HET MOREEL VAN DE NEDERLANDSE TROEPEN TIJDENS IFOR EN SFOR.
Over het moreel van de Nederlandse soldaten in Bosnië tijdens de vredesmissies IFOR en SFOR. Over leiderschap en kameraadschap. Over spanning en ontspanning. Over bezoeken van generaals en Kroonprins Willem-Alexander. Over militaire aangelegenheden in de zeer recente geschiedenis.
Tijdens elke oorlog is het moreel van de troepen van zeer groot belang. Moreel wordt wel omschreven als de hoeveelheid vertrouwen en optimisme dat de soldaten hebben in hun missie. Ook wordt met ‘moreel’ wel de collectieve gemoedstoestand van een desbetreffende eenheid aangeduid in relatie tot de uitoefening van de gezamenlijke taak. De soldaten, onderofficieren en officieren moeten geloven in hun zaak. Dit draagt in belangrijke mate bij aan de overwinning in de strijd. Voorbeelden hiervan zijn het behoud van de stad Bastogne tijdens het Ardennenoffensief door de Amerikanen en de belegering van Monte Cassino; de plaats waar de Duitsers in 1944 lang stand hielden.
In dit korte artikel wordt een beeld geschetst van het moreel van de Nederlandse militairen tijdens hun aanwezigheid op de Balkan van 1996 tot 2004. Het gaat hier om de missies IFOR (Implementation Force) en SFOR (Stabilisation Force) die als doel hadden de vrede te bewaken en te behouden na de bloedige oorlog in het voormalig Joegoslavië aan het begin van de jaren ’90 van de vorige eeuw. In dit artikel wordt zowel naar het moreel van de manschappen en onderofficieren gekeken (het tactische niveau van strategie) als naar het moreel van de leidinggevende officieren, het operationele niveau van strategie.
De manschappen te velde: kogels, verveling, alcohol, moed en kameraadschap.
Op 19 augustus 1996, tijdens de tweede rotatie van IFOR, werden Nederlandse troepen in Bosnië onder vuur genomen. Een aantal vijandige soldaten schoot verschillende malen op de manschappen. De Nederlanders beantwoordden dit met veel vuur. Van de vijandige schutters is daarna niets meer vernomen. Dit verhaal ging door de gelederen van de IFOR troepen en was zeer goed voor het moreel; een vijand was afgeschrikt en de Nederlanders lieten niet met zich spotten.
Verder waren mythen en verhalen in een legeronderdeel erg belangrijk om het moreel hoog te houden. Zo bracht de basiscommandant van de legerplaats Oirschot een bezoek aan zijn mannen tijdens IFOR 2. Hij bracht een dag lang door bij het C-Team van de rotatie. Op deze dag reikte hij het zogenaamde invasiekoord aan een chauffeur van het team uit. Op het einde van de dag werd hem namens de manschappen een fles sterke drank aangeboden, die niet veel later leeg in Sisava werd teruggevonden. Dit verhaal deed uiteraard de ronde en was bevorderlijk voor de manier waarop de manschappen tegen de hogeren in rang aankeken.
Naarmate de rotaties elkaar opvolgden, de jaren verstreken en het rustiger werd in Bosnië en Herzegovina, ging het spannende van de missie er voor velen een beetje af. Soldaat Schelling hierover tijdens SFOR 14 in 2003: Spannend zal het niet echt meer worden, daar is men het wel over eens. Ervaringen van ‘veteranen’ gaan de ronde, weet je nog die ene keer..?
Dit is tekenend voor de laatste rotaties. De herinneringsboeken van SFOR veertien en vijftien geven een beeld van soldaten die plichtmatig hun beroep uitoefenden, zonder dat er veel spanningen onder de mannen was. Dit omdat er in de laatste jaren van de Nederlandse aanwezigheid in Bosnië weinig gebeurde; het was allemaal niet zo nieuw en enerverend meer als vroegere rotaties. Er waren uiteraard wel problemen onder de manschappen, zoals alcoholmisbruik en het aangaan en onderhouden van verboden relaties. Sommige militairen, ook al zijn het er niet veel geweest, zijn op grond hiervan gerepatrieerd. Toch verbeterde het moreel tijdens SFOR ten opzichte van de IFOR-rotaties, dit omdat (te) spannende situaties steeds minder vaak voorkwamen.
Het operationeel niveau: generaals op bezoek en het gelijk van de rechtvaardige missie.
Voor de commandanten van de verschillende rotaties en bases in Bosnië en Herzegovina was het uiteraard van groot belang het moreel van de troepen hoog te houden. Zij konden dit op een aantal manieren doen. Bijvoorbeeld door toespraken te houden voor de manschappen, de mannen tijdig verlof te geven en te zorgen voor goede mogelijkheden tot ontspanning.
Een belangrijk onderdeel van waardering voor het werk van de soldaten waren bezoeken die hoge officieren, politici of andere hoogwaardigheidsbekleders brachten aan de verschillende onderdelen. Zo zijn er bijvoorbeeld tijdens IFOR 2 de volgende gasten gearriveerd bij de Nederlandse troepen in Bosnië: de commandant van de Multi National Division South West, de Directeur Materieel Koninklijke Landmacht, de Chef Defensiestaf (twee keer), de Plaatsvervanger van de Chef Defensiestaf, de Bevelhebber der Landstrijdkrachten, de commandant van de Dertiende Gemechaniseerde Brigade uit Oirschot, Kroonprins Willem-Alexander, Minister Voorhoeve, Ed van Thijn, de Plaatsvervanger van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten en nog een aantal andere mensen. Het contact dat deze mensen met de officieren en manschappen hadden en de moeite die zij namen om hen te komen bezoeken gaf de militairen het idee dat ze met belangrijk werk bezig waren.
In een voorwoord van het herinneringsboek van SFOR 6 schreef de commandant van deze rotatie, Luitenant-kolonel M.J.H.M. Van Uhm, over de schaduwkanten van ‘zijn’ SFOR rotatie:
Nederlandse officieren hebben echter ook de schaduwkant van de uitzendingen meegemaakt.
Er waren namelijk militairen met moeilijkheden; manschappen konden om velerlei redenen in de problemen komen. Bijvoorbeeld door te lange tijd van huis te zijn, het niet kunnen vinden met zijn collega’s, het moeite hebben met de indrukken die hij op heeft gedaan in het voormalige oorlogsgebied enzovoort.
Officieren en onderofficieren hebben moeite gedaan om hun manschappen te overtuigen van de rechtvaardigheid van hun missie en het succes van hun inspanningen. Dit om het positieve gevoel over de missie te versterken en het moreel hoog te houden. Immers, als je weet dat je met een belangrijke missie bezig bent, dan is je gemoed je genadiger.
Ter afsluiting
Over het algemeen kan gesteld worden dat het moreel van de Nederlandse troepen op de Balkan tijdens IFOR en SFOR goed is geweest. Uiteraard waren er uitzonderingen. Alcoholmisbruik, verveling, onderlinge rivaliteit, spanningen over de gruwelen begaan door vijandige facties en heimwee speelden op de Balkan een rol. Uiteindelijk is echter vanaf de ‘spannende’ IFOR uitzendingen in 1996 tot de rustiger verlopen missies in de laatste rotaties van SFOR in 2004 het moreel gestaag gestegen. Dit is een verdienste van de mannen en vrouwen op de Balkan en een bewijs van de professionaliteit van de Nederlandse krijgsmacht.