HOE LOMPER, HOE LIEVER
Geplaatst op
15 januari 2011
door
Lieke Wijnia
Een Belg die het Nederlandse volk vermanend toespreekt in een opmerkelijk relativerend en vermakelijk betoog.
“Nederlanders doen allemaal op precies dezelfde manier gewoon en vinden allemaal dat zijzelf hoogstpersoonlijk al gek genoeg doen.” De karakterisering van het Nederlandse volk begint cliché (we zijn luidruchtig, lomp en steek je hoofd vooral niet boven het maaiveld uit), maar wordt gaandeweg treffender.
Vaderlijk wordt de lezer toegesproken door de Vlaamse schrijver Geert van Istendael. Zijn aanhef “Lieve Nederlanders” getuigt tegelijkertijd van zijn liefde voor ons land als van de ernst waarmee hij zich genoodzaakt voelt ons toe te spreken. In de eerste pagina’s zoekt hij nog een rechtvaardiging voor zijn strenge doch rechtvaardige toespraak, om deze vervolgens genadeloos af te steken. Met hier en daar een prachtig poëtische zin zoals, “Mensen zijn getimmerd uit vreemd wrakhout.”
Waar, volgens van Istendael, België zichzelf als volslagen gekkenhuis beschouwt, vindt Nederland zichzelf altijd zo heerlijk gewoon. Dat ons land dit allesbehalve is, poogt hij te tonen in een korte historische schets. Van relatieve religieuze vrijheid in de zeventiende eeuw tot de opkomst van Pim Fortuyn; Van Istendael vertelt ’s lands geschiedenis alsof de ene gebeurtenis een logisch gevolg is van de voorgaande. Waarin een groot obstakel opdoemt: de consensuscultuur.
Dit ziet Van Istendael als groot verschil met België. In Nederland praat iedereen net zo lang met elkaar totdat er een akkoord is. Maar daarbij worden conflicten genegeerd, want anders worden we het nooit eens. In België stemt iedereen overeen op maar een punt; dat er een compromis gesloten moet worden. Het kenmerk van een compromis is dat iedereen achteraf ontevreden is. Kenmerk voor een consensus is dat iedereen de hele tijd doet alsof hij tevreden is. Dit ziet Van Istendael als een kernwaarde in de omgang met de pijnlijkste problematiek, waar Pim Fortuyn voor het eerst publiekelijk uitspraken over durfde te doen.
Door Van Istendaels schrijfstijl worden zijn observaties niet te pijnlijk om te lezen. Zoals hij de opkomst van Geert Wilders beschrijft; “Dat een nieuwe spelbreker zou opstaan, stond in de sterren geschreven. Hij kwam uit het zuiden en zag eruit als een karikatuur van een lascieve Franse edelman uit het ancien regime of, mocht u zich daar niets bij kunnen voorstellen, als een fles bleekwater.” Het klinkt luchtig, maar deze luchtigheid maakt de realiteit die Van Istendael beschrijft handelbaar. Hierdoor wordt hij nooit, zoals hij de Nederlander kenschetst, “hoe lomper, hoe liever, hoe luider, hoe lekkerder, hoe groffer, hoe toffer.”
De schrijver durft het zelfs aan om Neerlands trots op de onvertaalbaarheid van het woord “gezellig” achteloos te weerleggen door niet 1 maar wel 6 vertalingen in het Frans, Duits en Engels te geven. Dit doet hij met een tomeloze zelfspot, waardoor hij zichzelf een vrijbrief geeft om de Nederlanders toe te spreken. Hij meent helemaal niet dat België beter, mooier of efficiënter is. Niets van dat. Alleen dat Nederland eens een stevig portie relativeringsvermogen van een buitenstaander verdient. Nee, nodig heeft. Hij biedt uiteindelijk geen definitief soelaas, maar doet pogingen om ons op weg te helpen.
Maar hebben we nu echt een buitenstaander nodig die ons doet inzien waar we nou eigenlijk helemaal mee bezig zijn? De tijd zal het leren. In ieder geval geeft dit boekje een onderhoudend intermezzo, totdat we het zelf weer kunnen overzien. Totdat we weer gewoon gewoon zijn.
Tot het Nederlandse Volk
Geert van Istendael
Uitgeverij Atlas
Paperback
112 pagina’s
15 Euro
ISBN 978-90-450-1738-9
Vaderlijk wordt de lezer toegesproken door de Vlaamse schrijver Geert van Istendael. Zijn aanhef “Lieve Nederlanders” getuigt tegelijkertijd van zijn liefde voor ons land als van de ernst waarmee hij zich genoodzaakt voelt ons toe te spreken. In de eerste pagina’s zoekt hij nog een rechtvaardiging voor zijn strenge doch rechtvaardige toespraak, om deze vervolgens genadeloos af te steken. Met hier en daar een prachtig poëtische zin zoals, “Mensen zijn getimmerd uit vreemd wrakhout.”
Waar, volgens van Istendael, België zichzelf als volslagen gekkenhuis beschouwt, vindt Nederland zichzelf altijd zo heerlijk gewoon. Dat ons land dit allesbehalve is, poogt hij te tonen in een korte historische schets. Van relatieve religieuze vrijheid in de zeventiende eeuw tot de opkomst van Pim Fortuyn; Van Istendael vertelt ’s lands geschiedenis alsof de ene gebeurtenis een logisch gevolg is van de voorgaande. Waarin een groot obstakel opdoemt: de consensuscultuur.
Dit ziet Van Istendael als groot verschil met België. In Nederland praat iedereen net zo lang met elkaar totdat er een akkoord is. Maar daarbij worden conflicten genegeerd, want anders worden we het nooit eens. In België stemt iedereen overeen op maar een punt; dat er een compromis gesloten moet worden. Het kenmerk van een compromis is dat iedereen achteraf ontevreden is. Kenmerk voor een consensus is dat iedereen de hele tijd doet alsof hij tevreden is. Dit ziet Van Istendael als een kernwaarde in de omgang met de pijnlijkste problematiek, waar Pim Fortuyn voor het eerst publiekelijk uitspraken over durfde te doen.
Door Van Istendaels schrijfstijl worden zijn observaties niet te pijnlijk om te lezen. Zoals hij de opkomst van Geert Wilders beschrijft; “Dat een nieuwe spelbreker zou opstaan, stond in de sterren geschreven. Hij kwam uit het zuiden en zag eruit als een karikatuur van een lascieve Franse edelman uit het ancien regime of, mocht u zich daar niets bij kunnen voorstellen, als een fles bleekwater.” Het klinkt luchtig, maar deze luchtigheid maakt de realiteit die Van Istendael beschrijft handelbaar. Hierdoor wordt hij nooit, zoals hij de Nederlander kenschetst, “hoe lomper, hoe liever, hoe luider, hoe lekkerder, hoe groffer, hoe toffer.”
De schrijver durft het zelfs aan om Neerlands trots op de onvertaalbaarheid van het woord “gezellig” achteloos te weerleggen door niet 1 maar wel 6 vertalingen in het Frans, Duits en Engels te geven. Dit doet hij met een tomeloze zelfspot, waardoor hij zichzelf een vrijbrief geeft om de Nederlanders toe te spreken. Hij meent helemaal niet dat België beter, mooier of efficiënter is. Niets van dat. Alleen dat Nederland eens een stevig portie relativeringsvermogen van een buitenstaander verdient. Nee, nodig heeft. Hij biedt uiteindelijk geen definitief soelaas, maar doet pogingen om ons op weg te helpen.
Maar hebben we nu echt een buitenstaander nodig die ons doet inzien waar we nou eigenlijk helemaal mee bezig zijn? De tijd zal het leren. In ieder geval geeft dit boekje een onderhoudend intermezzo, totdat we het zelf weer kunnen overzien. Totdat we weer gewoon gewoon zijn.
Tot het Nederlandse Volk
Geert van Istendael
Uitgeverij Atlas
Paperback
112 pagina’s
15 Euro
ISBN 978-90-450-1738-9