DE VOC: DE EERSTE REIS VAN ABEL TASMAN (1642-1643)
Over de ontdekking van Tasmanië en delen van het Zuidereiland en het Noordereiland in Nieuw-Zeeland. Over moordlustige Maori's en vriendelijker stammen. Over levendige ruilhandel en de zoektocht naar vers water. Over gevaarlijke winden, hoge zeeën en verraderlijke riffen. Over een tien maanden durende reis die voor Nederland van grote betekenis was.
In 1642 kreeg Abel Tasman (1603-1659) de opdracht van gouverneur-generaal Antonio van Diemen (1593-1645) het Onbekende Zuidland (Terra Australis Incognita) te verkennen. Met dit land werd een groot continent bedoeld waarvan werd gedacht dat het het zuidelijk deel van de aarde bedekte.
Er waren door de VOC wel reizen naar het Zuidland ondernomen, maar het had nog niets concreets opgeleverd. Sterker nog: de vijandige inwoners van deze gebieden hadden al heel wat slachtoffers onder bemanningsleden gemaakt en een kostbaar schip was vernietigd. Er werd echter wel doorgegaan met ontdekkingsreizen naar het zuiden omdat door verschillende mensen werd gedacht dat er rijke gronden konden worden gevonden.
Franchoijs Jacobsz. Visscher
In 1641 kreeg Franchoijs Jacobsz. Visscher de opdracht van Van Diemen een expeditie naar het Zuidland voor te bereiden. Visscher stelde hierop een aantal mogelijkheden voor. Er werd voor één van deze scenario’s gekozen, welke inhield dat de schepen vanuit Batavia eerst naar Mauritius in de Indische Oceaan zouden zeilen, vervolgens zouden afzakken naar een gebied tussen de 51e en 54e zuidelijke breedtegraad. Vervolgens was het de bedoeling dat de schepen naar het oosten zouden varen.
De schepen onder leiding van Tasman moesten naar het oosten doorvaren op de zuidelijke breedtegraad tot de lengte van het oostelijk deel van Nieuw-Guinea. Omstreeks die hoogte moesten de schepen vervolgens koers zetten naar het noorden. Een andere optie die geprobeerd mocht worden was in plaats van ter hoogte van Nieuw Guinea neer het noorden om te buigen, door te varen naar het oosten en te kijken of er een doorvaart vanuit de Indische Oceaan naar Chili kon worden gevonden. Het laatste deel van de opdracht had ten doel om uit te vinden of Nieuw-Guinea onderdeel vormde van het Onbekende Zuidland.
De Zeehaen en de Heemskerk
Op 14 augustus 1642 vertrokken de fluit Zeehaen en het jacht Heemskerk met hun tocht. Tasman had de leiding over beide schepen en voer op de Heemskerk. Visscher voer eveneens op dit schip, waar hij opperstuurman was. Op het anders schip voer Isaac Gilsemans mee. Hij ging mee als tekenaar om nieuwe gebieden en kustlijnen op te tekenen en in kaart te brengen. De schepen hadden proviand ingeslagen voor een jaar. Verder waren er nog een groot aantal andere zaken aan boord, zoals ruilmateriaal en koopmansgoederen om te verhandelen als er ergens op land inwoners zouden worden gevonden met wie zaken gedaan zou kunnen worden.
Nadat vanuit Mauritius naar het zuiden werd gezeild bleek dat het weer rond de 50e breedtegraad zo slecht was dat niet rond de 54e graad werd doorgezeild, maar al rond de 43e breedtegraad een oostelijke koers werd gezeild. Met resultaat! Op 24 november 1642 werd land ontdekt. Tasman zeilde nu voor de zuidwestelijke kust van het huidige Tasmanië. Tasman noemde het land naar zijn opdrachtgever en doopte het Anthoonij van Diemenslandt.
Nova Zeelandia
Aan de oostkust van Tasmanië ging het schip voor anker en liet een paal neerzetten met daarin het merkteken van de VOC. Ook werd er een ‘princevlag’ aan bevestigd. Hierdoor konden latere bezoekers te weten komen dat het land door de VOC werd geclaimd. Er werd verder gevaren en op 13 december kwam opnieuw land in zicht. Tasman noemde het Statenland. Deze naam werd overigens een jaar later veranderd in Nova Zeelandia (Nieuw Zeeland). Vanuit Tasmanië was Tasman recht op de westkust van het Zuidereiland van Nieuw Zeeland gevaren. Hij verwachtte niet dat er in het zuiden nog meer land zou liggen. Immers er stond een sterke deining en dat wees volgens Tasman en Visscher op een grote watermassa.
De Moordenaarsbaai
De Heemskerk en de Zeehaen vervolgden hun weg naar het noorden. Op 18 december gingen de schepen voor anker voor de noordwestkust van het Zuidereiland. Hier zagen bemanningsleden van de schepen voor het eerst Maori’s, de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland. Het eerste contact was gewelddadig. Een sloep die van de Zeehaen naar de Heemskerk voer werd door een boot met Maori’s geramd en vier van de zeven inzittenden werden gedood door Maori’s. Hierop besloot Tasman verder te varen. De baai waar de schepen voor anker hadden gelegen kreeg de naam ‘Moordenaarsbaai’. Overigens ging dit incident voor de Maori’s een geheel eigen leven leiden. Toen James Cook (1728-1779) 130 jaar later op het zelfde stuk land ankerde hoorde hij van de Maori’s dat hun voorouders dat er in het verleden twee grote schepen waren geland. Hun voorvaderen zouden alle bemanningsleden hebben vermoord en hun schepen tot zinken hebben gebracht.
Na de harde confrontatie in de Moordenaarsbaai werd door Tasman en zijn mannen koers gezet naar het noorden en werd de kust van het Noordereiland van Nieuw Zeeland verkend. Op 4 januari 1643 bereikten de schepen van Tasman en Visscher het meest noordelijke punt van het eiland. Dit punt werd vernoemd naar de vrouw van de gouverneur-generaal: Kaap Maria van Diemen. In de buurt van deze kaap bleek het niet mogelijk om water in te slaan. Dit werd echter wel noodzakelijk omdat de voorraadden begonnen op te raken. Er was behoefte aan nieuw, vers water en vers voedsel. Tasman en zijn mannen zeilden verder en na een aantal weken zeilen gingen de schepen op 21 januari voor anker bij een eiland dat ze Amsterdam noemden.
Een kip voor een spijker
Het eiland waar ze aangekomen waren was bewoond. De bemanning van de Heemskerk en de Zeehaen waren nu op hun hoede. Na de vijandigheden van de Maori’s in de Moordenaarsbaai wilden de ontdekkingsreizigers een herhaling van gewelddadigheden zien te vermijden. De mannen die het eiland Amsterdam bewoonden waren echter een stuk vriendelijker dan de inwoners van het Zuidereiland. Een aantal inwoners van het eiland kwam op de schepen van de Nederlanders af en een voorzichtige uitwisseling van geschenken vond plaats. Nadat de bemanning en de eilandbewoners elkaar wat meer vertrouwden ontstond een levendige ruilhandel. Zo werden bijvoorbeeld kokosnoten en bananen geruild voor spijkers; iets wat de inwoners van het eiland nog nooit hadden gezien!
Niet veel later kwam de koning van de eilandbewoners zich voorstellen. Hij werd met egards ontvangen door de Nederlanders en ontving in de kajuit van de Heemskerk een mes, een stuk katoen en een spiegel. De koning verliet hierna het schip en stuurde in de avond een aantal geschenken terug naar de Nederlandse schepen. Zo werd een varken, een aantal kokosnoten en wortelen aangeboden. Ook de dag erna werd er stevig geruild en gehandeld. Katoen werd voor varkens geruild, een kip was een spijker waard en fruit werd geruild tegen oude spijkers. De koning van de eilandbewoners kreeg een hemd en een broek van de Nederlanders en de oude man was hiermee zeer verguld. Nadat Tasman had besloten dat er voldoende vers voedsel aan boord was werd er verder gezeild, op zoek naar water. Bij een ander eiland, dat de naam Rotterdam kreeg, werd alsnog water ingenomen.
Gevaarlijke riffen en thuiskomst
De reis was niet geheel zonder gevaar. Nadat op 1 febrauri 1643 het eiland Rotterdam werd verlaten kwamen de Heemskerk en de Zeehaen in zwaar weer. Harde winden kwamen opzetten en dat terwijl de schepen zich in de buurt van gevaarlijke riffen bevonden. Door stuurmanskunst en de ontdekking van Tasman van een doorgang konden de schepen ontsnappen aan dreigende ondergang.
De reis werd voortgezet en er werd verder gezeild richting het noorden. Op 22 februari kregen de Nederlanders de eerste eilanden voor de kust van Nieuw-Guinea in zicht en op 15 juni kwamen de schepen uiteindelijk weer terug in Batavia. De reis had in totaal tien maanden geduurd en had hen om heel Australië heen gevoerd. Nieuwe gebieden waren ontdekt, zoals Tasmanië en delen van het Zuidereiland en het Noordeiland. Ook waren de Nederlanders zowel vijandige stammen als vriendelijke bevolkingsgroepen tegen gekomen. Een groot deel van de opdrachten die gouverneur-generaal Van Diemen had gegeven waren met succes opgevolgd. In totaal waren onderweg tien bemanningsleden overleden en waren er vier vermoord door Maori’s. Van Diemen wilde na dit succes nog meer te weten komen over de zuidelijke gebieden en in januari 1644 gingen daarom Tasman en Visscher opnieuw op pad. Op zoek naar nieuwe gebieden en nieuwe vaarroutes.