden onderwijs op basis van het Rooms-Katholicisme. Willem I wilde echter geen religie in het onderwijs. Het Zuiden verzette zich hiertegen. Een ander groot probleem dat Willem I veroorzaakte was zijn taalpolitiek. Dit hield in dat er in België een taalgrens werd ingesteld. De Vlamingen moesten voortaan onderwijs krijgen in het Nederlands, wat moeilijk werd met een merendeel van de inwoners van Vlaanderen die gewend was Frans te spreken. Op Vlaamse scholen moest voortaan onderwijs worden gegeven door Nederlands sprekende leraren. Dit werkte veel ergernis bij de Belgen. Verder dienden alle Vlaamse ambtenaren Nederlands te spreken en te schrijven. Tegen deze taalpolitiek kwam veel verzet. Dit verzet speelde in alle lagen van de bevolking: in de arbeidersklasse, de middenklasse en in de elite. Een deel van de Vlamingen en de Vlaamse elite was het er echter wel mee eens. De Franstalige Walen waren mordicus tegen. Ondertussen vonden de inwoners van de Noordelijke Nederlanden dat de Belgen moeilijk deden en zich star opstelden.
Het Amortisatiesyndicaat
Naast het brengen van eenheid binnen de Nederlanden had Willem zich een tweede belangrijk doel gesteld: het herstel van de welvaart binnen het koninkrijk. Het probleem hierbij was een enorme staatsschuld. In 1815 bedroeg deze 1,7 miljard gulden. En met vijf miljoen inwoners ging de helft van het inkomen op aan het afbetalen van de rente op de leningen. Failliet gaan was geen optie, dus bedacht Willem een oplossing: het Amortisatiesyndicaat. Dit was een ingewikkelde constructie om geld makkelijker af te lossen en meer geld over te houden om andere zaken in het Koninkrijk te bekostigen. Vriend en vijand was het er over eens dat Willem hier iets moois had bedacht. Deze constructie werd in het leven geroepen bij Koninklijk Besluit in 1822. Het zou in de berekening echter nog 200 jaar duren voor de gehele schuld van bijna twee miljard gulden zou zijn afgelost.
Een opmerkelijke paragraaf in de beslissing rond het Amortisatiesyndicaat was dat ‘voor het landsbelang een deel van de opbrengsten van het syndicaat konden worden aangewend’. Hier was geen controle op: Willem I kon in feite doen met het geld wat hij wilde. Hij hoefde zich hier nooit voor te verantwoorden.
Voor het stimuleren van de economie werd in de Zuidelijke Nederlanden de industrie (en dan met name de textielindustrie) nieuw leven ingeblazen. Het protectionisme deed zijn intrede. Nederlandse soldaten, marinemensen en weeskinderen werden voortaan gekleed in Nederlandse textiel. Ambtenaren werden verder dringend aanbevolen deze textiel te dragen. Bovendien werd de textiel naar de koloniën geëxporteerd. Hierdoor leefde de textielindustrie op. Om deze en andere industrieën in de Zuidelijke Nederlanden te faciliteren werd in 1822 de Société Générale opgericht. Dit was een investeringsplatform dat met instemming door de Belgen werd ontvangen.
De Nederlandse Handelsmaatschappij en De Brave Hendrik
In de Noordelijke Nederlanden werden de handel en scheepvaart gestimuleerd. In het Noorden werd in 1824 daarom de Nederlandse Handels Maatschappij (NHM) opgericht. Schepen begonnen te varen op Nederlands-Indië. Op het vervoer van textiel uit de Zuidelijke Nederlanden had de NHM het monopolie en het bedrijf werd dan ook wel gezien als een voortzetting van de VOC. De NHM kreeg exclusieve contracten om de handel te stimuleren. Deze maatschappij werd de motor achter het herstel van de Nederlandse economie.
Alle maatregelen die genomen werden waren bij Koninklijk Besluit genomen en dus ging het hele proces van regelgeving rond het economisch herstel in de periode 1815 tot 1824 erg snel. Willem I hoefde namelijk niet te luisteren naar een wetgevend of controlerend orgaan zoals vandaag de dag gebruikelijk is in democratieën.
Door middel van het onderwijs probeerde Willem één land te maken. Probleem hierbij was echter dat er in de Noordelijke Nederlanden één taal werd gesproken met één spelling. In de Zuidelijke Nederlanden werd echter vaak een dialect gesproken dat niet overeenstemde met de manier waarop in de Noordelijke Nederlanden werd gecommuniceerd. Een ander middel dat werd gebruikt om eenheid in de Nederlanden te brengen was de vaderlandse geschiedenis. De grootsheid van bijvoorbeeld de VOC en het belang van Willem van Oranje werd extra nadruk gegeven in het geschiedenis onderwijs; de Zeventiende Eeuw kreeg een belangrijke plaats bij de vorming van kinderen. Bij het opvoeden van jonge mensen hadden normen en waarden een belangrijke plaats. Het leerboek De Brave Hendrik werd zestig jaar gelezen in de scholen van de Nederlanden. In het onderwijs werd rol van religie zo klein mogelijk gehouden.
De Maatschappij tot Nut van het Algemeen
Onder Willem I ontstonden veel nieuwe scholen. Grofweg vielen er twee soorten basisscholen te onderscheiden: het openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs. Binnen het openbaar onderwijs waren er de armenscholen met slecht onderwijs en betaald door de staat en de zogenaamde tussenscholen (wat betere scholen waar een kleine bijdrage van de ouders werd gevraagd). Het bijzonder onderwijs was particulier. Ook hier bestonden twee soorten: de Maatschappij tot Nut van het Algemeen (voor de opvoeding van burgerkinderen) en de Franse scholen (duur onderwijs voor kinderen van de elite). In deze laatste school werd onder meer Frans gedoceerd.
Middelbare scholen waren er aan het begin van de Negentiende Eeuw nauwelijks. Voor meisjes was er überhaupt geen vervolgonderwijs. Bij de jongens ging alleen een klein groepje rijke kinderen door. Zij vervolgden hun onderwijs na de lagere school aan een Latijnse school en daarna aan de universiteit. De colleges aan de universiteit werden gegeven in het Latijn. Het aantal jongens dat de hoogste vorm van onderwijs genoten was erg klein: aan de drie universiteiten studeerden zeven honderd jonge mannen.
De kerk stond onder staatscontrole. Er was een speciaal ministerie van de Protestantse en Rooms-Katholieke Eredienst. De kerk speelde wel een heel belangrijke sociale rol. In de Nederlanden was het overgrote deel van de bevolking arm; vijftig procent leefde onder de armoedegrens, met minder dan 300 gulden per jaar te besteden. De kerk predikte dat het ‘goed is om arm te zijn.’ Mensen moesten tevreden zijn met hun positie. Het leven stond volgens de kerk immers in dienst van het hiernamaals en daar moesten de arme kerkgangers zich op richten. Dit kwam de stabiliteit van de maatschappij ten goede. Liefde voor de vorst en het vaderland was de boodschap van de verkondigers van het evangelie.
De Welvaart
Willem I deed veel om de welvaart in het verarmde Nederland te verhogen, maar ondertussen had hij grote moeite om van de Zuidelijke- en Noordelijke Nederlanden één staat te maken. Midden jaren twintig van de Negentiende Eeuw werd duidelijk dat er veel verzet in het Zuiden was tegen één staat, terwijl het Noorden juist erg positief was over de inzet van Willem I. Het Zuiden had problemen met de inrichting van het onderwijs en de kerk. De Rooms Katholieken zagen de protestanten als een soort ketters en lieten hun afkeer van de Protestanten en Willem I duidelijk merken. Bovendien had Willem I nog een ander probleem: de Liberalen wilden meer invloed op de regering van het land. Willem I regeerde bij Koninklijk Besluit en dat stoorde de hen.
De Liberalen wilden vrijheid van drukpers, maar kregen hier in hun ogen te weinig van. De haat tegen de vorst groeide hierdoor. Aan de integriteit van Willem I werd steeds meer getwijfeld. Hij had aandelen in grote handelsmaatschappijen en werd daardoor erg rijk (het familiekapitaal van de Oranjes nam enorm toe, één van de redenen dat de huidige familie van Oranje zoveel geld heeft). Willem I kon echter niet tegen kritiek en de strafte de Liberalen waar mogelijk. Overigens had Willem I ook een vaderlijke kant. Mensen uit het volk konden bij hem op audiëntie gaan en hun problemen voorleggen. Dit moest overigens wel erg kort en bondig worden gebracht, maar velen in de Noordelijke Nederlanden zagen hierin zijn oprechte zorg voor de gewone man.
Het Monsterverbond tussen Liberalen en Katholieken
In de Zuidelijke Nederlanden ontstond ondertussen een ‘Monsterverbond’, een samenwerking van Liberalen en Rooms-Katholieken om de macht van Willem I te breken. Dit verbond was ‘monsterlijk’ omdat de Liberalen vrijzinnig waren en de Katholieken conservatief. Het was een verbond uit pragmatische overweging. De kritiek in het Zuiden zwelde aan.
In 1830 ging het economisch slecht. Er was honger. In juli van dit jaar brak in Frankrijk een revolutie uit. De Franse koning werd afgezet en een andere koning nam zijn plaats in; een burgerkoning. Dit was meteen ook een voorbeeld voor de Belgen. In augustus begonnen in de grote steden van de Zuidelijke Nederlanden demonstraties tegen Willem I. De vorst reageerde door te dreigen met gevangenisstraffen en stuurde hiernaast soldaten naar de haarden van onrust. Het lukt Willem echter niet om de zaak onder controle te krijgen; het liep uit de hand.
La Muette de Portici
In België werd nu openlijk om revolutie geroepen. De aanleiding was een opera die in Brussel werd opgevoerd: La Muette de Portici. Het stuk handelde over een tiran en bij het zien van deze kwaadaardige persoon en de uitbeelding van het onrecht dat hij veroorzaakte begon het Belgische publiek luid te klappen. De tiran verbeelde in de ogen van het Belgische publiek Willem I. Nadat de opera was afgelopen trok een bonte stoet richting het huis van de Nederlandse minister van Justitie en staken deze in brand. Hierna trok de stoet verder en haalden bij het stadhuis de Nederlandse vlag naar beneden. In plaats daarvan werd de Brabantse vlag gehesen. De opstandelingen namen heel Brussel in handen en organiseerde een burgerwacht. Willem I had de controle over Brussel verloren.
Willem I was woedend toen hij hoorde over de Belgische opstand en stuurde een leger naar het zuiden onder leiding van zijn zoon Willem II. Buiten Brussel werd deze legermacht opgewacht met de mededeling: ‘als jullie binnentrekken komt er een totale oorlog’. Willem II liet vervolgens zijn leger buiten de stad en ging zelf naar binnen. De Belgen wilden autonomie door middel van een zogenaamde Administratieve Scheiding (regeringsscheiding), Willem I mocht als symboolfunctie koning blijven. Willem II gaf de eisen van de Belgen door aan zijn vader. Woedend weigerde Willem I echter hierop in te gaan.
Ondertussen begon het in meer steden in de Zuidelijke Nederlanden te rommelen. Meer steden volgden het voorbeeld van Brussel. Ook daar werd de macht door burgers overgenomen. De Oranjes gingen nu alsnog akkoord met de Administratieve Scheiding. De opstandelingen vonden het daar echter te laat voor en riepen de onafhankelijkheid uit. De Zuidelijke Nederlanden braken 1830 met Willem I en het Verenigd Koninkrijk. Dit gebeuren staat bekend als De Afscheiding.
Willem I probeerde nu opnieuw controle te krijgen door diplomatie. Engeland, Oostenrijk, Frankrijk en Pruisen werden gepolst of zij wilden helpen de opstand de kop in te drukken. Deze drie landen weigerden echter hieraan mee te doen. Frankrijk was altijd al tegen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden geweest. Engeland en Pruisen wilden voorkomen dat Frankrijk troepen zou sturen om de Belgen te helpen en waren voor een onafhankelijk België. Niemand kwam Willem I tegemoet.
Jan van Speijk en de Tiendaagse Veldtocht
Hierop besloot Willem I zelf soldaten naar het zuiden te sturen. In 1831 kwam het in Antwerpen zelfs zover dat Jan van Speijk (1802-1831) zijn marinefregat opblies om te voorkomen dat de Belgen het in bezit namen. Tot dan toe was het een rustige revolutie geweest, maar de stemming werd grimmiger. Van Speijk zou de woorden hebben gesproken: ‘dan liever de lucht in.’ Dit maakte hem tot een nationale held in de Noordelijke Nederlanden.
De opstand van de Belgen werd nu een militair conflict. In de Noordelijke Nederlanden ontstond nu een sterke anti-Belgen stemming. Overal in het land melde jonge mannen zich aan om te gaan vechten tegen de Belgen. In augustus 1831 werd een groot leger naar de Zuidelijke Nederlanden gestuurd. In tien dagen (de Tiendaagse Veldtocht) werden de opstandelingen verslagen. Het was een enorm succes voor Willem I. Willem II had dapper gevochten en had laten zien wat hij waard was als troonopvolger. Er was echter voor Willem I een jammerlijke wending: de Fransen kwamen de Belgen te hulp en daarop moest het Nederlandse leger zich gewonnen geven. Willem I had geen keus meer en moest voorlopig België prijsgeven. België koos hierop direct een koning: Leopold van Saksen Koberg. De inwoners van de Noordelijke Nederlanden vonden dit over het algemeen wel goed; immers het Noorden had alle helden uit het verleden en de gedachte aan de Gouden Eeuw. ‘Weg met de Belgen’, was de gedachte onder het volk. Willem I wilde zijn verlies echter niet accepteren. In 1839 erkende hij België pas. Tot die tijd, van 1831 tot 1839, hield hij een leger aan de grens met België.