IJZEREN GORDIJN. DE INLIJVING VAN OOST-EUROPA, 1944-1956

Geplaatst op 14 april 2013 door Tessa van den Dolder
IJzeren Gordijn. De inlijving van Oost-Europa, 1944-1956
Stalin gebruikte de concentratiekampen van de nazi's om zijn tegenstanders in Oost-Europa weg te werken. Het Westen stond erbij en keek ernaar. 
Churchill, Roosevelt en Stalin in februari 1945 op de conferentie van Jalta

Van Pulitzer prijswinnares (‘Goelag’, 2004) en voormalig correspondente voor ‘The Economist’ in Polen, Anne Applebaum, verscheen in januari van dit jaar ‘IJzeren Gordijn. De inlijving van Oost-Europa, 1944-1956’, een nieuw boek over de ontwikkeling van het communisme in een drietal Oostbloklanden tot aan de Hongaarse Opstand in 1956. Al ruim twintig jaar is Applebaum gespecialiseerd in de geschiedenis van het communisme in Oost-Europa. Haar eerdere werk ‘Goelag’ was een onderzoek naar het netwerk van concentratiekampen in de voormalige Sovjet-Unie. In ‘IJzeren Gordijn’ staat de ontwikkeling van de communistische regimes in Oost-Duitsland, Hongarije en Polen centraal. Het zijn drie landen met een heel verschillende positie in de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van persoonlijke verhalen en stukken uit onlangs geopende archieven vertelt Applebaum hoe de onderwerping van drie landen in Oost-Europa in zijn werk ging en wat het stalisme in de praktijk betekende.
 
Na capitulatie van de Nazi’s, of wel ‘Uur Nul’, hoopten de Oost-Europeanen dat ze hun leven weer konden oppakken en van de vrijheid konden gaan genieten. Helaas was het tegenovergestelde de realiteit; ze werden nu ingelijfd door het communisme. Het regime van Stalin was minstens zo erg  als de overheersing van de Duitsers.
 
Applebaum meent dat de ontwikkeling van het communisme in deze landen al gaande was voordat het Rode Leger Berlijn binnen kwam. Waar Churchill en Roosevelt weinig aandacht gaven aan Oost-Europa, stond dit bovenaan de prioriteitenlijst van Stalin. De eersten wilden vooral snel naar huis en het verhaal van bevrijding en succes uitleggen. Stalin echter begreep de verschillende volken en culturen en wist hoe hij deze landen moest bespelen om er het communisme te ontwikkelen. 
 
Het boek is opgesplitst in twee delen. In het eerste deel wijdt Applebaum uit over de consolidatie van de macht van Stalin in de drie verschillende landen. Duitsers, die al decennia in de landen woonden, werden verdreven en nationalisten werden de vijanden van de staat. Al snel bleek dat de Russen de concentratiekampen niet ontmantelden, maar ze veelal in gebruik lieten of opnieuw in gebruik namen. In alle landen kwamen communistische leiders (Ulbricht in Oost-Duitsland, Bierut in Polen, Rákosi in Hongarije). Het communisme werd op allerlei manier verweven met de samenleving. Liberale partijen werden vervolgd. Zo vertelt Applebaum van een vijftienjarig meisje dat naar Sachsenhausen werd gestuurd, omdat ze een politieke partij zou hebben opgericht. Maar het ging alleen maar om een onschuldig idee van een vijftienjarige.
 
Deel twee van het boek gaat over de periode waarin het Stalinisme de samenleving geheel beheerste. Dit was volgens Applebaum rond het einde van de jaren veertig. Iedereen was verdacht, steeds meer mensen belandden in de gevangenis en de kerk werd onderdrukt. De Homo Sovieticus was de perfecte mens; iedereen zou dit voorbeeld moeten volgen. Ook de kunst, het socialistisch realisme, werd door de staat ingezet als propaganda. Steden moesten naar socialistische maatstaven worden ingericht. Men werd partijlid en conformeerde zich aan het Stalinisme om het gewone leven zoveel mogelijk voor te kunnen zetten en omdat er simpelweg geen alternatief was. Na 1950 ontstond er de eerste weerstand tegen het regime, dat die weerstand op haar beurt met geweld onderdrukte. In 1955 vond er een internationaal jeugdfestival plaats in Warschau. Applebaum beschrijft hoe spontaan iets van protest ontstond; mensen uit allerlei landen waren in de stad aanwezig en dansten over straat. Blijkbaar was het toch niet gelukt de weerstand  helemaal de kop in te drukken. 
 
Polen, Hongaren en Duitsers dachten na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe frisse en vrije start te maken. Helaas was niets minder waar. Het communisme van de Sovjet Unie zette geweld anders in dan de nazi’s in de jaren ervoor; het was minder massaal, maar doelgericht. Er werd dan wel niet systematisch gemoord, wel verdwenen veel mensen in deze periode van de aardbodem. Daarnaast werden massamedia, sportclubs, verenigingen en de kerken gecontroleerd door de staat. 
 
Het boek is voornamelijk interessant vanwege de vele persoonlijke verhalen van ooggetuigen en materiaal uit archieven. Applebaum stelt dat er vast mensen waren die geloofden in het systeem, maar veel meer mensen legden zich erbij neer, omdat er geen andere keuze was. 
 
Veel elementen uit de geschiedenis die Applebaum beschrijft zijn onbekend. Bijvoorbeeld het feit dat de Sovjetunie concentratiekampen van de nazi’s hergebruikte. Applebaum onderbouwt dat de Russen meteen bezig waren de “bevrijde” landen in Oost-Europa in te palmen. Was het Westen inderdaad niet geïnteresseerd in Oost-Europa? Zou het dan de schuld van het Westen zijn dat Oost-Europa in handen viel van de communisten? Een intrigerende vraag.
 
IJzeren Gordijn. De inlijving van Oost-Europa, 1944-1956 is een zeer uitgebreid, gedetailleerd en interessant gepresenteerd onderzoek naar de eerste jaren en ontwikkeling van het communisme in Polen, Hongarije en Oost-Duitsland met een aantal nieuwe inzichten in de grote veranderingen in deze betrekkelijk korte periode. 
 
Anne Applebaum
IJzeren Gordijn. De inlijving van Oost-Europa, 1944-1956
Vertaald door: Han Visserman, Pieter de Smit, Bep Fontijn
Ambo Anthos
549 pagina’s
€34,95
isbn 9789026326301
 
 
Bericht geplaatst in: artikel, boekrecensie